Het geschil Voorbeeldclausules

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument is betrokken geweest bij meerdere verkeersongevallen. De verzekeraar treedt in één of meerdere van die zaken als de verzekeraar van de tegenpartij op. 2.2 De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 18 april 2018 vonnis gewezen in een kort geding tegen de consument, die door de verzekeraar en twee andere verzekeraars (hierna ‘de verzekeraars’) was aangespannen. De voorzieningenrechter heeft kort samengevat geoordeeld dat het handelen van de consument tegen de verzekeraars onrechtmatig was doordat hij veelvuldig contact opnam met hun medewerkers en hen doelbewust beledigde, beschuldigde en bedreigde, terwijl hij zich er bewust van was dat zijn manier van handelen diep ingreep op de persoonlijke en professionele integriteit van de medewerkers van de verzekeraars. De voorzieningenrechter heeft de consument daarom voor de duur van twee jaar verboden om op welke manier dan ook contact op te nemen met (medewerkers van) de verzekeraars met uitzondering van een door de verzekeraars aangewezen contactpersoon, een advocaat. Ook mag de consument zich, al dan niet publiekelijk, gedurende twee jaar op geen enkele beschadigende wijze jegens (medewerkers van) de verzekeraars uiten. Hieronder vallen onder andere bedreigingen, ongefundeerde verdachtmakingen, beledigingen en dreigementen. 2.3 De verzekeraars hebben de heer mr. [naam advocaat] (hierna ‘de advocaat’) aangewezen als hun vertegenwoordiger in de procedures met de consument. 2.4 Medio 2019 heeft mevrouw [naam] (hierna ‘mevrouw A’), bijgestaan door de consument, bij de Raad van Discipline een klacht ingediend tegen de advocaat. Nadat de klacht ongegrond werd verklaard is mevrouw A hiertegen in verzet gekomen. De behandeling van het verzet heeft op 4 november 2019 plaatsgevonden en hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal vermeldt – voor zover van belang – het volgende: “(…)
Het geschil. 3.1 Eisers stellen primair het volgende. Indien zij per 1 januari 2019 werkzaamheden verrich- ten voor D., levert dat geen overtreding van het non-concurrentiebeding op, omdat het adherentiegebied van verweerster (zoals bedoeld in artikel 11 lid 3 van de ledenover- eenkomst) is beperkt tot de muren van het ziekenhuis. Met uitzondering van werk- zaamheden op het gebied van pijnbestrijding, die zij niet uitoefenen, vindt de verwij- zing van patiënten immers plaats door andere medisch specialisten die werkzaam zijn binnen het ziekenhuis. De patiëntenstroom van de anesthesiologen van het ziekenhuis is daarmee volledig gescheiden van de patiëntenstroom van de anesthesiologen van D., die immers werkzaam zijn op de locaties van J.. Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat verweerster geen rechtens te recht- vaardigen belang heeft om hen te belemmeren in hun werkzaamheden voor D.. Het vertrek van een anesthesioloog bij verweerster brengt verweerster geen schade toe, omdat een individuele anesthesioloog geen patiënten kan “meenemen”. De verdienca- paciteit van verweerster blijft dus behouden. Daarbij is ook van belang dat verweerster geen anesthesiologische zorg en diensten leverde aan D., en dat de anesthesiologische zorg ten behoeve van de orthopedie in het ziekenhuis slechts een klein deel van de tota- le productie van verweerster omvat. Tijdens de mondelinge behandeling hebben eisers voorts aangevoerd dat het thans geldende Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg 2019-2023 en de daarmee samenhangende afspraken tussen zorgaanbieders en de zorgverzekeraars ertoe leiden dat verweerster geen financieel nadeel lijdt van de overstap van eisers naar D.. Ook zo bezien concurreert D. dus niet met verweerster. 3.2 Verweerster stelt dat het zorgaanbod van D. wel degelijk concurreert met dat van ver- weerster. Zo probeert D. met advertenties in de lokale krant patiënten te werven die in de omgeving van het ziekenhuis wonen en daar normaal gesproken zorg zouden afne- men. Verweerster betwist bovendien dat haar adherentiegebied is beperkt tot de mu- ren van het ziekenhuis (te X.), nu dit ziekenhuis meer dan één locatie heeft en (als top- klinisch ziekenhuis) een bovenregionale functie heeft. Ook uit artikel 3 lid 1 van de sta- tuten van verweerster en het in 2.3 aangehaalde onderdeel a van de considerans van de ledenovereenkomst blijkt dat zij zich niet alleen richt op de zorg in X., maar ook op die in de omringende gemeenten. De werkzaamheid van eisers pe...
