Referentiesituatie en autonome ontwikkeling Voorbeeldclausules

Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. De Bank Zonder Naam (BZN) is gesitueerd ca. 38 km uit de Belgische kustlijn en op de grens met de Nederlandse territoriale wateren. De BZN is gelegen tussen de Thorntonbank en de Bligh Bank. Het projectgebied, dat zich ook ten dele uitstrekt ten N van de bank, heeft bathymetrische waarden tussen 18 en 32 m diepte (ten opzichte van GLLWS). De getijdebanken –waaronder de BZN - zijn de grootste offshore reliëfkenmerken. De Vlaamse banken blijken vrij stabiel te zijn. De Bank Zonder Naam ligt ongeveer evenwijdig met de Thorntonbank. Zandgolven zijn beduidend kleiner dan zandbanken – enkele meters hoog - maar meer dynamisch en evenals de getijdebanken prominent aanwezig op het BDNZ. Recente bathymetrische opnamen door Eldepasco tonen een duinhoogte van gemiddeld 4 m hoogte aan. Over de dynamiek van het zand zijn er nog veel kennislacunes, zo ook rond de BZN. Het sedimenttransport resulteert wellicht in een beperkte depositie over bijna de gehele bank. Het sedimenttransport is vermoedelijk rond de zandbank in tegenuurwijzerszin gericht (net zoals bij de Thorntonbank, bij de Bligh Bank verloopt het transport in wijzerzin). In de geul ten zuiden van de bank is het transport in de richting van de vloedstroom en naar het noordoosten gericht. De Bank Zonder Naam bevindt zich bovenop de tertiaire geologische laag “Formatie van Maldegem”. De Formatie van Maldegem bestaat uit mariene sedimenten, afgezet tussen 20 en 50 m diepte, die vooral stijve klei en kleihoudende zandlagen omvat. Het bovenste deel van de zandbanken is de quartaire zandige deklaag die kan oplopen tot 20 m dikte. Het overgrote deel van de Bank Zonder Naam op het Belgische Deel van de Noordzee (BDNZ) bestaat uit middelmatig tot grof zand met een gemiddelde diameter groter dan 250 µ. Ten noorden van de bank komt een beperkte zone voor met een fijner materiaal: 125-250 µ. Er zou hooguit 1 % silt/klei fractie aanwezig zijn (<63 µm). Middelmatig tot grof zand wordt vooral aangetroffen ten noorden van de bank, naar de Bligh bank toe. In de geul tussen de Bank Zonder Naam en de Bligh Bank loopt een brede strook grind (fractie > 2 mm). Op de Bank Zonder Naam werden geen stalen en analysen uitgevoerd, maar gezien de nabije ligging, de gelijkaardige granulometrische samenstelling als de Thorntonbank en de situering in het zelfde getijdestromingspatroon kan verwacht worden dat de chemische milieukwaliteit van beide banken vergelijkbaar is. Op basis van de data beschikbaar voor de Thorntonbank kan besloten worden...
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. De stroming van het Noordzeewater wordt enerzijds veroorzaakt door de getijdenwerking (dominerende component), anderzijds door windeffecten of eventueel densiteitverschillen. De meest extreme situaties (grote stroomsnelheden en extreme waterniveaus) ontstaan wanneer een storm samenvalt met een springtij. In het projectgebied worden waterdiepten vastgesteld tussen 16 en 24 m in het oorspronkelijke concessiegebied, in de uitgebreide concessiezone kan dit oplopen tot 32 m. Maximale stijging in waterdiepte door de golfwerking bedraagt ongeveer 2,5 m. Maximale golfhoogtes bedragen ongeveer 12
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. België kent een gematigd zeeklimaat, met een koele zomer en een zachte winter. Op zee worden gelijkaardige kenmerken waargenomen, maar er heerst een meer constant windklimaat en een hogere windsnelheid. De meest voorkomende windrichting voor de Belgische kust is (W)ZW. De windsnelheid neemt toe met de hoogte boven de waterspiegel. Op een hoogte van 100 meter boven de zeespiegel ligt de windsnelheid gemiddeld tussen 8,5 en 10 m/s. Met betrekking tot het globale klimaat zijn in het kader van dit project vooral het broeikaseffect en de opwarming van de aarde van belang. De stijging van de atmosferische concentraties aan CO2, CH4 en N2O is veruit de belangrijkste oorzaak van de opwarming van het klimaat. Om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen moet er omgeschakeld worden naar milieuvriendelijke energie, zoals zonne-energie, biomassa-energie, windenergie, …. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn de relevante parameters CO, NOx SO2 en PM10 (stof). De luchtkwaliteit voldoet ter hoogte van de Belgische kust ruimschoots aan de kwaliteitsdoelstellingen voor deze parameters. CO2 is, zoals eerder werd aangehaald, vooral belangrijk met betrekking tot het broeikaseffect. Bij de autonome ontwikkeling kan gesteld worden dat: • de emissies, die een gevolg zijn van het materiaalgebruik, de constructie en ontmanteling van het windturbinepark niet zullen plaatsvinden en er bijgevolg ook geen tijdelijke beïnvloeding zal zijn van de lokale luchtkwaliteit als gevolg hiervan; • de vermeden emissies als gevolg van de elektriciteitsproductie door het windturbinepark wel zullen gerealiseerd worden; • de atmosferische CO2-concentraties verder zullen toenemen; • door het Intergovernmental Panel on Climate Change tijdens de volgende 2 decennia een opwarming van 0,2 °C per decennium verwacht wordt, een waarde die overeenstemt met de opwarming die op dit ogenblik wordt waargenomen. De verwachtingen omtrent de gemiddelde wereldwijde opwarming tegen 2100 zijn sterk afhankelijk van de emissiescenario’s die men bekijkt. Vergeleken met de periode 1980-1999 wordt de verwachte opwarming geschat op 1,8 tot 4,0 °C. De verwachte stijging van de zeespiegel varieert van 18 tot 90 cm.
