Het geschil Voorbeeldclausules

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument is betrokken geweest bij meerdere verkeersongevallen. De verzekeraar treedt in één of meerdere van die zaken als de verzekeraar van de tegenpartij op. 2.2 De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 18 april 2018 vonnis gewezen in een kort geding tegen de consument, die door de verzekeraar en twee andere verzekeraars (hierna ‘de verzekeraars’) was aangespannen. De voorzieningenrechter heeft kort samengevat geoordeeld dat het handelen van de consument tegen de verzekeraars onrechtmatig was doordat hij veelvuldig contact opnam met hun medewerkers en hen doelbewust beledigde, beschuldigde en bedreigde, terwijl hij zich er bewust van was dat zijn manier van handelen diep ingreep op de persoonlijke en professionele integriteit van de medewerkers van de verzekeraars. De voorzieningenrechter heeft de consument daarom voor de duur van twee jaar verboden om op welke manier dan ook contact op te nemen met (medewerkers van) de verzekeraars met uitzondering van een door de verzekeraars aangewezen contactpersoon, een advocaat. Ook mag de consument zich, al dan niet publiekelijk, gedurende twee jaar op geen enkele beschadigende wijze jegens (medewerkers van) de verzekeraars uiten. Hieronder vallen onder andere bedreigingen, ongefundeerde verdachtmakingen, beledigingen en dreigementen. 2.3 De verzekeraars hebben de heer mr. [naam advocaat] (hierna ‘de advocaat’) aangewezen als hun vertegenwoordiger in de procedures met de consument. 2.4 Medio 2019 heeft mevrouw [naam] (hierna ‘mevrouw A’), bijgestaan door de consument, bij de Raad van Discipline een klacht ingediend tegen de advocaat. Nadat de klacht ongegrond werd verklaard is mevrouw A hiertegen in verzet gekomen. De behandeling van het verzet heeft op 4 november 2019 plaatsgevonden en hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal vermeldt – voor zover van belang – het volgende: “(…)
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consumenten hebben op 29 september 1999 bij de bank een hypothecaire geldlening afgesloten, met daaraan gekoppeld een beleggingsportefeuille bij NNEK (hierna: de verzekeraar). 2.2 In de offerte die aan deze overeenkomst ten grondslag ligt staat - voor zover relevant – het volgende: 2.3 De consumenten hebben op 25 augustus 2021 telefonisch bij de bank aangegeven dat zij de beleggingsportefeuille te gelde willen maken om daarmee de hypothecaire lening (gedeeltelijk) af te lossen. 2.4 Op 31 augustus 2021 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen de bank en de consumenten. De bank heeft de consumenten na dit gesprek een offerte voor het verkrijgen van hypotheekadvies toegezonden. Deze offerte is door de consumenten diezelfde dag ondertekend geretourneerd. 2.5 Per e-mail van 1 september 2021 verzoekt de bank de consumenten verschillende stukken aan te leveren. 2.6 Per e-mail van 2 september 2021 sturen de consumenten de bank de gevraagde stukken toe, met uitzondering van een klantprofiel en een aangifte Inkomstenbelasting 2020 (hierna: aangifte IB). 2.7 Op 3 september 2021 verzoekt de bank de consumenten alsnog het klantprofiel in te vullen en een aangifte IB op te sturen. 2.8 Per e-mail van 6 september 2021 schrijven de consumenten aan de bank dat zij de gevraagde documenten niet zullen aanleveren. 2.9 Op 8 september 2021 hebben consumenten een gesprek met een hypotheekadviseur van de bank, waarbij blijkt dat het aan consumenten voorgestelde adviestraject niet nodig is, maar dat ook een zogenoemde “mutatie zonder advies” kan plaatsvinden (hierna: MZA-traject). De hypotheekadviseur heeft hierbij aangegeven dat voor dit traject geen aangifte IB is vereist. 2.10 Op 14 september 2021 verzoekt de bank de consumenten toch een aangifte IB in te dienen. De consumenten hebben dit geweigerd. 2.11 Per brief van 20 september 2021 hebben de consumenten de bank verzocht af te wijken van hun algemene beleid, in die zin dat de consumenten geen aangifte IB hoeven in te dienen. 2.12 Bij brief van 29 september 2021 heeft de bank dit verzoek van de consumenten afgewezen. Voor zover relevant staat in die brief het volgende: 2.13 Op 30 september 2021 hebben de consumenten de bank telefonisch laten weten dat zij de hypothecaire lening geheel wensen af te lossen. 2.14 Op 5 oktober 2021 hebben de consumenten de hypothecaire geldlening afgelost. 2.15 Op 7 oktober 2021 geeft de bank de verzekeraar de opdracht de beleggings- portefeuille te gelde te mak...