Het geschil. Waī is cí gcbcuíd? 2.1 De consument hield een particuliere betaalrekening aan bij de bank. Hierop waren de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) van toepassing. 2.2 Daarnaast had hij voor zijn onderneming (een eenmanszaak) een zakelijke betaalrekening bij de bank. Met zijn onderneming behandelt de consument in opdracht van verschillende gemeentes (omgevings)vergunningsaanvragen. 2.3 In het kader van een cliëntenonderzoek heeft de bank de consument vragen gesteld over verschillende girale overboekingen en contante geldopnames en over de bedrijfsactiviteiten van de onderneming van de consument. Op 5 november 2023 heeft de consument de vragen beantwoord. De antwoorden over de bedrijfsactiviteiten riepen nieuwe vragen op: op 9 november 2023 heeft de bank de consument gevraagd om een nadere verklaring van het totaal aantal gedeclareerde uren per maand. De consument heeft daarop geantwoord dat hij het aantal gedeclareerde uren per maand niet los heeft bijgehouden. Op 14 november 2023 heeft de bank de consument de volgende vraag gesteld over het aantal gedeclareerde uren: 2.4 Op 26 november 2023 heeft de consument de vraag over het aantal gedeclareerde uren als volgt beantwoord: 2.5 Op 17 januari 2024 heeft de bank aangekondigd de bankrelatie – zowel met de consument als met zijn onderneming – te beëindigen op 18 maart 2024. In de opzeggingsbrief staat onder meer dat de consument onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de legitimiteit van de gedeclareerde uren op de facturen van zijn onderneming en dat de bank dit hem - als eigenaar van de onderneming - persoonlijk aanrekent en daarom ook de particuliere betaalrekening opzegt. 2.6 De bank heeft de bankrelatie uiteindelijk op 12 april 2024 beëindigd. Daarnaast heeft de bank de persoonsgegevens van de consument voor vijf jaar opgenomen in het CAAML.1 1 CAAML staat voor Client Acceptance and Anti-Money Laundering. De bank registreert persoonsgegevens in het CAAML-register, als een bankrelatie beëindigd is omdat de bank niet kon voldoen aan haar wettelijke verplichtingen uit hoofde van de Wwft. Door registratie in het CAAML- register kan de bank bijhouden welke bankrelaties zij op grond van de Wwft heeft beëindigd. Als een klant later weer een product of dienst aanvraagt, kan de bank deze informatie bij haar risico- inschatting betrekken. Het feit dat de bank in de afgelopen vijf jaar de bancaire relatie heeft beëindigd met een klant, is een omstandigheid die de bank wil kunnen meewegen in de beslissing of het aangevra...
