VERTALING. Zie Trb. 1989, 17 en Trb. 1992, 75. Preambule De Staten-Partijen bij dit Protocol, Als partijen bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedra- gingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988, Erkennend dat daden van terrorisme de internationale vrede en veilig- heid bedreigen, Indachtig resolutie A.924(22) van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie waarin verzocht wordt om herzie- ning van de bestaande juridische en technische maatregelen en nieuwe maatregelen ter overweging worden gepresenteerd teneinde terroris- tische daden tegen schepen te bestrijden en de veiligheid aan boord en aan de wal te verbeteren, waarbij het gevaar voor passagiers, bemannin- gen en havenpersoneel aan boord van schepen en in havengebieden als- mede voor schepen en hun vracht wordt gereduceerd, Indachtig de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van inter- nationaal terrorisme als bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Ver- gadering van de Verenigde Naties van 9 december 1994 waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en onverdedigbaar, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van die welke de vriendschap- pelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen, Gelet op resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties van 17 december 1996 en de aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van interna- tionaal terrorisme in de bijlage, Herinnerend aan resoluties 1368 (2001) en 1373 (2001) van de Vei- ligheidsraad van de Verenigde Naties, waaruit de internationale wil blijkt terrorisme in al zijn verschijningsvormen en manifestaties te bestrijden en waarin taken en verantwoordelijkheden aan Staten worden toegewe- zen en rekening wordt gehouden met de voortdurende dreiging van ter- roristische aanvallen, Tevens herinnerend aan resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin de dringende noodzaak wordt erkend dat alle Staten doeltreffende aanvullende maatregelen treffen om de ver- spreiding van biologische, chemische of kernwapens en hun overbrengingsinrichtingen te voorkomen, Voorts herinnerend aan het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, gedaan te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het weder- rechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burger- luchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 14 december 1973, het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 17 de- cember 1979, het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kern- materiaal, te Wenen aangenomen op 26 oktober 1979 en de wijzigingen daarvan, aangenomen op 8 juli 2005, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internatio- nale burgerluchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 24 februari 1988, het Protocol tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988, het Verdrag inzake het merken van kneedbare explosieven ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991, het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 15 december 1997, het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de finan- ciering van terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 9 december 1999, en het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, door de Algemene Ver- gadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 13 april 2005, Indachtig het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982, en van het internationaal gewoonterecht van de zee, Gelet op resolutie 59/46 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties waarin opnieuw bevestigd is dat internationale samenwer- king alsmede maatregelen van Staten ter bestrijding van terrorisme moe- ten worden uitgevoerd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de relevante internationale verdragen alsmede met resolutie 59/24 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin Staten worden opgeroepen partij te worden bij het Verdrag tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol daarbij, Staten worden uitgenodigd deel te nemen aan de herziening van die instrumenten door de Juridische Commissie van de Internationale Maritieme Organisatie teneinde de middelen voor het bestrijden van dergelijke wederrechtelijke gedragingen, daaronder be- grepen terroristische handelingen, te versterken en Staten tevens opge- roepen worden passende maatregelen te treffen teneinde de daadwerke- lijke implementatie van die instrumenten te waarborgen, in het bijzonder wanneer van toepassing door het aannemen van wetgeving, teneinde te waarborgen dat er een deugdelijk kader is voor reacties op incidenten van gewapende overvallen en terroristische handelingen op zee, Tevens gelet op het belang van de wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, en de Inter- nationale code inzake de beveiliging van schepen en havenvoorzieningen (ISPS-code), beide aangenomen door de conferentie van 2002 van verdragsluitende regeringen bij dat verdrag, bij het instellen van een pas- send internationaal technisch kader dat voorziet in samenwerking tussen regeringen en overheidsinstellingen, nationale en lokale administraties en de scheepvaart- en havenindustrie teneinde bedreigingen voor de vei- ligheid te ontdekken en preventieve maatregelen te treffen tegen veiligheidsincidenten die schepen of havenvoorzieningen treffen die be- trokken zijn bij de internationale handel, Voorts gelet op resolutie 58/187 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin opnieuw bevestigd is dat Staten moeten waar- borgen dat elke maatregel ter bestrijding van terrorisme beantwoordt aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzon- der aan de internationale rechten van de mens, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, Ervan overtuigd dat het noodzakelijk is bepalingen aan te nemen die het Verdrag aanvullen teneinde nieuw terroristisch geweld gericht tegen de veiligheid van de internationale zeevaart te onderdrukken en de doel- treffendheid ervan te verbeteren, Zijn het volgende overeengekomen: ARTIKEL 1 Voor de toepassing van dit Protocol: 1. wordt verstaan onder ,,Xxxxxxx’’: het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zee- vaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988. 2. wordt verstaan onder ,,Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). 3. wordt verstaan onder ,,Secretaris-Generaal’’: de Secretaris- Generaal van de Organisatie. ARTIKEL 2 Artikel 1 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder: a. schip’’: een vaartuig, ongeacht het type, dat niet permanent met de zeebodem is verbonden, met inbegrip van dynamisch gedragen vaar- tuigen, onderwatervaartuigen en andere vaartuigen in drijvende toestand. b. vervoer’’: het initiëren, regelen of uitoefenen van daadwerkelijke controle, met inbegrip van de beslissingsbevoegdheid, over de verplaat- sing van een persoon of goed. c. ernstig letsel of ernstige schade’’: i. ernstig lichamelijk letsel; of ii. grootschalige vernieling van een openbare plaats, staats- of overheidsvoorziening, infrastructurele voorziening of openbaar- vervoersysteem, hetgeen leidt tot grote economische verliezen; of iii. aanmerkelijke schade aan het milieu, met inbegrip van lucht, bodem, water, fauna of flora. d. NBC-wapens’’: i. biologische wapens’’, zijnde: (1) bacteriologische of andere biologische middelen of toxines, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie, van soor- ten en in hoeveelheden die niet gerechtvaardigd worden door profylactische, beschermende of andere vreedzame oogmer- ken; of (2) wapens, uitrusting of overbrengingsinrichtingen die ontwor- pen zijn voor het gebruik van dergelijke middelen of toxines met vijandig oogmerk of bij gewapende conflicten. ii. chemische wapens’’, zijnde, afzonderlijk of tezamen met: (1) toxische chemische stoffen en hun precursoren, tenzij zij zijn bedoeld voor: (A) onderzoek of industriële, agrarische, medische, farma- ceutische of andere vreedzame oogmerken; of (B) bescherming, dat wil zeggen, voor oogmerken die direct verband houden met de bescherming tegen toxische che- mische stoffen en met bescherming tegen chemische wapens; of (C) militaire doelstellingen die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van de toxische eigenschappen van chemische stoffen als methode van oorlogsvoering; of (D) wetshandhaving, mede ten behoeve van de bestrijding van nationale ongeregeldheden, voor zover de typen en hoeveelheden verenigbaar zijn met deze oogmerken; (2) munitie en instrumenten die specifiek bedoeld zijn om de dood of ander letsel te veroorzaken door middel van de toxi- sche eigenschappen van de toxische chemische stoffen om- schreven in onderdeel ii 1 die zouden vrijkomen ten gevolge van het gebruik van die munitie en instrumenten; (3) alle apparatuur die specifiek ontworpen is voor gebruik in direct verband met de munitie en instrumenten omschreven in onderdeel ii 2. iii. kernwapens en andere nucleaire explosieve instrumenten. e. toxische chemische stof’’: elke chemische stof die door zijn che- mische effect op levensprocessen kan leiden tot de dood, tijdelijke uit- schakeling of blijvend letsel van mensen of dieren. Dit omvat al derge- lijke chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in voorzieningen, in munitie of elders. f. precursor’’: elke chemische reactant die bij enige fase van de productie van een toxische chemische stof betrokken is, ongeacht de wijze waarop. Dit omvat elke sleutelcomponent van een binair chemisch systeem of een chemisch systeem met meerdere componenten. g. Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). h. Secretaris-Generaal’’: de Secretaris-Generaal van de Organisatie. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag: a. hebben de termen ,,openbare plaats’’, ,,staats- of regerings- voorziening’’, ,,infrastructurele voorziening’’ en ,,openbaarvervoer- systeem’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaan- slagen, gedaan te New York op 15 december 1997; en b. hebben de termen ,,grondstof’’ en ,,speciale splijtstoffen’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Statuut van de Inter- nationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), gedaan te New York op 26 oktober 1956. ARTIKEL 3 De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 2bis van het Verdrag: 1. Niets in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplich- tingen en verantwoordelijkheden aan van Staten en personen op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en de internationale mensen- rechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht. 2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de handelingen van strijd- krachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderwor- pen aan het internationaal humanitair rechten evenmin op handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voorzover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal recht. 3. Dit Verdrag laat onverlet de rechten, verplichtingen en verantwoor- delijkheden uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 1 juli 1968, het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 10 april 1972 of het Verdrag tot verbod van de ontwik- keling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van che- mische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, van de Staten die partij zijn bij deze verdra- gen. 1. De inleiding van artikel 3, eerste lid, van het Verdrag wordt ver- vangen door de volgende tekst: 2. Artikel 3, eerste lid, sub f van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst:
Appears in 2 contracts
Samples: Protocol to the Convention for the Suppression of Unlawful Acts Against the Safety of Maritime Navigation, Protocol to the Convention for the Suppression of Unlawful Acts Against the Safety of Maritime Navigation
VERTALING. Zie Trb. 19891970, 17 188 en de rubrieken C en J van Trb. 19921980, 7530 en rubriek X xxx Xxx. Preambule 2002, 147. De Staten-Partijen bij dit Protocol, Als partijen bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedra- gingen gericht tegen de veiligheid vertaling van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988, Erkennend dat daden van terrorisme de internationale vrede en veilig- heid bedreigen, Indachtig resolutie A.924(22) van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie waarin verzocht wordt om herzie- ning van de bestaande juridische en technische maatregelen en nieuwe maatregelen ter overweging worden gepresenteerd teneinde terroris- tische daden tegen schepen te bestrijden en de veiligheid aan boord en aan de wal te verbeteren, waarbij het gevaar voor passagiers, bemannin- gen en havenpersoneel aan boord van schepen en hierboven in havengebieden als- mede voor schepen en hun vracht wordt gereduceerd, Indachtig de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van inter- nationaal terrorisme als bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Ver- gadering van de Verenigde Naties van 9 december 1994 waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en onverdedigbaar, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van die welke de vriendschap- pelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen, Gelet op resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties van 17 december 1996 en de aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van interna- tionaal terrorisme in de bijlage, Herinnerend aan resoluties 1368 (2001) en 1373 (2001) van de Vei- ligheidsraad van de Verenigde Naties, waaruit de internationale wil blijkt terrorisme in al zijn verschijningsvormen en manifestaties te bestrijden en waarin taken en verantwoordelijkheden aan Staten worden toegewe- zen en rekening wordt gehouden met de voortdurende dreiging van ter- roristische aanvallen, Tevens herinnerend aan resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin de dringende noodzaak wordt erkend dat alle Staten doeltreffende aanvullende maatregelen treffen om de ver- spreiding van biologische, chemische of kernwapens en hun overbrengingsinrichtingen te voorkomen, Voorts herinnerend aan het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, gedaan te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het weder- rechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burger- luchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 14 december 1973, het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 17 de- cember 1979, het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kern- materiaal, te Wenen aangenomen op 26 oktober 1979 en de wijzigingen daarvan, aangenomen op 8 juli 2005, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internatio- nale burgerluchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 24 februari 1988, het Protocol tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988, het Verdrag inzake het merken van kneedbare explosieven ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991, het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 15 december 1997, het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de finan- ciering van terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 9 december 1999, en het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, door de Algemene Ver- gadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 13 april 2005, Indachtig het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982, en van het internationaal gewoonterecht van de zee, Gelet op resolutie 59/46 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties waarin opnieuw bevestigd is dat internationale samenwer- king alsmede maatregelen van Staten ter bestrijding van terrorisme moe- ten worden uitgevoerd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de relevante internationale verdragen alsmede met resolutie 59/24 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin Staten worden opgeroepen partij te worden bij het Verdrag tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol daarbij, Staten worden uitgenodigd deel te nemen aan de herziening van die instrumenten door de Juridische Commissie van de Internationale Maritieme Organisatie teneinde de middelen voor het bestrijden van dergelijke wederrechtelijke gedragingen, daaronder be- grepen terroristische handelingen, te versterken en Staten tevens opge- roepen worden passende maatregelen te treffen teneinde de daadwerke- lijke implementatie van die instrumenten te waarborgen, in het bijzonder wanneer van toepassing door het aannemen van wetgeving, teneinde te waarborgen dat er een deugdelijk kader is voor reacties op incidenten van gewapende overvallen en terroristische handelingen op zee, Tevens gelet op het belang van de rubriek B opgenomen wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, en de Inter- nationale code inzake de beveiliging van schepen en havenvoorzieningen (ISPS-code), beide aangenomen door de conferentie van 2002 van verdragsluitende regeringen bij dat verdrag, bij het instellen van een pas- send internationaal technisch kader dat voorziet in samenwerking tussen regeringen en overheidsinstellingen, nationale en lokale administraties en de scheepvaart- en havenindustrie teneinde bedreigingen voor de vei- ligheid te ontdekken en preventieve maatregelen te treffen tegen veiligheidsincidenten die schepen of havenvoorzieningen treffen die be- trokken zijn bij de internationale handel, Voorts gelet op resolutie 58/187 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin opnieuw bevestigd is dat Staten moeten waar- borgen dat elke maatregel ter bestrijding van terrorisme beantwoordt aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzon- der aan de internationale rechten van de mens, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, Ervan overtuigd dat het noodzakelijk is bepalingen aan te nemen die het Verdrag aanvullen teneinde nieuw terroristisch geweld gericht tegen de veiligheid van de internationale zeevaart te onderdrukken en de doel- treffendheid ervan te verbeteren, Zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL 1 Voor de toepassing van dit Protocol:
1. wordt verstaan onder ,,Xxxxxxx’’: het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zee- vaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988.
2. wordt verstaan onder ,,Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
3. wordt verstaan onder ,,Secretaris-Generaal’’: de Secretaris- Generaal van de Organisatie.