Het geschil. 3.1 Eisers stellen dat de beide onderzoekscommissies niet volgens de voorgeschreven procedure hebben gehandeld. Zij betwisten de deskundigheid van de door de commissies ingeschakelde externe deskundigen en bestrijden de conclusie(s) dat eiser zou disfunctioneren. In hun visie zijn er geen serieuze problemen in zijn functioneren geweest. Na de wisseling van de directie van het ziekenhuis is, om geheel andere redenen, een ‘klopjacht’ op hem geopend. Door alle onderzoe- ken zijn de overige leden van de vakgroep tegen hem opgezet. Bovendien achten eisers het on- juist dat eiser in tegenstelling tot andere vakgroepleden geen tweede kans (tot verbetering) is geboden. Bij hem is ten onrechte geen rekening gehouden met zijn lange en goede staat van dienst noch met de voor hem desastreuze gevolgen van de opzegging. Eisers achten de aanwij- zing tot zijn op non-actiefstelling en de opzegging van de ledenovereenkomst met hen on- rechtmatig. Zij vorderen primair vernietiging van de opzegging en de op non-actiefstelling en te- rugkeer van eiser, en subsidiair een bedrag ter grootte van tienmaal het jaarinkomen van eiser(s) als vergoeding van de door hen door dat onrechtmatige handelen geleden schade. 3.2 Verweerster betoogt hiertegenover – kort samengevat – het volgende. Uit de aangehaalde on- derzoeken is gebleken dat het functioneren van eiser onder de maat is. Dit betreft zowel zijn medisch-inhoudelijke functioneren als de samenwerking en communicatie. Volgens verweerster mist eiser zelfinzicht en zoekt hij ten onrechte de oorzaken van de problemen buiten zichzelf. Er is geen vete tegen hem als persoon. Het gaat haar (en het ziekenhuis) om de kwaliteit en de vei- ligheid en om het belang van de patiënt, en het aanblijven van eiser in het ziekenhuis (en van ei- seres als lid van haar, verweerster) is gelet op die belangen niet verantwoord.
Het geschil. 3.1. Na vermindering van eis vorderen X-One en McGregor Finance voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagden ieder afzonderlijk te bevelen inbreuk op de merken te staken en vordert Gaastra c.s. voorts - samengevat – ten aanzien van iedere gedaagde afzonderlijk voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opgave van inkoop-, verkoop-, winst- en voorraadgegevens, afgifte van de voorraad ter vernietiging, alles met bepaling van dwangsommen, alsmede een veroordeling tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat, een voorschot op schadevergoeding van € 1.500,-- met veroordeling van gedaagden in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: ‘Rv’), te vermeerderen met wettelijke rente. 3.2. Gaastra c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [Y] en [X] namaakkleding voorzien van de merken hebben aangeboden en verhandeld zonder toestemming van de merkhouders. X-One en McGregor Finance baseren het gevorderde inbreukverbod primair op hun Gemeenschapsmerk en subsidiair op hun Beneluxmerk en zij stellen dat er sprake is van inbreuk in de zin van artikel 9 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (hierna: ‘GMVo’), respectievelijk in de zin van artikel 2.20 lid 1 van het Beneluxverdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: ‘BVIE’). Ook stelt Xxxxxxx c.s. dat [Y] en [X] onrechtmatig jegens Gaastra c.s. handelen. Gaastra c.s. stelt daardoor schade te lijden die bestaat uit winstderving en reputatieschade. Gaastra c.s. legt de artikelen 2.21 lid 3 en 4 en
Het geschil. 3.1. Playmaster en [eiser sub 2] vorderen -zakelijk weergeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: (a) [gedaagde sub 1] veroordeelt om het bedrag van US $ 150.000,00 aan Playmaster te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente; (b) [gedaagde sub 1] en Euphoria gezamenlijk en afzonderlijk veroordeelt om rekening en verantwoording of te leggen; (c) Euphoria veroordeelt om aan [eiser sub 2] te betalen het bedrag van US $ 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en te vermeerderen met het bedrag van US $ 5.000,00 per maand ingaande vanaf 1 juni 2020 en iedere daarop volgende maand zolang partijen betreffende overeenkomst niet beëindigd zal zijn'; (d) Atlantis veroordeelt om aan Playmaster te betalen het bedrag van US $ 10.000,00 vanaf eind januari 2020 tot dat partijen overeenkomst ten einde zal zijn gekomen, vermeerderd met rente; (e) vernietigt de beeindigingsovereenkomst en verklaart voor recht dat de IMA nog bestaat; (f) [gedaagde sub 1], Euphoria en Atlantis veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten aan Playmaster en [eiser sub 2] en te vergoeden; (g) kosten rechtens. 3.2. Onderdeel a van de vordering ziet op de nakoming van de IMA. Onderdeel b van de vordering betreft de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde sub 1] en Euphoria na beëindiging van de volmacht. Onderdeel c van de vordering heeft betrekking op wanprestatie uit hoofde van de payment agreement template op grond waarvan maandelijks het bedrag van US $ 5.000,00 aan [eiser sub 2] moet worden betaald. Onderdeel d heeft ook betrekking op de IMA die Atlantis client na te komen. Immers, deze overeenkomst is niet geëindigd. In dit verband voeren Playmaster en [eiser sub 2] aan dat de beëindiging van de overeenkomst nietig is wegens onbevoegdheid van [gedaagde sub 1] om namens Playmaster de IMA te beëindigen. 3.3. Gedaagden sub 1- sub 3 bestrijden de vordering. De stellingen van partijen zal het Gerecht hierna bespreken.