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 Op 24 november 2006 heeft de bank aan de consument een aflossingsvrij doorlopend krediet ter beschikking gesteld met een maximum van € 75.000,- en een maandelijks variabele rente die op het moment van de totstandkoming van de kredietovereenkomst 0,479% (effectief 5,9% op jaarbasis) over het opgenomen krediet bedroeg. Tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van het krediet (hierna: het FHK als afkorting van Flexibel Hypotheek Krediet) heeft de consument ten gunste van de bank een hypotheekrecht op haar woning verstrekt. Relevante bepalingen uit de kredietovereenkomst en een overzicht van het tarief van het FHK zijn opgenomen in de bijlage. 2.2 Per brief van 3 oktober 2019 heeft de bank de consument geïnformeerd dat zij het product FHK niet langer aanbiedt. 2.3 De consument beklaagt zich over het rentepercentage dat de bank vanaf 27 september 2015 bij haar in rekening brengt. Het rentepercentage heeft vanaf dat moment ten onrechte de marktrente niet gevolgd en is niet in lijn met de rente van hypothecaire geldleningen met een variabele rente. De consument hoefde er in 2006 redelijkerwijs geen rekening mee te houden dat er op enig moment een verschil van veel meer dan 20% zou zitten tussen het door de bank gehanteerde rentetarief voor een FHK en de gemiddelde rente die geldt voor een hypothecaire geldlening met een rentevaste periode tot 1 jaar. Ook hoefde de consument er in 2006 redelijkerwijs geen rekening mee te houden dat de door de bank gehanteerde rente voor een FHK op enig moment slechts een fractie lager zou zijn dan de minimale rente voor een Flexibel Krediet (hierna: FK). Bij een FK heeft de bank geen extra zekerheidsdekking waardoor het risico van de bank groter is dan bij het FHK. De consument verwijst voor de onderbouwing van haar standpunt naar een tweetal eerdere uitspraken van de geschillencommissie en naar een uitspraak van de Commissie van Beroep van Kifid (commissie van beroep) waarin is bepaald dat de consument mocht verwachten dat de rente op een doorlopend krediet in de pas zou blijven met de marktrente.1 2.4 De consument vordert dat de bank met terugwerkende kracht de rente van haar FHK verlaagt naar 3,5%.
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft spullen geclaimd bij de verzekeraar, waar hij een doorlopende reisverzekering had. Tijdens een busreis van Frankfurt naar Berlijn, op 8 februari 2020, zou de rugtas van de consument zijn gestolen. De rugtas zou in het bagagerek boven de zitplaatsen hebben gelegen. Bij aankomst was de rugtas volgens de consument verdwenen. De consument heeft aangifte van diefstal gedaan bij de politie in Berlijn. Het ging hierbij onder meer om een camera ter waarde van € 1.849,00, een MacBook ter waarde van € 1.770,00 en een bril. Hiervan heeft de consument aankoopnota’s overgelegd. 2.2 In opdracht van de verzekeraar is een expertise uitgevoerd en daarvan is op 3 maart 2020 een rapport opgesteld. De verzekeraar heeft de door de consument ingediende nota’s onderzocht omdat de verzekeraar daarop onregelmatigheden had vastgesteld. In het kader van dit onderzoek heeft hij de nota van de bril en de Macbook telefonisch geverifieerd bij Citybril en Amac. In de door de verzekeraar overgelegde telefoonnotitie staat het volgende: 2.3 De verzekeraar heeft de nota van de camera van Coolblue per e-mail aan Cooblue gestuurd. Deze nota stond op naam van de consument. De verzekeraar heeft Coolblue op 13 maart 2020 de volgende vraag voorgelegd: Coolblue heeft daarop als volgt gereageerd: 2.4 Bij brief van 19 maart 2020 heeft de verzekeraar de consument geconfronteerd met de onregelmatigheden die hij bij het behandelen van de claim heeft geconstateerd en aan hem meegedeeld dat deze de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een frauduleuze claim. De consument is in de gelegenheid gesteld te reageren. Bij brief van 23 april 2020 heeft de verzekeraar de consument geïnformeerd over zijn definitieve standpunt. Hij heeft de claim met een beroep op artikel 7:941 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 20 van de verzekeringsvoorwaarden afgewezen omdat hij van mening is dat de consument de verzekeraar opzettelijk heeft misleid en daarbij meegedeeld dat de consument er ook niet in is geslaagd de schade aan te tonen. De verzekeraar heeft de kosten van de interne werkzaamheden van € 532,00 teruggevorderd, de persoonsgegevens van de consument voor de duur van vijf jaar opgenomen in het EVR en voor de duur van acht jaar in zijn interne Incidentenregister. Hij heeft het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) over deze registratie geïnformeerd. De verzekeraar heeft de verzekering van de consument per direct beëindigd. 2.5 De consument heeft...