ARTIKEL 2 Artikel 1 van het Verdrag wordt oktober 2003 luidt als volgt gewijzigd:
1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan ondervolgt:
a. schip’’: Er wordt een vaartuigAlgemene Vergadering ingesteld, ongeacht het type, dat niet permanent met de zeebodem is verbonden, met inbegrip van dynamisch gedragen vaar- tuigen, onderwatervaartuigen en andere vaartuigen in drijvende toestand.
b. vervoer’’: het initiëren, regelen of uitoefenen van daadwerkelijke controle, met inbegrip van de beslissingsbevoegdheid, over de verplaat- sing van een persoon of goed.
c. ernstig letsel of ernstige schade’’:
i. ernstig lichamelijk letsel; of
ii. grootschalige vernieling van een openbare plaats, staats- of overheidsvoorziening, infrastructurele voorziening of openbaar- vervoersysteem, hetgeen leidt tot grote economische verliezen; of
iii. aanmerkelijke schade aan het milieu, met inbegrip van lucht, bodem, water, fauna of flora.
d. NBC-wapens’’:
i. biologische wapens’’, zijnde:
(1) bacteriologische of andere biologische middelen of toxines, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie, van soor- ten en in hoeveelheden die niet gerechtvaardigd worden door profylactische, beschermende of andere vreedzame oogmer- ken; of
(2) wapens, uitrusting of overbrengingsinrichtingen die ontwor- pen zijn voor het gebruik van dergelijke middelen of toxines met vijandig oogmerk of bij gewapende conflicten.
ii. chemische wapens’’, zijnde, afzonderlijk of tezamen met:
(1) toxische chemische stoffen en hun precursoren, tenzij zij zijn bedoeld voor:
(A) onderzoek of industriële, agrarische, medische, farma- ceutische of andere vreedzame oogmerken; of
(B) bescherming, dat wil zeggen, voor oogmerken die direct verband houden met de bescherming tegen toxische che- mische stoffen en met bescherming tegen chemische wapens; of
(C) militaire doelstellingen die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van de toxische eigenschappen van chemische stoffen als methode van oorlogsvoering; of
(D) wetshandhaving, mede ten behoeve van de bestrijding van nationale ongeregeldheden, voor zover de typen en hoeveelheden verenigbaar zijn met deze oogmerken;
(2) munitie en instrumenten die specifiek bedoeld zijn om de dood of ander letsel te veroorzaken door middel van de toxi- sche eigenschappen van de toxische chemische stoffen om- schreven in onderdeel ii 1 die zouden vrijkomen ten gevolge van het gebruik van die munitie en instrumenten;
(3) alle apparatuur die specifiek ontworpen is voor gebruik in direct verband met de munitie en instrumenten omschreven in onderdeel ii 2.
iii. kernwapens en andere nucleaire explosieve instrumenten.
e. toxische chemische stof’’: elke chemische stof die door zijn che- mische effect op levensprocessen kan leiden tot de dood, tijdelijke uit- schakeling of blijvend letsel van mensen of dieren. Dit omvat al derge- lijke chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in voorzieningen, in munitie of elders.
f. precursor’’: elke chemische reactant die bij enige fase van de productie van een toxische chemische stof betrokken is, ongeacht de wijze waarop. Dit omvat elke sleutelcomponent van een binair chemisch systeem of een chemisch systeem met meerdere componenten.
g. Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
h. Secretaris-Generaal’’: de Secretaris-Generaal van de Organisatie.
2. Voor de toepassing van dit Verdrag:
a. hebben de termen ,,openbare plaats’’, ,,staats- of regerings- voorziening’’, ,,infrastructurele voorziening’’ en ,,openbaarvervoer- systeem’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaan- slagen, gedaan te New York op 15 december 1997; en
b. hebben de termen ,,grondstof’’ en ,,speciale splijtstoffen’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Statuut van de Inter- nationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), gedaan te New York op 26 oktober 1956.
ARTIKEL 3 De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 2bis van het Verdrag:
1. Niets in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplich- tingen en verantwoordelijkheden aan van Staten en personen op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en de internationale mensen- rechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.
2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de handelingen van strijd- krachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderwor- pen aan het internationaal humanitair rechten evenmin op handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voorzover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal recht.
3. Dit Verdrag laat onverlet de rechten, verplichtingen en verantwoor- delijkheden bestaande uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 1 juli 1968, het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 10 april 1972 of het Verdrag tot verbod van de ontwik- keling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van che- mische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, van de Staten die partij zijn bij deze verdra- gendit Verdrag.
1. b. De inleiding Regering van artikel 3elke Staat is vertegenwoordigd door een afge- vaardigde, eerste liddie zich kan doen bijstaan door plaatsvervangers, van het Verdrag wordt ver- vangen adviseurs en deskundigen.
c. De door elke delegatie gemaakte kosten worden gedragen door de volgende tekst:Regering die haar heeft aangewezen.
2. Artikel 3De Algemene Vergadering:
i. bespreekt vraagstukken van algemeen belang op het gebied van de intellectuele eigendom en kan aanbevelingen betreffende deze vraagstukken doen, eerste waarbij evenwel de bevoegdheid en de zelf- standigheid van de Unies worden geëerbiedigd;
ii. benoemt de Directeur-Generaal op voordracht van de Coördinatie- commissie;
iii. bestudeert en hecht haar goedkeuring aan de rapporten van de Directeur-Generaal met betrekking tot de Organisatie en verstrekt hem alle nodige richtlijnen;
iv. bestudeert en hecht haar goedkeuring aan de rapporten en werk- zaamheden van de Coördinatiecommissie en geeft deze richtlij- nen;
v. stelt de tweejaarlijkse begroting van de gemeenschappelijke uit- gaven van de Unies vast;
vi. hecht haar goedkeuring aan de door de Directeur-Generaal voor- gestelde administratieve regelingen ter uitvoering van de interna- tionale verbintenissen, bedoeld in artikel 4, sub iii);
vii. neemt wijzigingen van dit Verdrag aan zoals bepaald in artikel 17;
viii. stelt het financiële reglement van de Organisatie vast;
ix. bepaalt in welke talen het Secretariaat werkt met inachtneming van het gebruik bij de Verenigde Naties;
x. nodigt de Staten bedoeld in artikel 5, tweede lid, sub ii), uit partij te worden bij dit Xxxxxxx;
xi. beslist welke Staten, geen leden der Organisatie zijnde, en welke intergouvernementele en niet-gouvernementele internationale or- ganisaties als waarnemers tot haar vergaderingen kunnen worden toegelaten;
xii. verricht alle overige taken die dienstig zijn in het kader van dit Xxxxxxx.
a. Niettegenstaande het bepaalde onder letter b), heeft elke Staat in de Algemene Vergadering één stem.
b. Geen enkele Staat mag in de Algemene Vergadering een stem uit- brengen over een aangelegenheid betreffende een verdrag ter zake waar- van de Algemene Vergadering bevoegd is en waarbij de Staat geen partij is.
c. Het quorum wordt gevormd door de helft van de lidstaten van de Algemene Vergadering.
d. Niettegenstaande het bepaalde onder letter c kunnen, indien gedu- rende een zitting het aantal vertegenwoordigde Staten kleiner is dan de helft, maar gelijk aan of groter dan het derde deel van de lidstaten van de Algemene Vergadering, door die Vergadering besluiten worden geno- men; evenwel worden de besluiten van de Algemene Vergadering, met uitzondering van die welke haar eigen procedure betreffen, eerst rech- tens uitvoerbaar nadat aan de hierna vermelde voorwaarden is voldaan. Het Internationale Bureau brengt de hier bedoelde besluiten ter kennis van de lidstaten van de Algemene Vergadering, die niet vertegenwoor- digd waren, en verzoekt hun binnen een termijn van drie maanden, te rekenen van de datum van de bedoelde kennisgeving, schriftelijk hun stem uit te brengen of hun onthouding kenbaar te maken. Indien na afloop van deze termijn het aantal Staten, dat op deze wijze zijn stem heeft uitgebracht of zijn onthouding heeft kenbaar gemaakt, ten minste gelijk is aan het aantal Staten dat aan het quorum van de vergadering ontbrak, zullen bedoelde besluiten rechtens uitvoerbaar worden, mits tezelfdertijd de vereiste meerderheid is bereikt.