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft bij de verzekeraar een ‘Alles-in-één-Polis’, bestaande uit onder meer een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, verder te noemen de AVP. Op deze verzekering zijn de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid (model AVP-RV-50-191), verder te noemen de voorwaarden, van toepassing. De voor deze zaak relevante bepalingen uit de voorwaarden zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. 2.2 De consument heeft op 18 juli 2020 een grondboormachine voorzien van wielen en een hydraulisch aangedreven motor geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden van de machine van de aanhanger, raakte deze uit balans en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De grondboormachine is niet verzekerd. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld. De reparateur heeft de herstelkosten in het schaderapport van 29 juli 2020 vastgesteld op € 15.455,-. 2.3 De consument heeft een beroep op de AVP gedaan. Bij brief van 15 oktober 2020 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 van de voorwaarden, de schadeclaim afgewezen: 2.4 De consument heeft hierop Stichting Achmea Rechtsbijstand verzocht zijn belangen te behartigen. Bij brief van 23 oktober 2020 heeft zij de verzekeraar verzocht het afwijzende standpunt te herzien en de schade alsnog te vergoeden. De verzekeraar heeft als reactie hierop bij brief van 1 december 2020 het ingenomen standpunt gehandhaafd. 2.5 De consument is van mening dat de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door een beroep te doen op de uitsluitingsgrond in artikel 13 van de voorwaarden. Hij vordert dat de verzekeraar alsnog de herstelkosten van €15.455,- vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. 2.6 De consument heeft ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. 2.7 De verzekeraar gaat er ten onrechte vanuit dat de grondboormachine een motorrijtuig is. In de voorwaarden is geen definitie van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen, zodat voor de uitleg van het begrip ‘motorrijtuig’ aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van dit begrip in artikel 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en artikel 1 Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Omdat de WAM en de WVW geen definitie geven van het woord ‘voertuig’, als genoemd in de omschrijving van het begr...
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consumenten hebben in 2017 een hypothecaire geldlening (hierna: de eerste hypotheek) bij Merius afgesloten. Op 19 januari 2021 hebben de consumenten via hun hypotheekadviseur (hierna: de adviseur) een tweede hypothecaire geldlening voor een bedrag van € 65.665,- (hierna: de tweede hypotheek) bij Merius afgesloten. Op de tweede hypotheek zijn de algemene voorwaarden 2021-01 (hierna: de voorwaarden) van toepassing. De relevante bepalingen uit de voorwaarden zijn opgenomen in de bijlage bij de uitspraak. 2.2 Op 27 januari 2021 hebben de consumenten via de adviseur een aanvraag voor een derde aanvullende hypothecaire geldlening (hierna: de derde hypotheek) ingediend bij Xxxxxx. De consumenten wilden dit bedrag schenken aan hun zoon voor de aankoop van een woning. Deze aanvraag is door Xxxxxx afgewezen. 2.3 Na deze afwijzing van de derde hypotheek heeft de adviseur telefonisch contact opgenomen met (de accountmanager van) Xxxxxx. Vervolgens heeft de adviseur op 29 januari 2021 per e-mail aan Xxxxxx gevraagd of het mogelijk is om de tweede hypotheek af te lossen en een nieuwe tweede hypotheek af te sluiten, bestaande uit het bedrag van € 65.665,- en het bedrag van de schenking, en een hogere hypothecaire inschrijving van € 185.665,- in verband met toekomstige schenking. Hierop heeft de accountmanager telefonisch aan de adviseur medegedeeld dat dit mogelijk zou zijn. 2.4 Op 3 februari 2021 heeft de adviseur een aanvraag ingediend voor een nieuwe tweede hypotheek. Deze aanvraag is diezelfde dag door Xxxxxx afgewezen. Na telefonisch overleg met de accountmanager, heeft de adviseur de aanvraag op een andere wijze ingevoerd. Dit bleek echter niet mogelijk. Hierna is weer contact geweest met Xxxxxx. Xxxxxx heeft aangegeven dat de aanvraag voor een verhoging alleen mogelijk is als de eerste en tweede hypotheek wordt afgelost, waarbij er een vergoeding voor vervroegde aflossing (hierna: boeterente) in rekening wordt gebracht. Per e-mail van 5 februari 2021 heeft de adviseur haar onvrede over de gang van zaken xxxxx. Op 9 februari 2021 heeft Xxxxxx aangegeven dat alleen de eerste hypotheek of alleen de tweede hypotheek oversluiten om systeemtechnische redenen niet mogelijk was. 2.5 Begin maart 2021 heeft de adviseur namens de consumenten een klacht ingediend bij Merius. Uitwisseling van standpunten heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid, waarna de consumenten de klacht aan Kifid heeft voorgelegd. 2.6 Op 24 maart 2021 hebben de consu...