Het geschil. Waī is cí gcbcuíd? 2.1 De consumenten wensten in 2022 hun oude woning te verkopen en een nieuwe woning aan te kopen. Zij hebben op 17 juni 2022 via hun adviseur daarvoor een hypotheekaanvraag gedaan bij de geldverstrekker. Op het moment van de aanvraag hadden de consumenten al een nieuwe woning gekocht. Hun oude woning was op dat moment nog niet verkocht. 2.2 De geldverstrekker heeft op 11 juli 2022 een bindend aanbod uitgebracht voor een hypothecaire geldlening, bestaande uit de volgende leningdelen: • € 64.000,- aflossingsvrij, met een rente van 3,55% voor 20 jaar; • € 116.000,- aflossingsvrij, met een rente van 3,55% voor 20 jaar; • € 287.000,- overbruggingskrediet, met een variabele (maandelijkse) rente; • € 9.000,- verduurzamingshypotheek, met een rente van 3,40% voor 20 jaar. 2.3 In de hypothecaire geldlening is een bedrag van € 12.500,- gereserveerd waarmee de rentelasten van het overbruggingskrediet gedurende 12 maanden konden worden voldaan. De consumenten hadden immers al vóór de aanvraag in 2022 een nieuwe woning aangekocht, terwijl hun oude woning nog niet was verkocht. Zij zouden daarom gedurende enige tijd voor twee woningen hypothecaire geldleningen en dus dubbele rentelasten hebben. 2.4 Het bindend aanbod is op 13 juli 2022 door de consumenten ondertekend. 2.5 Op 15 augustus 2022 is de hypotheekakte voor de hypothecaire geldlening bij de notaris ondertekend en is de hypothecaire geldlening aan de consumenten verstrekt voor aankoop van de nieuwe woning. De oude woning was op dat moment nog niet verkocht. Onlangs hebben consumenten bericht dat nu wel een verkoopovereenkomst tot stand is gekomen, en wel voor € 595.000,- per 18 januari 2024. 2.6 Op 20 februari 2023 is de verduurzamingshypotheek van € 9.000,- volledig afgelost. 2.7 Eind maart 2023 was het krediet van € 12.500,- voor rentebetalingen van het overbruggingskrediet volledig gebruikt. Vervolgens is een betalingsachterstand ontstaan in de betaling van de maandelijkse lasten van de hypothecaire geldlening. Op 5 april 2023 betrof de betalingsachterstand € 1.459,02. 2.8 De consumenten hebben op 12 april 2023 een klacht ingediend bij hun geldverstrekker, waarin zij stellen dat de geldverstrekker het overbruggingskrediet niet had mogen verstrekken. De geldverstrekker heeft de klacht op 14 juni 2023 afgewezen. De geld- verstrekker heeft de consumenten daarbij geïnformeerd dat op dat moment sprake was van een achterstand van € 4.905.74. De verdere uitwisseling van standpunten tussen partijen ...
Het geschil. 3.1 Eisers stellen dat de beide onderzoekscommissies niet volgens de voorgeschreven procedure hebben gehandeld. Zij betwisten de deskundigheid van de door de commissies ingeschakelde externe deskundigen en bestrijden de conclusie(s) dat eiser zou disfunctioneren. In hun visie zijn er geen serieuze problemen in zijn functioneren geweest. Na de wisseling van de directie van het ziekenhuis is, om geheel andere redenen, een ‘klopjacht’ op hem geopend. Door alle onderzoe- ken zijn de overige leden van de vakgroep tegen hem opgezet. Bovendien achten eisers het on- juist dat eiser in tegenstelling tot andere vakgroepleden geen tweede kans (tot verbetering) is geboden. Bij hem is ten onrechte geen rekening gehouden met zijn lange en goede staat van dienst noch met de voor hem desastreuze gevolgen van de opzegging. Eisers achten de aanwij- zing tot zijn op non-actiefstelling en de opzegging van de ledenovereenkomst met hen on- rechtmatig. Zij vorderen primair vernietiging van de opzegging en de op non-actiefstelling en te- rugkeer van eiser, en subsidiair een bedrag ter grootte van tienmaal het jaarinkomen van eiser(s) als vergoeding van de door hen door dat onrechtmatige handelen geleden schade. 3.2 Verweerster betoogt hiertegenover – kort samengevat – het volgende. Uit de aangehaalde on- derzoeken is gebleken dat het functioneren van eiser onder de maat is. Dit betreft zowel zijn medisch-inhoudelijke functioneren als de samenwerking en communicatie. Volgens verweerster mist eiser zelfinzicht en zoekt hij ten onrechte de oorzaken van de problemen buiten zichzelf. Er is geen vete tegen hem als persoon. Het gaat haar (en het ziekenhuis) om de kwaliteit en de vei- ligheid en om het belang van de patiënt, en het aanblijven van eiser in het ziekenhuis (en van ei- seres als lid van haar, verweerster) is gelet op die belangen niet verantwoord.