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. Ten behoeve van de referentiesituatie wordt het huidige geluidsklimaat besproken op 4 plaatsen namelijk boven water, onder water, aan de kustlijn en ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen. Onder water ligt het natuurlijk achtergrondgeluidsniveau ongeveer tussen 90 en 100 dB (re 1µPa) in het frequentiegebied 100 Hz tot enkele kHz. Natuurlijke geluiden zijn hierin de belangrijkste bijdrage. Voorbijvarende schepen kunnen echter wel voor een tijdelijke verhoging van het geluiddrukniveau (110- 120 dB (re 1 µPa)) in hetzelfde frequentiegebied zorgen. Boven water wordt het achtergrondgeluidsniveau (LA95) geraamd op 35 + 5 dB(A). Uit literatuurgegevens blijkt dat aan de kustlijn het achtergrondgeluidsniveau tussen 50 en 65 dB(A) ligt op 25 m van de waterlijn. Dit geluidsdrukniveau is afhankelijk van de windrichting en windsnelheid. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen ligt het achtergrondgeluid tussen de 30 en 40 dB(A). Op het gebied van geluid is er globaal gezien geen significante verandering te verwachten bij de autonome ontwikkeling van het gebied. Het onder watergeluid zal weinig evolueren doordat er geen noemenswaardige toename van de scheepvaart verwacht wordt in het ondiepe kustwater boven deze zandbank. Enkel de constructie en de exploitatie van de windturbineparken van C-Power (Thorntonbank) en Belwind (Bligh Bank) zullen voor een verandering zorgen.
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. Invertebraten en vissen De beschrijving van de invertebraten en de vissen in het studiegebied is in de eerste plaats gebaseerd op de recente studie naar de referentietoestand op de Thorntonbank (De Maersschalck et al., 2006), gezien de nabijheid van deze bank (6 km). Vervolgens is een beroep gedaan op andere recente studies die data van verschillende onderzoeksprojecten gecompileerd hebben om te komen tot een gebiedsdekkende beschrijving van de benthosgemeenschappen op het Belgische deel van de Noordzee. Mariene bodemdieren of benthos spelen een belangrijke rol in het voedselweb (belangrijk prooiaanbod voor demersale vissen) en het ecosysteem. Ze dragen bij tot de biodiversiteit en de productiviteit van de zee. In deze studie wordt enkel aandacht besteed aan het epibenthos (> 1 mm; op bodem) en het macrobenthos (> 1 mm; in bodem). Door zijn geringe mobiliteit is het aanwezige macrobenthos een belangrijke indicator voor de ‘gezondheid’ van mariene systemen. Voor de vissen wordt enkel gekeken naar de vissen die op of in de nabijheid van de bodem leven (demersale vissen) daar zij naar alle waarschijnlijkheid het meeste hinder zullen ondervinden van de geplande werkzaamheden. Langsheen de onshore-offshore gradiënt van het BDNZ worden 5 duidelijk afgescheiden gemeenschappen geïdentificeerd, genoemd naar de meest voorkomende soorten in deze gemeenschap. Daartussenin worden nog 6 overgangsgemeenschappen gedefinieerd. De Bank Zonder Naam wordt gekenmerkt door de Nephtys cirrosa-gemeenschap (Xxx Xxxx et al., 2004; Xxxxxxx et al., 2006). Deze macrobenthos gemeenschap is de wijdst verbreide gemeenschap in het BDNZ en komt voor in iets fijnzanderige sedimenten. De gemeenschap wordt gekenmerkt door een lage soortenrijkdom en dichtheid, typisch voor goedgesorteerde mobiele zanden. Mobiele borstelwormen (o.a. Nephtys cirrosa) en kreeftachtigen (o.a. Bathyporeia guilliamsoniana en Urothoe brevicornis) zijn typische soorten voor deze gemeenschap (Van Hoey et al., 2004). De dominante soorten zijn gelijkaardig als deze gevonden op de Thorntonbank. Weliswaar wordt gezien de rijkere gemeenschap hier iets hogere densiteits- en biomassawaarden verwacht. Volgens de biologische waarderingskaart (BWZee) wordt het projectgebied op de Bank Zonder Naam gekenmerkt door een matige tot hoge biologische en ecologische waarde (macrobenthos). De densiteiten van epibenthos op de Bank Zonder Naam zijn zeer laag in vergelijking met de rijke kustgebieden. De Bank Zonder Naam zal, naar analogie ...