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 Sinds 2 augustus 2018 heeft de consument beschikking over een betaalrekening bij de bank op naam van haar eenmanszaak. De consument gebruikt de betaalrekening voor zowel zakelijke transacties als privé transacties. 2.2 Op 18 mei 2020 om 15:14 uur is de consument via Whatsapp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon verklaarde aan de consument dat zij een nieuw telefoonnummer had, omdat haar telefoon in de wasmachine was beland. Na verder contact via Xxxxxxxx heeft deze persoon de consument verzocht om hulp bij het betalen van drie rekeningen die dezelfde dag vóór 21:00 uur verwerkt moesten worden. Naar aanleiding hiervan heeft de consument diezelfde avond om 20:40 uur via overboeking een betaling gedaan van € 2.600,50 van haar betaalrekening bij de bank naar de betaalrekening van een derde (hierna: ‘de begunstigde bankrekening’). 2.3 De consument heeft vervolgens vanaf 20:57 uur meerdere pogingen gedaan om telefonisch contact te zoeken met de bank om te melden dat zij slachtoffer is geworden van fraude via Whatsapp. Om 21:09 uur heeft de consument de telefonische melding gedaan bij de helpdesk van de bank. Zij kreeg het advies zelf contact op te nemen met de begunstigde bank. Dat heeft zij ook gedaan. Om 21:14 uur is de begunstigde bankrekening geblokkeerd. Diezelfde dag heeft de consument digitaal aangifte gedaan bij de politie. Op 25 mei 2020 heeft de consument een klacht ingediend bij de bank. De uitwisseling van standpunten door partijen in de interne klachtprocedure heeft niet geleid tot een oplossing van de klacht. 2.4 De consument stelt dat de bank haar schade dient te vergoeden. De bank heeft niet gehandeld volgens het juiste protocol bij ‘social engineering’. Social engineering betreft situaties waarin menselijke eigenschappen worden misbruikt. De medewerker van de begunstigde bank stelde dat het geld nog aanwezig was en dat de begunstigde rekening geblokkeerd zou worden. Doordat de bank te laat actie heeft ondernomen na de melding van de consument, kon het door haar overgemaakte bedrag niet tijdig veilig gesteld worden. Daarnaast heeft de bank de consument onvoldoende adequaat begeleid. De bank heeft de consument in de steek gelaten door haar zelf contact te laten opnemen met de begunstigde bank. De bank had zelf contact op moeten nemen met de begunstigde bank. De consument stelt na het voorval zich niet professioneel behandeld te hebben gevoeld door de bank. De consument heeft veel stress ...