e. Onverminderd het bepaalde onder letters f en g, neemt de Alge- mene Vergadering haar besluiten met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
f. Voor de aanvaarding van de administratieve regelingen ter uitvoe- ring van de internationale verbintenissen, bedoeld in artikel 4, sub iii), is een meerderheid van drie vierde van de uitgebrachte stemmen vereist.
g. Voor de goedkeuring van een overeenkomst met de Organisatie der Verenigde Naties overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 57 en 63 van het Verdrag wordt vervangen Handvest der Verenigde Naties is een meerderheid van negen tiende van de uitgebrachte stemmen vereist.
h. Voor de benoeming van de Directeur-Generaal (tweede lid, sub ii)), voor de goedkeuring van de door de volgende tekst:Directeur-Generaal voorge- stelde administratieve regelingen ter uitvoering van de internationale verbintenissen (tweede lid, sub vi)) en voor de verplaatsing van de zetel (artikel 10) is de voorgeschreven meerderheid vereist, niet alleen in de Algemene Vergadering, doch ook in de Algemene Vergadering van de Unie van Parijs en in de Algemene Vergadering van de Unie van Bern.
i. Onthouding geldt niet als stem.
j. Een afgevaardigde kan slechts één Staat vertegenwoordigen en kan slechts uit naam van deze Staat zijn stem uitbrengen.
a. De Algemene Vergadering komt eenmaal per jaar in gewone zit- ting bijeen, op uitnodiging van de Directeur-Generaal.
b. De Algemene Vergadering komt in buitengewone zitting bijeen op uitnodiging van de Directeur-Generaal ingevolge een verzoek van de Coördinatiecommissie of van één vierde van de lidstaten van de Alge- mene Vergadering.
c. De zittingen worden gehouden ter plaatse van de zetel van de Organisatie.
5. De Algemene Vergadering stelt haar reglement van orde vast. Artikel 7 [vervallen]
Appears in 1 contract
Samples: Verdrag Tot Oprichting Van De Wereldorganisatie Voor De Intellectuele Eigendom (Ompi/Wipo)
VERTALING. Zie Trb. 19891990, 17 143 en rubriek J van Trb. 19922004, 75133. Preambule De Staten-Partijen bij dit Protocol, Als partijen bij het Verdrag tot bestrijding Raad van wederrechtelijke gedra- gingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988, Erkennend dat daden van terrorisme de internationale vrede en veilig- heid bedreigen, Indachtig resolutie A.924(22) van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie waarin verzocht wordt om herzie- ning van de bestaande juridische en technische maatregelen en nieuwe maatregelen ter overweging worden gepresenteerd teneinde terroris- tische daden tegen schepen te bestrijden en de veiligheid aan boord en aan de wal te verbeteren, waarbij het gevaar voor passagiers, bemannin- gen en havenpersoneel aan boord van schepen en in havengebieden als- mede voor schepen en hun vracht wordt gereduceerd, Indachtig de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van inter- nationaal terrorisme als bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Ver- gadering van de Verenigde Naties van 9 december 1994 waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en onverdedigbaar, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van die welke de vriendschap- pelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigenGouverneurs, Gelet op resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties van 17 december 1996 historische veranderingen die zich voltrekken in Noord- Afrika en de aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van interna- tionaal terrorisme in de bijlagehet Midden-Oosten; In herinnering roepend Resolutie Nr. 134, Herinnerend aan resoluties 1368 (2001) en 1373 (2001) van de Vei- ligheidsraad van de Verenigde Naties, waaruit de internationale wil blijkt terrorisme in al zijn verschijningsvormen en manifestaties te bestrijden en waarin taken en verantwoordelijkheden aan Staten worden toegewe- zen en rekening wordt gehouden met de voortdurende dreiging van ter- roristische aanvallen, Tevens herinnerend aan resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin de dringende noodzaak wordt erkend dat alle Staten doeltreffende aanvullende maatregelen treffen om de ver- spreiding van biologische, chemische Possible Geographic Ex- pansion of kernwapens en hun overbrengingsinrichtingen te voorkomen, Voorts herinnerend aan het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, gedaan te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het weder- rechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burger- luchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 14 december 1973, het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 17 de- cember 1979, het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kern- materiaal, te Wenen aangenomen op 26 oktober 1979 en de wijzigingen daarvanthe Bank’s Region of Operations, aangenomen op 8 juli 200521 mei 2011, bij welke de Raad van Gouverneurs de Raad van Bewindvoerders heeft verzocht aanbevelingen uit te brengen aan de Raad van Gouver- neurs ter zake van, onder andere, een wijziging van artikel 1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (de Overeenkomst), die voorziet in een passende regio- nale uitbreiding van de geografische reikwijdte van het Protocol mandaat van de EBRD en een passend mechanisme teneinde de status van ontvangend land toe te kennen aan landen binnen de uitgebreide regio die lid zijn, waarbij gewaarborgd wordt dat een dergelijke uitbreiding niet noodzaakt tot bestrijding aanvullende bijdragen aan het kapitaal of ten koste gaat van wederrechtelijke daden de over- eengekomen reikwijdte en gevolgen van geweld op luchthavens de werkzaamheden van de Bank in de bestaande ontvangende landen; Tevens in herinnering roepend de bevestiging in het verslag van de Raad van Bewindvoerders over het vierde toetsingskader van de kapi- taalmiddelen (CRR4) over het tijdvak 2011–2015, bij Resolutie Nr. 128 bekrachtigd door de Raad van Gouverneurs, dat graduatie een grondbe- ginsel blijft voor de internatio- nale burgerluchtvaart bij Bank; Na bestudering en instemming met het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid verslag van de burgerluchtvaartRaad van Bewindvoerders aan de Raad van Gouverneurs inzake de Geographic expansion of the Bank’s Region of Operations to the Southern and Eas- tern Mediterranean en zijn aanbevelingen, gedaan te Montreal op 24 februari 1988, het Protocol tot bestrijding onder andere dat de Raad van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid Gouverneurs instemt met een wijziging van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988, het Verdrag inzake het merken van kneedbare explosieven ten behoeve artikel 1 van de opsporing ervan, gedaan Overeen- komst teneinde de Bank in staat te Montreal op 1 maart 1991, stellen werkzaamheden te verrichten in landen in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, door de Algemene Vergadering zuidelijke en oostelijke gebied van de Verenigde Naties aangenomen op 15 december 1997, het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de finan- ciering van terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 9 december 1999, en het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, door de Algemene Ver- gadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 13 april 2005, Indachtig het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982, en van het internationaal gewoonterecht van de zee, Gelet op resolutie 59/46 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties waarin opnieuw bevestigd is dat internationale samenwer- king alsmede maatregelen van Staten ter bestrijding van terrorisme moe- ten worden uitgevoerd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de relevante internationale verdragen alsmede met resolutie 59/24 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin Staten worden opgeroepen partij te worden bij het Verdrag tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol daarbij, Staten worden uitgenodigd deel te nemen aan de herziening van die instrumenten door de Juridische Commissie van de Internationale Maritieme Organisatie teneinde de middelen voor het bestrijden van dergelijke wederrechtelijke gedragingen, daaronder be- grepen terroristische handelingen, te versterken en Staten tevens opge- roepen worden passende maatregelen te treffen teneinde de daadwerke- lijke implementatie van die instrumenten te waarborgen, in het bijzonder wanneer van toepassing door het aannemen van wetgeving, teneinde te waarborgen dat er een deugdelijk kader is voor reacties op incidenten van gewapende overvallen en terroristische handelingen op zee, Tevens gelet op het belang van de wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, en de Inter- nationale code inzake de beveiliging van schepen en havenvoorzieningen (ISPS-code), beide aangenomen door de conferentie van 2002 van verdragsluitende regeringen bij dat verdrag, bij het instellen van een pas- send internationaal technisch kader dat voorziet in samenwerking tussen regeringen en overheidsinstellingen, nationale en lokale administraties en de scheepvaart- en havenindustrie teneinde bedreigingen voor de vei- ligheid te ontdekken en preventieve maatregelen te treffen tegen veiligheidsincidenten die schepen of havenvoorzieningen treffen die be- trokken zijn bij de internationale handel, Voorts gelet op resolutie 58/187 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin opnieuw bevestigd is dat Staten moeten waar- borgen dat elke maatregel ter bestrijding van terrorisme beantwoordt aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzon- der aan de internationale rechten van de mens, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, Ervan overtuigd dat het noodzakelijk is bepalingen aan te nemen die het Verdrag aanvullen teneinde nieuw terroristisch geweld gericht tegen de veiligheid van de internationale zeevaart te onderdrukken en de doel- treffendheid ervan te verbeteren, Zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL 1 Voor de toepassing van dit ProtocolMiddellandse Zee; Bepaalt bijgevolg hierbij dat:
1. wordt verstaan onder ,,Xxxxxxx’’: het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zee- vaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988.