Het geschil. 3.1. X vordert – zakelijk en verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden gebiedt om iedere inbreuk op de auteursrechten, alsmede ieder onrechtmatig handelen ten aanzien van de film “Blue” te staken en gestaakt te houden, voor recht verklaart dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door inbreuk te maken, en gedaagden veroordeelt de schade te vergoeden, met nevenvorderingen (verstrekking van informatie met betrekking tot de inbreukmakende beelddragers, rectificatie, recall en afgifte ter vernietiging), één en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, te begroten overeenkomstig artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). 3.2. Daartoe stelt X dat gedaagden door het aanbieden en verkopen van illegale kopieën van de film “Blue” inbreuk maken op het auteursrecht dat aan de producent van de film “Blue”, ▇▇▇▇▇ ▇▇▇▇▇▇▇▇▇▇▇▇ Cine Vision Ltd. (hierna: SACV), toebehoort. X stelt dat de SACV hem heeft gevolmachtigd om in eigen naam op te treden tegen auteursrechtinbreuk ten aanzien van de film “Blue” in Europa met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk. X grondt zijn vorderingen bovendien op gesteld onrechtmatig handelen van gedaagden, bestaande uit het aanbieden van illegale kopieën van de film “Blue” voor een fractie van de gangbare marktprijs, waardoor de producent schade lijdt. 3.3. Ter onderbouwing van het door hem gestelde wijst X onder meer op de volgende, door hem over gelegde stukken: - een “Overseas Distribution Agreement” gesloten tussen SACV (in deze overeenkomst aangeduid als “the Assignors”) en Shemaroo Entertainment Pvt. Ltd. (hierna: Shemaroo) (in deze overeenkomst aangeduid als “the Assignees”) van 12 september 2009 waarin onder meer de volgende overwegingen zijn opgenomen: “WHERAS the Assignors are the producers/Owners of the cinematograph film titled “BLUE” (Hindi-Col)” in all languages, in color and/or in black and white, free from all encumbrances, details whereof are mentioned in the Schedule hereunder written hereinafter referred to as “The Said Film”; AND WHEREAS ▇▇▇▇▇▇▇▇▇ requested and offered the Assignees to take sole and exclusive assignment of following rights of the said film “BLUE”, AND WHEREAS Assignors agree to accept the offer of the Assignors AND WHEREAS Assignors hereby absolutely, irrevocably, solely and exclusively assign the following rights of the said film in favor of Ass...