Het geschil. 3.1. De FNV vordert – samengevat – dat de voor- zieningenrechter, Wibra verbiedt om vanaf 1 ja- nuari 2021 ten laste van werknemers min-uren te schrijven als deze zijn ontstaan als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coro- na-pandemie, en reeds geschreven min-uren te schrappen, de urenregistratie te corrigeren en aan de werknemers een deugdelijk overzicht te ver- strekken van min- en plus-uren vanaf januari 2021 tot heden, alles onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daar- van en wat betreft de correctie en het te verstrek- ken overzicht tevens per werknemer, met veroor- deling van Wibra in de proceskosten waaronder de nakosten. 3.2. Aan haar vorderingen legt de FNV het navol- gende ten grondslag. De belangen ter bescherming waarvan de vorde- ringen strekken, lenen zich voor bundeling, zodat efficiënte en effectieve rechtsbescherming kan worden bevorderd. De vorderingen worden inge- steld met een ideëel doel, passend binnen de doel- stellingen van de FNV en hebben een beperkt fi- nancieel belang. Dit alles rechtvaardigt een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a Bur- gerlijk Wetboek (BW). De FNV dient daarom te worden ontvangen in haar vorderingen. De dag- vaarding voldoet aan de eisen die op grond van artikel 1018c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden voor een collectieve actie in kort geding. Wibra is met haar personeel een aantal basisuren overeengekomen. Volgens artikel 7:628 lid 1 BW moet het loon worden doorbetaald wanneer er geen werk is, tenzij het niet werken in redelijkheid voor rekening van de werknemer moet komen. Weliswaar ontvangen de werknemers het vast overeengekomen loon, er worden ook structureel min-uren geschreven, die op een later moment moeten worden ingehaald. Dat betekent dat de werknemers alsdan structureel extra uren moeten werken, waarvoor zij niet worden betaald. Dit komt in strijd komt met het bepaalde in artikel 7:628 BW. Het risico van het niet kunnen werken tijdens de verplichte winkelsluiting wordt zo- doende alsnog bij de werknemers gelegd, terwijl dit op basis van het bepaalde in artikel 7:628 BW tot het risico van Wibra behoort. Ieder beding dat afwijkt van deze regel is nietig. Van die hoofdregel kan slechts voor de eerste zes maanden van een arbeidsovereenkomst worden afgeweken ten na- dele van de werknemer. Ook heeft FNV aangevoerd dat het op deze wijze verrekenen van min-uren in strijd zou komen met het bepaalde in artikel 7:636 lid 1 jo 635 lid 1 sub ...
Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft via haar tussenpersoon bij N.V. Schadeverzekeringsmaatschappij BOVEMIJ B.V., de verzekeraar, een motorverzekering met beperkt casco dekking (hierna de verzekering). De verzekeraar heeft aan de gevolmachtigde een volmacht voor (het uitvoeren van) de verzekering afgegeven. Op de verzekering zijn de Voorwaarden Quakel Assuradeuren B.V. Motorverzekering 04-2019 van toepassing (hierna de voorwaarden). 2.2 Op 18 februari 2022 heeft de consument met haar motor een ongeval gehad. Volgens een expertiserapport van 8 maart 2022 bedraagt de schade aan de motor € 4.470,-. 2.3 Deze schadegebeurtenis heeft de consument met een e-mailbericht van 20 februari 2022 bij de tussenpersoon gemeld. In dat bericht heeft zij geschreven dat zij vanwege de heftige storm tegen een paal is gereden. De tussenpersoon heeft met een e-mail- bericht van 21 februari 2022 medegedeeld dat de schade niet is verzekerd, omdat de storm niet plotseling en onvoorzien was. Hiertegen is de consument met behulp van haar vertegenwoordiger in bezwaar gegaan. 2.4 Met een e-mailbericht van 11 maart 2022 heeft de gevolmachtigde op het bezwaar gereageerd. Volgens de gevolmachtigde is de schade niet verzekerd omdat sprake is van een eenzijdig ongeval. Dit is niet verzekerd onder de beperkt casco verzekering. Met een e-mailbericht van diezelfde dag heeft de vertegenwoordiger van de consument gereageerd en naar voren gebracht dat dekking bij storm in de voorwaarden niet is beperkt. Met een e-mailbericht van 17 maart 2022 heeft de gevolmachtigde aan de vertegenwoordiger geschreven dat hij bij zijn standpunt blijft. Met een e-mailbericht van 18 maart 2022 heeft de vertegenwoordiger zijn standpunt richting de gevolmachtigde herhaald. De gevolmachtigde is evenwel bij zijn standpunt gebleven. 2.5 De consument vindt dat de gevolmachtigde ten onrechte haar schade niet vergoedt en vordert een bedrag van € 4.470,- met wettelijke rente vanaf 19 maart 2022. Daarnaast vordert de consument een onkostenvergoeding voor haar vertegenwoordiger. 2.6 In artikel 28 lid 3 van de voorwaarden is geen causaliteitsmaatstaf genoemd en ook is het woord “direct” niet genoemd, terwijl dit woord wel bij andere bepalingen staat. Het verweer van de gevolmachtigde dat de windvlaag en de schade te ver van elkaar verwijderd zijn en daarom niet als relevante oorzaak (dominant cause) kan gelden, gaat daarom niet op. De dekking voor stormschade is op geen enkele wijze beperkt in de voorwaarden en dient daar...