Arbeidsongeschiktheidsdrempel en ongeschiktheidsgraad. Het recht op uitkering ontstaat wanneer de eigen risicotermijn verstreken is en de verzekerde de arbeidsongeschiktheidsdrempel bereikt, nl. een arbeidsongeschiktheidsgraad van minstens 25 %. Het vervalt zodra de arbeidsongeschiktheidsgraad geen 25 % meer bedraagt, bij het overlijden van de verzekerde en in ieder geval op de in de bijzondere voorwaarden vermelde einddatum van de waarborg. De eigen risicotermijn gaat in op de datum die de behandelende geneesheer opgeeft als begindatum van de arbeidsongeschiktheid, maar ten vroegste 30 dagen voor de dag dat de aangifte bij de maatschappij toekomt. De duur van deze eigen risicotermijn is vermeld in de bijzondere voorwaarden. Indien de bijzondere voorwaarden de afkoop van de eigen risicotermijn voorzien zal het recht op uitkering retroactief vanaf het begin van de eigen risicotermijn ontstaan, op voorwaarde dat de verzekerde nog steeds arbeidsongeschikt is na het verstrijken van de eigen risicotermijn. Het recht op een tussenkomst in het geval van complicaties bij de zwangerschap begint na een wachtperiode van 10 maanden die begint op de aanvangsdatum van de waarborgen arbeidsongeschiktheid. De uitkeringen zijn gebaseerd op de verzekerde jaarrente. De uitkeringen zijn evenredig aan de ongeschiktheidsgraad die gelijk is aan het maximum tussen de arbeidsongeschiktheidsgraad en de fysiologische ongeschiktheidsgraad. Een ongeschiktheidsgraad van 67 % of meer wordt gelijkgesteld met een ongeschiktheidsgraad van 100 %. De geneesheer van de verzekerde en de geneesheer van de maatschappij stellen de ongeschiktheidsgraad vast. De verwijzing naar de fysiologische ongeschiktheidsgraad heeft enkel een eventuele invloed op de hoogte van de uit te keren of toe te kennen renten. Deze verwijzing en het forfaitair karakter van de renten doen niets af aan het feit dat deze renten enkel bij arbeidsongeschiktheid uitgekeerd worden. Dit contract heeft tot doel een verlies van arbeidsinkomen te vergoeden. De arbeidsongeschiktheidsgraad en de fysiologische ongeschiktheidsgraad worden verminderd met het gedeelte dat toe te schrijven is aan letsels of aandoeningen die reeds bestonden voor het sluiten van de waarborgdekking of die veroorzaakt werden door factoren of omstandigheden die deze waarborg niet dekt. Dezelfde modaliteiten gelden bij weder inwerkingstelling van de waarborg of bij wijziging van de waarborg voor het verhoogde deel ervan. Indien de verzekerde minstens één maand vóór het begin van de arbeidsongeschiktheid minder ink...
