Tussenconclusie. De tussenconclusie luidt dat het scheidsgerecht in hetgeen partijen naar voren hebben gebracht geen aanleiding ziet om de allocatie van de omzet van de S-VOD dienst in de bundels te koppelen aan het daadwerkelijk gebruik van die dienst, noch om voor de bepaling van de systematiek en de hoogte van de EMS vergoeding aansluiting te zoeken bij de kabeldoorgiftevergoedingen die in het verleden zijn voldaan of bij de lump sum vergoeding van € 1 miljoen die RODAP voor het jaar 2015 aan de CBO's heeft betaald. Xxxxxxx ziet het scheidsgerecht aanleiding om andere kosten van de bruto omzet af te trekken dan de kosten van marketing en promotie. De BMS vergoeding als aanknopingspunt voor een proportionele billijke EMS vergoeding
Tussenconclusie. 279. Hoewel de hoge marktaandelen van KPN op de retailmarkten van vaste telefonie in afwezigheid van wholesaleregulering een zeer sterke indicatie vormen voor het beschikken van KPN over AMM,156 wordt hieronder nagegaan of op basis van een aantal criteria uit de richtsnoeren aanleiding bestaat om tot een andere conclusie te komen. Het gaat hierbij om de criteria: potentiële concurrentie, de hoogte van toetredingsdrempels en de aanwezigheid van kopersmacht. Deze criteria spelen een rol op elk van voornoemde markten, tenzij hierna uitdrukkelijk anders aangegeven.
Tussenconclusie. 349. Gelet op het voorgaande worden de markten voor telefonieaansluitingen enerzijds en verkeer anderzijds als twee afzonderlijke markten aangemerkt.
Tussenconclusie. 356. Concluderend zal de afbakening in een markt voor laagcapacitaire aansluitingen enerzijds en een markt voor hoogcapacitaire aansluitingen anderzijds in een situatie van wholesaleregulering hetzelfde zijn als in een situatie zonder regulering.
Tussenconclusie. Er is een zorgovereenkomst tussen moeder en zorgaanbieder tot stand gekomen. Zorgaanbieder kon deze zorgovereenkomst slechts opzeggen met een opzegtermijn of overbruggingsperiode van één maand. Zorgaanbieder kon er niet mee volstaan zich alleen tot de gewaarborgde hulp te wenden voor overleg over het niet hanteren van een opzegtermijn en/of over alternatieve oplossingen. In de gegeven omstandigheden en gelet op de gemaakte afspraken, had zorgaanbieder ook verzoekster daarbij moeten betrekken. Dat heeft zorgaanbieder nagelaten.
Tussenconclusie. Samenvattend overweegt de commissie dat verweerders in redelijkheid niet eenzijdig de beslissing hebben kunnen nemen om de frequentie en de inhoud van de communicatie tussen partijen te beperken. Bovendien hebben verweerders zich onvoldoende ingezet om de communicatie te herstellen en het geschil op te lossen. De commissie acht dit geschilonderdeel in zoverre gegrond. Met betrekking tot de weigering van verweerders om de communicatie via een intermediair te laten verlopen, acht de commissie het geschilonderdeel ongegrond.
Tussenconclusie. Xxxxxxxxxxxx concludeert de commissie dat verweerster de zorg op onzorgvuldige wijze heeft beëindigd door verzoeker geen redelijke termijn te gunnen om een nieuwe zorgaanbieder te vinden. De commissie verklaart het geschilonderdeel in zoverre gegrond en voor het overige ongegrond.
Tussenconclusie. Het onderhavige verzoek om een preju‑ diciële beslissing is derhalve in zijn geheel ontvankelijk, met uitzondering van dat gedeelte van de zesde vraag dat betrekking heeft op artikel 2, lid 1, sub c, van richtlijn 89/665. Oostenrijkse behouden. burgerlijke rechter is voor‑ Om die reden mag het geen prejudiciële vragen aan het Hof stellen die verband houden met de toekenning
Tussenconclusie. Samenvattend dient de vierde vraag derhalve als volgt te worden beantwoord: Een overheidsopdracht voor dienstverle‑ ning mag in één enkele overeenkomst door middel van een procedure van gunning via onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking worden geplaatst, wanneer de opdracht overwegend betrekking heeft op niet‑prioritaire diensten en niet alle, maar slechts enkele van de te verrichten diensten onder een exclusief recht in de zin van artikel 11, lid 3, sub b, van richtlijn 92/50 vallen, tenzij de afzonderlijke diensten kunstmatig onder een en dezelfde opdracht worden gevat, enkel en alleen om aan de toepassing van de aanbestedingsrechtelijke regels te ontkomen.
Tussenconclusie. De overheid voldoet aan het grondwettelijk recht van gedetineerden om hun Orthodoxe godsdienst te belijden in detentiecontext; momenteel zijn negen O-GV-ers (acht mannen en één vrouw) part-time in een uitzendconstructie werkzaam in de justitiële inrichtingen (in totaal 4,7 fte). De benodigde zending hiervoor wordt door de Orthodoxe afgevaardigde geregeld via de Interkerkelijke Commissie Justitiepastoraat (ICJ) en de hoofdpredikant is eindverantwoordelijk voor de ambtelijke aanstellingen. Deze structuur functioneert naar tevredenheid van zowel de O-GV-ers die wij spraken als de zeven huidige denominaties . De leiders van OKIN en SOKIN, tevens bestuurders van de OZI, willen deze constructie nu evenwel achter zich laten en zelfstandig worden. Zij hebben met dat oogmerk de OZI opgericht en de aanvraag tot erkenning als Zendende Instantie en toelating als denominatie bij de Minister ingediend.