2. wordt verstaan onder ,,Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
3. wordt verstaan onder ,,Secretaris-Generaal’’: de Secretaris- Generaal van de Organisatie.
ARTIKEL 2 Artikel 1 van het Verdrag wordt als volgt wordt gewijzigd: De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en het herstel ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevor- deren en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moe- digen in de Midden- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een marktecono- mie aanhangen en toepassen. Het doel van de Bank kan met inachtne- ming van dezelfde voorwaarden ook in Mongolië worden verwezenlijkt en in landen in het zuidelijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee die lid zijn, zoals bepaald door de Bank na te zijn bevestigd bij stemming door ten minste twee derde van de Gouverneurs die ten min- ste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoor- digen. Dienovereenkomstig heeft elke verwijzing in deze Overeenkomst en in de Bijlagen daarbij naar „Midden- en Oost-Europese landen”, „lan- den in Midden- en Oost-Europa”, „ontvangend land (of ontvangende landen)” of „ontvangende lidstaat (of lidstaten)” tevens betrekking op Mongolië, alsmede op elk van de landen in het zuidelijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee.”
2. De Leden van de Bank wordt gevraagd of zij bedoelde wijziging aanvaarden door (a) bij de Bank een akte neder te leggen waarin ver- meld wordt dat het lid bedoelde wijziging in overeenstemming met zijn recht heeft aanvaard en (b) materieel en formeel ten genoegen van de Bank aan te tonen dat de wijziging is aanvaard en dat de akte van aan- vaarding is nedergelegd in overeenstemming met het recht van dat lid.
3. De bedoelde wijziging in werking treedt zeven dagen na de datum waarop de Bank formeel aan alle leden heeft medegedeeld dat aan de vereisten voor aanvaarding van bedoelde wijziging voorzien in artikel 56 van de Overeenkomst tot oprichting van de Bank, is voldaan. Aangenomen op 30 september 2011 De Raad van Gouverneurs, Overwegend dat de Raad van Gouverneurs door aanneming van Reso- lutie Nr. 137 zou instemmen met een wijziging van artikel 1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (de Overeenkomst) ten gevolge waarvan de Bank gemachtigd zou zijn tot uitvoering van haar doel in de landen in het zui- delijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee; In herinnering roepend Resolutie Nr. 134, Possible Geographic Ex- pansion of the Bank’s Region of Operations, aangenomen op 21 mei 2011, bij welke de Raad van Gouverneurs de Raad van Bewindvoerders heeft verzocht aanbevelingen uit te brengen aan de Raad van Gouver- neurs ter zake van, onder andere, mogelijke verdere stappen teneinde de werkzaamheden van de Bank in de mogelijk ontvangende landen in de uitgebreide regio zo spoedig mogelijk te laten aanvangen; Na bestudering en instemming met het verslag van de Raad van Bewindvoerders aan de Raad van Gouverneurs inzake de Geographic expansion of the Bank’s Region of Operations to the Southern and Eas- tern Mediterranean en zijn aanbevelingen, onder andere dat de Raad van Gouverneurs instemt met een wijziging van artikel 18 van de Overeen- komst teneinde de Bank in staat te stellen Bijzondere Fondsen aan te wenden voor bijzondere werkzaamheden in mogelijk ontvangende lan- den; Bepaalt bijgevolg hierbij dat:
1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. schip’’: een vaartuig, ongeacht het type, dat niet permanent met de zeebodem is verbonden, met inbegrip van dynamisch gedragen vaar- tuigen, onderwatervaartuigen en andere vaartuigen in drijvende toestand.
b. vervoer’’: het initiëren, regelen of uitoefenen van daadwerkelijke controle, met inbegrip van de beslissingsbevoegdheid, over de verplaat- sing van een persoon of goed.
c. ernstig letsel of ernstige schade’’:
i. ernstig lichamelijk letsel; of
ii. grootschalige vernieling van een openbare plaats, staats- of overheidsvoorziening, infrastructurele voorziening of openbaar- vervoersysteem, hetgeen leidt tot grote economische verliezen; of
iii. aanmerkelijke schade aan het milieu, met inbegrip van lucht, bodem, water, fauna of flora.
d. NBC-wapens’’:
i. biologische wapens’’, zijnde:
(1) bacteriologische of andere biologische middelen of toxines, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie, van soor- ten en in hoeveelheden die niet gerechtvaardigd worden door profylactische, beschermende of andere vreedzame oogmer- ken; of
(2) wapens, uitrusting of overbrengingsinrichtingen die ontwor- pen zijn voor het gebruik van dergelijke middelen of toxines met vijandig oogmerk of bij gewapende conflicten.
ii. chemische wapens’’, zijnde, afzonderlijk of tezamen met:
(1) toxische chemische stoffen en hun precursoren, tenzij zij zijn bedoeld voor:
(A) onderzoek of industriële, agrarische, medische, farma- ceutische of andere vreedzame oogmerken; of
(B) bescherming, dat wil zeggen, voor oogmerken die direct verband houden met de bescherming tegen toxische che- mische stoffen en met bescherming tegen chemische wapens; of
(C) militaire doelstellingen die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van de toxische eigenschappen van chemische stoffen als methode van oorlogsvoering; of
(D) wetshandhaving, mede ten behoeve van de bestrijding van nationale ongeregeldheden, voor zover de typen en hoeveelheden verenigbaar zijn met deze oogmerken;
(2) munitie en instrumenten die specifiek bedoeld zijn om de dood of ander letsel te veroorzaken door middel van de toxi- sche eigenschappen van de toxische chemische stoffen om- schreven in onderdeel ii 1 die zouden vrijkomen ten gevolge van het gebruik van die munitie en instrumenten;
(3) alle apparatuur die specifiek ontworpen is voor gebruik in direct verband met de munitie en instrumenten omschreven in onderdeel ii 2.
iii. kernwapens en andere nucleaire explosieve instrumenten.
e. toxische chemische stof’’: elke chemische stof die door zijn che- mische effect op levensprocessen kan leiden tot de dood, tijdelijke uit- schakeling of blijvend letsel van mensen of dieren. Dit omvat al derge- lijke chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in voorzieningen, in munitie of elders.
f. precursor’’: elke chemische reactant die bij enige fase van de productie van een toxische chemische stof betrokken is, ongeacht de wijze waarop. Dit omvat elke sleutelcomponent van een binair chemisch systeem of een chemisch systeem met meerdere componenten.
g. Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
h. Secretaris-Generaal’’: de Secretaris-Generaal van de Organisatie.