Het geschil. In de hoofdzaak 3.1 Eiseres legt aan haar in 1.1 aangehaalde verzoek – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Er bestaat onvoldoende grond voor de maatregelen die de Maatschap en C. jegens haar en E. hebben getroffen. De door verweerders aangevoerde omstandighe- den rechtvaardigen immers noch de toegangsontzegging noch de opzegging. Ten aan- zien van deze maatregelen zijn bovendien de daarvoor voorgeschreven procedures niet in acht genomen. E. is met terugwerkende kracht per 1 juli 2017 toegetreden tot de Maatschap. Hij is opgenomen in het Register der Maten. Hij is tevens samenwerkings- partner geworden uit hoofde van zijn lidmaatschap van de Maatschap. Vanaf juli 2017 is zonder voorbehoud uitvoering gegeven aan de overeenkomst met de Maatschap. Hij heeft op of omstreeks 15 november 2017 de van de Maatschap ontvangen (concept- )toetredingsovereenkomst ondertekend en aan de Maatschap toegestuurd. 3.2 Verweerders hebben, voordat zij hebben geantwoord in de hoofdzaak, bij hun in 1.5 vermelde incidentele memorie de onbevoegdheid van het Scheidsgerecht ingeroepen om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak. Zij stellen daartoe, samengevat, het volgende. Het arbitragebeding waarop eiseres zich beroept, is opgenomen in artikel 22 van de maatschapsovereenkomst van 15 december 2014. E. was toen nog niet werk- zaam in het ziekenhuis, zodat dat beding voor hem niet geldt. Ook overigens is er geen geldig arbitraal beding dat voorziet in beslechting van het tussen partijen gerezen ge- schil door het Scheidsgerecht. In de Samenwerkingsovereenkomst IC-Zorg (van 26 juli 2017) is – in de in 2.3 aangehaalde passage – tussen de woorden “kracht” en “tot” bij wij- ze van kennelijke verschrijving een tekst weggevallen; op de plaats van de dubbele spa- tie had moeten staan: “zullen toetreden”. De maatschapsovereenkomst biedt de moge- lijkheid van toetreding van nieuwe maten tot de Maatschap. E. is echter nooit toegetre- den, omdat de daarvoor vereiste toetredingsovereenkomst nooit is tot stand gekomen. Pas na 26 juli 2017 hebben de Maatschap en E. onderhandeld over diens toetreding, en de vergadering der maten heeft ook nadien, op 25 september 2017, de vereiste toe- stemming voor de toetreding gegeven. De Maatschap heeft de versie van deze over- eenkomst die volgens eiseres rond 15 november 2017 door ▇. zou zijn ondertekend en aan haar zou zijn teruggestuurd, nooit ontvangen. Het is om meer dan één reden heel onaannemelijk dat E. die versie heeft getekend. De onde...
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De verzekeraar is vanaf 1 januari 2002 de uitvoerder van de met de werkgever van de consument overeengekomen collectieve pensioenregeling. Per 1 januari 2007 is de pensioen- regeling voor een periode van 10 jaar verlengd. Deze vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2016 geldende pensioenregeling wordt hierna “de pensioenregeling” genoemd. De adviseur was in opdracht van de werkgever als pensioenadviseur betrokken bij het afsluiten en de uitvoering van de pensioenregeling. 2.2 De voor dit geschil van belang zijnde bepalingen uit de pensioenregeling, opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst, zijn vermeld in de bijlage bij deze uitspraak. 2.3 Het geschil tussen partijen betreft de stijging van de risicopremie voor het partnerpensioen dat wordt uitbetaald bij het overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum, hierna te noemen “nabestaandenpensioen”. Op grond van de pensioenregeling was een jaarlijks met 3% stijgend nabestaandenpensioen verzekerd. Tijdens de looptijd van de pensioenregeling is de verschuldigde premie voor dat nabestaandenpensioen gestegen van € 4.564,- per jaar in 2007 tot € 12.897,- per jaar in 2016. Als gevolg van de stijging van de premie voor het nabestaandenpensioen bleef steeds minder kapitaal beschikbaar voor de aankoop van een ouderdomspensioen op de pensioendatum. 2.4 Per 1 januari 2015 is de pensioenregeling aangepast. Dit in verband met onder meer: − De Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen. Het fulltime loon waarover pensioen mocht worden opgebouwd werd – voor dat jaar – gemaximeerd tot € 100.000,-. − De wijziging van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar. − Het vereiste om de bruto-premiestaffels te vervangen door netto-premiestaffels. 2.5 Bij de aftopping van het ouderdomspensioen in 2015 op € 100.000,-, is het verzekerde nabestaandenpensioen niet verlaagd. Er is wel een knip toegepast per 31 december 2014 wat betekende dat vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2017 werd gerekend met een pensioen- opbouw voor het nabestaandenpensioen op basis van middelloon. De werkgever is akkoord gegaan met deze aanpassing door de ondertekening van een addendum bij de uitvoerings- overeenkomst met als bijlage een aangepast pensioenreglement. 2.6 Na afloop van de uitvoeringsovereenkomst per 31 december 2016 zijn partijen een nieuwe pensioenregeling overeengekomen, waarin de kosten en risicopremies aanzienlijk lager waren en buiten de opbouw van het ouderd...