Common use of Voorkomen van stroompieken Clause in Contracts

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoen: Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 3 contracts

Samples: Aansluitingscontract, Aansluitingscontract, Aansluitingscontract

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoen: o Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) o IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 1 contract

Samples: Aansluitingscontract Elektriciteit – Hoogspanning

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoen: o Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) o IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 1 contract

Samples: Aansluitingscontract

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-HS- distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoen: o Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) o IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 1 contract

Samples: Aansluitingscontract

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoen: o Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) o IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 1 contract

Samples: Aansluitingscontract

Voorkomen van stroompieken. Bij inschakeling van een installatie moet worden voorkomen dat deze d eze installatie grote inschakelstromen trekt of andere transiënte fenomenen veroorzaakt die spanningsdips, flicker of het aanspreken van netbeveiligingen als gevolg kunnen hebben. Inschakelstromen moeten daarom worden beheerst, zowel in het geval waar de DNG door een eigen actie een installatie aanzet, als in het geval dat de installaties na een spanningsonderbreking op het distributienet dDistributienet opnieuw onder spanning komen te staan. Daarom neemt de DNG volgende maatregelen: die opgenomen zijn in de Synergrid Voorschriften C2/112 C10/11 C10/17 en hun aanvullende voorschriften. • De individuele transformatoren met een vermogen > 630 kVA (1.250kVA bij een netspanning >15,6kV) moeten worden uitgerust met een vertraagde (3sec) minimumspanningspoel of een gelijkaardig toestel, om te voorkomen dat verschillende transformatoren gelijktijdig een inschakelstroom inschake lstroom trekken. Wanneer de DNG over meerdere transformatoren beschikt is een sequentie vereist bij het opschakelen van elke transformatortrans formator: ze moeten 1 per 1 opgeschakeld worden. In geval van bv een lokale productie-installatie, waarbij de totale productie-installatie via verschillende koppelpunten op eenzelfde net zijn aangesloten (bv een windpark met meerdere Aansluitingen) moet er tussen de verschillende transformatoren (zowel achter één Aansluiting als binnen het totale park) ook minstens 5 seconden wachttijd worden voorzien bij herinschakeling op het net. Voor transformatoren vanaf 2.600kVA is de uitdrukkelijke toestemming nodig nodi g van de DNB om deze rechtstreeks aan te sluiten, op het HS-distributienet, waarbij de DNB na netstudie bijzondere maatregelen kan opleggen (bv het gebruik van voorschakelweerstanden om de inschakelstroom te beperkenbepe rken); In ieder geval dient de inschakelstroom van een transformator aangesloten op een ingeluste cabine aan volgende limieten te voldoenvo ldoen: o Ipiek ≤ 1.500A (halve cyclus) o IRMS ≤ 400A (10 cycli) Voorkomen van beïnvloeding van de communicatiesignalen van de DNB (CAB – Centrale Afstandsbediening) Conform het Synergrid Voorschrift C10/17 zal de installatie van de DNG op geen enkele wijze de signalen, die de DNB gebruikt voor de centrale afstandsbediening (CAB), nadelig beïnvloeden. In het bijzonder zal er over gewaakt worden dat de installatie geen abnormale afzuiging of opslorping van deze signalen veroorzaakt. Meer bepaald moet de impedantie van de installatie op de frequentie van het CAB-signaal zodanig zijn dat de sperfactor Kn < 2.5 is, waarbij Kn = Z50/Zcab Z50 en Zcab de impedantie van de installatie is bij respectievelijk 50Hz en de frequentie van de CAB signalen. De DNG neemt volgende maatregelen om aan te tonen dat zijn installaties hieraan voldoen: ofwel voorziet de DNG zijn installatie van een actieve filter die de afzuiging van de CAB signalen reduceert tot een aanvaardbare waarde; ofwel legt de DNG aan de DNB een berekening voor van de impedantie van zijn installatie op CAB frequentie. Indien de DNB op basis van deze berekening vaststelt dat de sperfactor voldoende laag is, zijn geen verdere technische voorzieningen nodig. De DNB kan ter plaatse de juistheid van de berekeningen en de gebruikte parameters verifiëren. De DNG kan zich bij de DNB informeren over de waarde van de CAB frequentie die de DNB gebruikt in een specifieke regio, en over de werkwijze voor de berekening van de sperfactor. In geval van storing (Kn>=2.5) zal de DNG op eenvoudig schriftelijk verzoek van de DNB alle noodzakelijke schikkingen treffen teneinde zijn installaties te regulariseren, dit binnen de periode van 6 maanden na kennisgeving. In afwachting van regularisatie heeft de DNB het recht om een aangepast bedrijfsregime op te leggen aan de DNG. De DNG zal op zijn kosten de nodige maatregelen nemen om zijn installatie met deze bepalingen conform te houden of conform te stellen, zoniet kan dit, na ingebrekestelling door de DNB, aanleiding geven tot het buiten dienst stellen van de Aansluiting. Meting door de DNB ter controle van de spanningskwaliteit Op initiatief van de DNB De DNB kan op een door hem gekozen tijdstip en periode een monitoring doen bij de DNG, om te controleren of de spanningskwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door de installaties (inclusief de wijze waarop ze worden uitgebaat) die eigendom zijn van de DNG of op zijn site staan opgesteld. Hiervoor zal de DNB een kwaliteitsmonitoringtoestel, datalogger en communicatieapparatuur plaatsen ter hoogte van de Aansluiting. Deze bijkomende apparatuur blijft eigendom van de DNB. Indien uit de monitoring blijkt dat de installaties van de DNG niet voldoen aan de voorschriften, worden de kosten van deze monitoring aangerekend aan de DNG op basis van de op het tijdstip van de monitoring geldige tarieven. Verder zal de DNB de DNG hiervan op de hoogte stellen, en hem meedelen welke acties hij binnen welke termijn moet uitvoeren om dit te verhelpen.

Appears in 1 contract

Samples: Aansluitingscontract Elektriciteit – Hoogspanning