2. Voor de toepassing van dit Verdrag:
a. hebben de termen ,,openbare plaats’’, ,,staats- of regerings- voorziening’’, ,,infrastructurele voorziening’’ en ,,openbaarvervoer- systeem’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaan- slagen, gedaan te New York op 15 december 1997; en
b. hebben de termen ,,grondstof’’ en ,,speciale splijtstoffen’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Statuut van de Inter- nationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), gedaan te New York op 26 oktober 1956.
ARTIKEL 3 De volgende tekst wordt toegevoegd als artikel 2bis van het Verdrag:
1. Niets in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplich- tingen en verantwoordelijkheden aan van Staten en personen op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en de internationale mensen- rechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.
2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de handelingen van strijd- krachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderwor- pen aan het internationaal humanitair rechten evenmin op handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voorzover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal recht.
3. Dit Verdrag laat onverlet de rechten, verplichtingen en verantwoor- delijkheden uit hoofde Artikel 18 van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 1 juli 1968, het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 10 april 1972 of het Verdrag tot verbod van de ontwik- keling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van che- mische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, van de Staten die partij zijn bij deze verdra- gen.
1. De inleiding van artikel 3, eerste lid, van het Verdrag als volgt wordt ver- vangen door de volgende tekstgewijzigd:
2. Artikel 3, eerste lid, sub f van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst:
Appears in 1 contract
Samples: Overeenkomst Tot Oprichting Van De Europese Bank Voor Wederopbouw en Ontwikkeling
VERTALING. Zie TrbDe vertaling van de Resoluties Nr. 1989259 en Nr. 260 luidt als volgt: De Raad van Gouverneurs, 17 In herinnering roepend resolutie nr. 248 waarin de Raad van Gouverneurs, in beginsel, goedkeuring ver- leende aan een beperkte en Trb. 1992, 75. Preambule De Statenstapsgewijze uitbreiding van de geografische reikwijdte van de werkzaamheden van de Bank naar Sub-Partijen bij dit Protocol, Als partijen Sahara-Afrika en Irak; Het belang onderstrepend van Sub-Sahara-Afrika en Irak bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedra- gingen gericht tegen de veiligheid verwezenlijken van de zeevaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988, Erkennend dat daden geopolitieke en ont- wikkelingsprioriteiten van terrorisme de internationale vrede gemeenschap, de groeiende banden tussen vele landen in Sub- Sahara-Afrika en veilig- heid bedreigen, Indachtig resolutie A.924(22) van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie waarin verzocht wordt om herzie- ning van de bestaande juridische en technische maatregelen en nieuwe maatregelen ter overweging worden gepresenteerd teneinde terroris- tische daden tegen schepen te bestrijden Irak en de veiligheid aan boord en aan landen waar de wal te verbeteren, waarbij het gevaar voor passagiers, bemannin- gen en havenpersoneel aan boord van schepen en in havengebieden als- mede voor schepen en hun vracht wordt gereduceerd, Indachtig de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van inter- nationaal terrorisme als bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Ver- gadering van de Verenigde Naties van 9 december 1994 waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en onverdedigbaar, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van die welke de vriendschap- pelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen, Gelet op resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties van 17 december 1996 en de aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van interna- tionaal terrorisme in de bijlage, Herinnerend aan resoluties 1368 (2001) en 1373 (2001) van de Vei- ligheidsraad van de Verenigde Naties, waaruit de internationale wil blijkt terrorisme in al zijn verschijningsvormen en manifestaties te bestrijden en waarin taken en verantwoordelijkheden aan Staten worden toegewe- zen en rekening wordt gehouden met de voortdurende dreiging van ter- roristische aanvallen, Tevens herinnerend aan resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin de dringende noodzaak wordt erkend dat alle Staten doeltreffende aanvullende maatregelen treffen om de ver- spreiding van biologische, chemische of kernwapens en hun overbrengingsinrichtingen te voorkomen, Voorts herinnerend aan het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, gedaan te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het weder- rechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, gedaan te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burger- luchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 14 december 1973, het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, door de Algemene Vergadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 17 de- cember 1979, het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kern- materiaal, te Wenen aangenomen op 26 oktober 1979 en de wijzigingen daarvan, aangenomen op 8 juli 2005, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internatio- nale burgerluchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 24 februari 1988, het Protocol tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, gedaan te Rome op 10 maart 1988, het Verdrag inzake het merken van kneedbare explosieven ten behoeve van de opsporing ervan, gedaan te Montreal op 1 maart 1991, het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 15 december 1997, het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de finan- ciering van terrorisme, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 9 december 1999, en het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, door de Algemene Ver- gadering van de Veiligheidsraad aangenomen op 13 april 2005, Indachtig het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982, en van het internationaal gewoonterecht van de zee, Gelet op resolutie 59/46 van de Algemene Vergadering van de Ver- enigde Naties waarin opnieuw bevestigd is dat internationale samenwer- king alsmede maatregelen van Staten ter bestrijding van terrorisme moe- ten worden uitgevoerd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de relevante internationale verdragen alsmede met resolutie 59/24 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin Staten worden opgeroepen partij te worden bij het Verdrag tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol daarbij, Staten worden uitgenodigd deel te nemen aan de herziening van die instrumenten door de Juridische Commissie van de Internationale Maritieme Organisatie teneinde de middelen voor het bestrijden van dergelijke wederrechtelijke gedragingen, daaronder be- grepen terroristische handelingen, te versterken en Staten tevens opge- roepen worden passende maatregelen te treffen teneinde de daadwerke- lijke implementatie van die instrumenten te waarborgen, in het bijzonder wanneer van toepassing door het aannemen van wetgeving, teneinde te waarborgen dat er een deugdelijk