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. De zee en het strand wordt door de bevolking als positief ervaren. De kust is namelijk een belangrijke toeristische trekpleister in België, zowel voor de ééndagstoeristen als voor de langere verblijvers. In tegenstelling tot het zicht op zee wordt het zicht op de kustlijn in de richting van het binnenland gekenmerkt door een opeenvolging van hoogbouw. Beweging in het landschap veroorzaakt door vaartuigen vormen een onderdeel van de landschapsbeleving voor de mensen op de dijk. Vooral ter hoogte van de zeehavens is er een druk verkeer van af- en aanvarende schepen. Vooral bij mooi en helder weer wordt beweging in het landschap door vrachtschepen, vissers, recreatievaart en surfers, waargenomen. Langsheen de kustlijn zijn een groot aantal al dan niet beschermde erfgoedwaarden gelegen. De belangrijkste zijn een aantal duin- en poldergebieden, pieren, vuurtorens, het fort van Napoleon, enz. Op zee bestaat het cultureel erfgoed voornamelijk uit scheepswrakken. Ter hoogte van de Bank Zonder Naam zijn geen wrakken gelegen. Op het kabeltracé dat aansluit op het onderstation van Zeebrugge bevinden zich voornamelijk ter hoogte van de Vlakte van de Raan wrakken.
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. In de Belgische mariene gebieden kunnen volgende gebruikers worden onderscheiden: scheepvaart, visserij, maricultuur, luchtvaart, zand- en grindwinning, baggeren en storten van baggerspecie, gaspijpleidingen en telecommunicatiekabels, militair gebruik, windenergie projecten, oceanologische waarnemingsstations, toerisme en recreatie, wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast is de zeebodem ook bezaaid met scheepswrakken en worden bepaalde gebieden beschermd omwille van hun natuurwaarden (Ramsar, Natura 2000, vogel- en habitatrichtlijngebieden, SBZ,…). Zowel de oorspronkelijke als de uitgebreide concessiezones zijn in gebruik voor visserij en militaire oefeningen. In de nabije omgeving liggen scheepvaartroutes, extractiezones, kabels en pijpleidingen en het concessiegebied van Belwind (windenergie) en C-Power (windenergie + maricultuur). Het voorgestelde kabeltraject naar Zeebrugge kruist geen enkele bestaande operationele kabel of pijpleiding, maar kruist wel de scheepvaartroute “het Scheur” en de Speciale Beschermingszone SBZ-3. Binnen de niet technische samenvatting hebben we ons beperkt tot het beschrijven van de activiteiten die effectief in het concessiegebied plaatsvinden. Gezien er geen potentiële interacties zijn met andere activiteiten in de nabije omgeving of verder op het BDNZ, zijn deze activiteiten hier niet verder opgenomen. In het hoofddocument van het MER wordt wel kort stil gestaan bij de activiteiten in de nabije omgeving. Algemeen was de conclusie dat geen negatieve invloeden (0) verwacht worden van de bouw en exploitatie van het Eldepasco windturbinepark, zowel voor het oorspronkelijke als het uitgebreide concessiegebied. Visserij De vangst op platvis (schol, tong, pladijs) met boomkor is de belangrijkste visserij op het BDNZ en concentreert zich vooral op de geulen tussen de zandbanken. Garnaalvisserij aan de ander kant zal zich dan weer eerder op de zandbanken oriënteren. Deze vindt voornamelijk plaats dichter bij de kust. Zowel op internationale als nationale schaal heeft de visserij sector te kampen met socio-economische problemen door 1) een stelselmatige afname van de bestaande biomassa in de hogere trofische niveaus van het Noord-Atlantische gebied sinds 1950 en 2) een stijgende visintensiteit tussen 1950-1975. Onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat de huidige visexploitatie niet kan aanhouden en dat het hoger trofisch niveau van vissen met het oog op de tegenwoordige trends binnen enkele decennia volledig verdwenen zal zijn i...
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling. Installaties Momenteel bevinden er zich nog geen installaties op de Bank Zonder Naam.