kader is voor reacties op incidenten van gewapende overvallen en terroristische handelingen op zee, Tevens gelet op het belang van de wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974EBRD momenteel actief is, en de Inter- nationale code inzake relevantie en toepasselijkheid van het mandaat, het bedrijfsmodel, de beveiliging focus op de private sector en de competenties van schepen de Bank in Sub- Sahara-Afrika en havenvoorzieningen (ISPS-code), beide aangenomen Irak; Benadrukkend dat de urgentste prioriteit van de Bank blijft Oekraïne en andere door de conferentie oorlog in Oekraïne getroffen landen waar de Bank actief is te ondersteunen; Erkennend dat de oorlog tegen Oekraïne het parallelle belang om de aandeelhoudersdoelstellingen in Sub- Sahara-Afrika en Irak te blijven verwezenlijken heeft vergroot; Erop wijzend dat iedere mogelijke beperkte en stapsgewijze uitbreiding naar nieuwe landen waar de Bank actief is: geen afbreuk mag doen aan het vermogen van 2002 de Bank om de landen waar zij momenteel actief is te ondersteunen, de triple-A-rating van verdragsluitende regeringen bij de Bank niet in gevaar mag brengen, niet mag leiden tot een verzoek om aanvullende kapitaalinbreng en geen afbreuk mag doen aan het mandaat van de Bank om transitie te ondersteunen of het naleven van de operationele beginselen van additionaliteit en gezond bankieren; Het belang benadrukken van complementariteit en samenwerking tussen ontwikkelingspartners die reeds actief zijn in Sub-Sahara-Afrika en Irak; en Na bestudering van het Verslag van de Raad van Bewind aan de Raad van Gouverneurs „Wijziging van arti- kel 1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling om een beperkte en stapsgewijze uitbreiding van de geografische reikwijdte van de werkzaamheden van de Bank naar Sub-Sahara-Afrika en Irak mogelijk te maken” en instemmend met de conclusies daarvan, waaronder:
i. Dat uit de analyse van de kapitaal- en financiële implicaties opnieuw blijkt dat verdrag, bij een beperkte en stapsge- wijze uitbreiding naar Sub-Sahara-Afrika en Irak op zichzelf geen afbreuk zal doen aan het instellen vermogen van de Bank om de landen waar zij actief is te ondersteunen noch aan de triple-A-rating van de Bank en ook niet zal leiden tot een verzoek om aanvullende kapitaalinbreng;
ii. Dat een dergelijke beperkte en stapsgewijze uitbreiding van de geografische reikwijdte van de werkzaam- heden van de Bank naar Sub-Sahara-Afrika en Irak mogelijk dient te worden gemaakt door middel van een pas- send internationaal technisch kader dat voorziet in samenwerking tussen regeringen en overheidsinstellingen, nationale en lokale administraties en de scheepvaart- en havenindustrie teneinde bedreigingen voor de vei- ligheid te ontdekken en preventieve maatregelen te treffen tegen veiligheidsincidenten die schepen of havenvoorzieningen treffen die be- trokken zijn bij de internationale handel, Voorts gelet op resolutie 58/187 wijziging van artikel 1 van de Algemene Vergadering Overeenkomst tot oprichting van de Verenigde Naties, waarin opnieuw bevestigd is dat Staten moeten waar- borgen dat elke maatregel ter bestrijding van terrorisme beantwoordt aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzon- der aan Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling („de internationale rechten Overeenkomst”); en
iii. Dat de implementatie van de mens, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, Ervan overtuigd uitbreiding zodanig dient te worden uitgevoerd dat het noodzakelijk is bepalingen aan te nemen die het Verdrag aanvullen teneinde nieuw terroristisch geweld gericht tegen de veiligheid dit niet ten koste gaat van de internationale zeevaart te onderdrukken focus van de Bank op het ondersteunen van Oekraïne en andere landen waar zij actief is die door de doel- treffendheid ervan te verbeteren, Zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL 1 Voor de toepassing van dit Protocoloorlog in Oekraïne worden getroffen. Besluit dat:
1. wordt verstaan onder ,,Xxxxxxx’’: het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zee- vaart, gedaan te Rome op 10 maart 1988.
2. wordt verstaan onder ,,Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
3. wordt verstaan onder ,,Secretaris-Generaal’’: de Secretaris- Generaal van de Organisatie.
ARTIKEL 2 Artikel 1 van het Verdrag wordt als volgt wordt gewijzigd: „De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en het herstel ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moedigen in de Midden- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen. Het doel van de Bank kan met inachtneming van dezelfde voorwaarden ook worden verwezenlijkt in i. Mongolië, ii. landen in het zuidelijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee die lid zijn, en iii. een beperkt aantal landen in Sub-Sahara-Afrika die lid zijn; in ieder geval uit hoofde van ii. en iii. zoals bepaald door de Bank na te zijn bevestigd bij stemming door ten minste twee derde van de Gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Dienovereenkomstig heeft elke verwijzing in deze Overeenkomst en in de Bijlagen daarbij naar „Midden- en Oost-Europese lan- den”, „landen in Midden- en Oost-Europa”, „ontvangend land (of ontvangende landen)” of „ontvan- gende lidstaat (of lidstaten)” tevens betrekking op Mongolië, alsmede op elk van de landen in het zuide- lijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee en Sub-Sahara-Afrika.”
a. Onder het begrip „Sub-Sahara-Afrika” als vervat in artikel 1 van de Overeenkomst wordt de regio ten zuiden van de Sahara verstaan zoals omschreven door de Wereldbankgroep.
b. De beperking van het aantal lidstaten in Sub-Sahara-Afrika waarin de Bank haar doel kan vervullen als vervat in artikel 1 van de Overeenkomst, dient zodanig begrepen te worden dat een beperkte en staps- gewijze uitbreiding van de geografische reikwijdte van de werkzaamheden van de Bank mogelijk is, in overeenstemming met de maatregelen en mechanismen van de Bank, zoals uiteengezet in het verslag van de Raad van Bewind „Wijziging van artikel 1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling om een beperkte en stapsgewijze uitbreiding van de geo- grafische reikwijdte van de werkzaamheden van de Bank naar Sub-Sahara-Afrika en Irak mogelijk maken”. In deze context dient een stapsgewijze verhoging van de uitbreiding door middel van een stemming te worden bevestigd door ten minste drie vierde van de Gouverneurs die ten minste vier vijfde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.
c. Ten behoeve van de Overeenkomst wordt Irak toegevoegd aan het zuidelijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee, en dienovereenkomstig wordt onder het begrip „zuidelijke en oostelijke gebied van de Middellandse Zee” als vervat in artikel 1 van de Overeenkomst de regio verstaan bestaande uit landen die een kustlijn aan de Middellandse Zee hebben alsmede Jordanië en Irak, die sterk in deze regio zijn geïntegreerd.
2. De leden van de Bank wordt gevraagd of zij de bedoelde wijziging aanvaarden door a. bij de Bank een akte neder te leggen waarin vermeld wordt dat het lid de bedoelde wijziging in overeenstemming met zijn recht heeft aanvaard en b. materieel en formeel ten genoegen van de Bank aan te tonen dat de wijziging is aanvaard en dat de akte van aanvaarding is nedergelegd in overeenstemming met het recht van dat lid.
3. De bedoelde wijziging treedt in werking drie (3) maanden na de datum waarop de Bank haar leden for- meel heeft bevestigd dat aan de vereisten voor aanvaarding van de bedoelde wijziging, zoals voorzien in artikel 56 van de Overeenkomst, is voldaan. (Aangenomen op 18 mei 2023) De Raad van Gouverneurs, De essentiële rol erkennend van multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) bij het aanpakken van diverse dringende mondiale uitdagingen; Nota nemend van de significante veranderingen in de praktijken voor kapitaalbeheer in de financiële sector sinds de Overeenkomst op 28 maart 1991 in werking trad; De wens uitsprekend optimaal gebruik mogelijk te maken van de kapitaalcapaciteit van de Bank om de Bank te ondersteunen bij het verwezenlijken van de maximale potentiële impact in de ontvangende landen; De brede aanbevelingen verwelkomend van de onafhankelijke evaluatie van kaders voor kapitaaltoereikend- heid van de G20 en de zorgvuldige overweging die de Bank daaraan heeft gegeven, met name de aanbeve- ling om de aanpak van MDB’s voor het beheer van kapitaaltoereikendheid te moderniseren door specifieke hefboomlimieten van MDB-statuten over te hevelen naar kaders voor kapitaaltoereikendheid van MDB’s, op gecoördineerde wijze tussen MDB’s; Na bestudering van en instemmend met het verslag van de Raad van Bewind „Wijziging van artikel 12.1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling om de statutaire kapitaallimiet ten aanzien van gewone werkzaamheden te schrappen” en met zijn aanbeveling om een wijzi- ging van artikel 12.1 van de Overeenkomst goed te keuren om de statutaire kapitaallimiet ten aanzien van gewone werkzaamheden te schrappen; en Met dien verstande dat de Raad van Bewind binnen het kader van de kapitaaltoereikendheid van de Bank een passende nominale hefboomlimiet voor werkzaamheden handhaaft, in overeenstemming met relevante kapitaalmaatstaven, als onderdeel van haar verantwoordelijkheid om de financiële duurzaamheid van de Bank te beschermen en te zorgen dat deze financieel solide blijft. Besluit dat:
1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. schip’’: een vaartuig, ongeacht het type, dat niet permanent met de zeebodem is verbonden, met inbegrip van dynamisch gedragen vaar- tuigen, onderwatervaartuigen en andere vaartuigen in drijvende toestand.
b. vervoer’’: het initiëren, regelen of uitoefenen van daadwerkelijke controle, met inbegrip Artikel 12.1 van de beslissingsbevoegdheidOvereenkomst wordt gewijzigd door de bestaande tekst te schrappen en de volgende nieuwe tekst in te voegen: „1. De Raad van Bewind stelt passende limieten vast en handhaaft deze met betrekking tot de maatstaven voor de kapitaaltoereikendheid, over teneinde de verplaat- sing van een persoon of goed.
c. ernstig letsel of ernstige schade’’:
i. ernstig lichamelijk letsel; of
ii. grootschalige vernieling van een openbare plaats, staats- of overheidsvoorziening, infrastructurele voorziening of openbaar- vervoersysteem, hetgeen leidt tot grote economische verliezen; of
iii. aanmerkelijke schade aan het milieu, met inbegrip van lucht, bodem, water, fauna of flora.
d. NBC-wapens’’:
i. biologische wapens’’, zijnde:
(1) bacteriologische of andere biologische middelen of toxines, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie, van soor- ten financiële soliditeit en in hoeveelheden die niet gerechtvaardigd worden door profylactische, beschermende of andere vreedzame oogmer- ken; of
(2) wapens, uitrusting of overbrengingsinrichtingen die ontwor- pen zijn voor het gebruik van dergelijke middelen of toxines met vijandig oogmerk of bij gewapende conflicten.
ii. chemische wapens’’, zijnde, afzonderlijk of tezamen met:
(1) toxische chemische stoffen en hun precursoren, tenzij zij zijn bedoeld voor:
(A) onderzoek of industriële, agrarische, medische, farma- ceutische of andere vreedzame oogmerken; of
(B) bescherming, dat wil zeggen, voor oogmerken die direct verband houden met de bescherming tegen toxische che- mische stoffen en met bescherming tegen chemische wapens; of
(C) militaire doelstellingen die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik duurzaamheid van de toxische eigenschappen van chemische stoffen als methode van oorlogsvoering; of
(D) wetshandhaving, mede ten behoeve van de bestrijding van nationale ongeregeldheden, voor zover de typen en hoeveelheden verenigbaar zijn met deze oogmerken;
(2) munitie en instrumenten die specifiek bedoeld zijn om de dood of ander letsel Bank te veroorzaken door middel van de toxi- sche eigenschappen van de toxische chemische stoffen om- schreven in onderdeel ii 1 die zouden vrijkomen ten gevolge van het gebruik van die munitie en instrumenten;
(3) alle apparatuur die specifiek ontworpen is voor gebruik in direct verband met de munitie en instrumenten omschreven in onderdeel ii 2beschermen.
iii. kernwapens en andere nucleaire explosieve instrumenten.
e. toxische chemische stof’’: elke chemische stof die door zijn che- mische effect op levensprocessen kan leiden tot de dood, tijdelijke uit- schakeling of blijvend letsel van mensen of dieren. Dit omvat al derge- lijke chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in voorzieningen, in munitie of elders.
f. precursor’’: elke chemische reactant die bij enige fase van de productie van een toxische chemische stof betrokken is, ongeacht de wijze waarop. Dit omvat elke sleutelcomponent van een binair chemisch systeem of een chemisch systeem met meerdere componenten.
g. Organisatie’’: de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
h. Secretaris-Generaal’’: de Secretaris-Generaal van de Organisatie.”
2. Voor de toepassing van dit Verdrag:
a. hebben de termen ,,openbare plaats’’, ,,staats- of regerings- voorziening’’, ,,infrastructurele voorziening’’ en ,,openbaarvervoer- systeem’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaan- slagen, gedaan te New York op 15 december 1997; en
b. hebben de termen ,,grondstof’’ en ,,speciale splijtstoffen’’ dezelfde betekenis als die welke daaraan is gegeven in het Statuut De leden van de Inter- nationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), gedaan Bank wordt gevraagd of zij de bedoelde wijziging aanvaarden door a. bij de Bank een akte neder te New York op 26 oktober 1956.
ARTIKEL 3 De volgende tekst leggen waarin vermeld wordt toegevoegd als artikel 2bis van dat het Verdrag:
1. Niets lid de bedoelde wijziging in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplich- tingen overeenstemming met zijn recht heeft aanvaard en verantwoordelijkheden aan van Staten b. materieel en personen op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest formeel ten genoegen van de Verenigde Naties, Bank aan te tonen dat de wijziging is aanvaard en dat de internationale mensen- rechten, akte van aanvaarding is nedergelegd in overeenstemming met het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.
2. Dit Verdrag is niet recht van toepassing op de handelingen van strijd- krachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderwor- pen aan het internationaal humanitair rechten evenmin op handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voorzover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal rechtdat lid.
3. Dit Verdrag laat onverlet De bedoelde wijziging treedt in werking drie (3) maanden na de rechten, verplichtingen en verantwoor- delijkheden uit hoofde van het Verdrag inzake datum waarop de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 1 juli 1968, het Verdrag tot verbod Bank haar leden for- meel heeft bevestigd dat aan de vereisten voor aanvaarding van de ontwikkelingbedoelde wijziging, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Xxxxxxxxxx, Xxxxxx en Moskou op 10 april 1972 of het Verdrag tot verbod zoals voorzien in artikel 56 van de ontwik- kelingOvereenkomst, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van che- mische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs is voldaan. (Aangenomen op 13 januari 1993, van de Staten die partij zijn bij deze verdra- gen.
1. De inleiding van artikel 3, eerste lid, van het Verdrag wordt ver- vangen door de volgende tekst:
2. Artikel 3, eerste lid, sub f van het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst:18 mei 2023)
Appears in 1 contract
Samples: Overeenkomst Tot Oprichting Van De Europese Bank Voor Wederopbouw en Ontwikkeling