Recht op uitkering Voorbeeldclausules

Recht op uitkering. De aanspraak op uitkering en/of vergoeding wordt door de verzekeraar beoordeeld aan de hand van gegevens van door hem aan te wijzen medische en andere deskundigen.
Recht op uitkering. In geval van blijvende invaliditeit, bestaat er recht op uitkering, indien en voor zover deze blijvende invaliditeit direct en uitsluitend het gevolg is van het onder artikel 1.2 bedoelde ongeval en is ontstaan binnen 2 jaar na het ongeval.
Recht op uitkering. In geval van overlijden bestaat er recht op uitkering, mits dit overlijden een direct en uitsluitend gevolg is van het onder artikel 1.2 bedoelde ongeval en het overlijden heeft plaatsgevonden binnen 2 jaar na het ongeval.
Recht op uitkering. 11.1 De verzekeraar keert uit, nadat de polis en de overige door de verzekeraar gevraagde stukken zijn ontvangen, waarmee naar zijn oordeel wordt aangetoond dat een uitkering is verschuldigd én aan wie deze uitkering is verschuldigd. De verzekeraar heeft het recht deze stukken als zijn eigendom te behouden. 11.2 De verzekeraar kan aanvullende inlichtingen of bewijzen verlangen, indien hij dat ter vaststelling van het recht op of de omvang van enige uitkering nodig acht. Zolang de gevraagde inlichtingen of bewijzen niet door de verzekeraar zijn ontvangen, kan de uitkering worden opgeschort. 11.3 Nadat de vereiste documenten door de verzekeraar zijn ontvangen en akkoord bevonden, zal de uitkering – onder aftrek van nog verschuldigde premies, intrest en kosten – tegen de door de verzekeraar gewenste wijze van kwijting plaatsvinden. 11.4 De betaling geschiedt door bijschrijving op een door de rechthebbende op de uitkering aangewezen rekening ten name van die rechthebbende bij een in Nederland dan wel in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde bankinstelling in wettig Nederlands betaalmiddel. Eventuele door derden ter zake van de uitbetaling in rekening gebrachte transactiekosten, komen voor rekening van de rechthebbende op de uitkering en worden op die uitkering in mindering gebracht. 11.5 Over niet opgeëiste uitkeringen wordt geen rente vergoed. 11.6 Het recht op een uitkering verjaart door verloop van vijf jaar na de dag waarop die uitkering opeisbaar is geworden.
Recht op uitkering. De verzekeraar, de verzekeringnemer en de verzekerde persoon werken samen om het recht op uitkering te bepalen, dat vastgesteld wordt op basis van de verstrekte inlichtingen. De verzekeringnemer en de verzekerde persoon laten de verzekeraar toe de noodzakelijke informatie in te winnen en verbinden zich ertoe mede te werken aan de goede uitvoering van de informatie- en onderzoeksmaatregelen waartoe het onderzoek naar het recht op uitkering aanleiding geeft. De verzekeraar onthoudt zich van elke maatregel die, in verhouding met het onderzoek van het recht op uitkering, niet toereikend, niet terzake dienend en overmatig blijkt te zijn.
Recht op uitkering. 1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die: a. in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025 op de uittredingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal 1 maand voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt, en direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste 20 jaar in een directe productiefunctie (”vlees in de handen”) bij een werkgever vallend onder de cao voor de vleessector heeft gewerkt, waarvan de laatste 10 jaar bij de huidige werkgever of diens rechtsvoorganger; 2. Geen recht op een uitkering heeft de werknemer: a. die recht heeft op een IVA-uitkering ; b. die ziek is gemeld, gedurende de eerste twee ziektejaren; c. in het kader van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst een beroep doet op een loonvervangende uitkering op grond van de Werk- loosheidswet (WW).
Recht op uitkering. In dit artikel wordt gesproken over de Aanvulling werkgever. Dit is een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering. Deze Aanvulling werkgever vormt samen met de FPU-uitkering de FPU-Gemeenten, De Aanvulling werkgever komt volledig voor rekening van de werkgever. In dit artikel staan de voorwaarden voor een Aanvulling werkgever. Ten eerste moet ontslag zijn verleend op grond van artikel 8:11 (FPU-ontslag). Dit is het geval zodra het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel en het bestuur van de Stichting pensioenfonds ABP hebben vastgesteld dat er recht bestaat op een uitkering op grond van de desbetreffende regeling (basis- en aanvullende uitkering, respectievelijk de FPU-uitkering). Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen moet er een ononderbroken diensttijd zijn van ten minste 10 jaar, direct voorafgaande aan het tijdstip van vervroegde uittreding, bij een of meer werkgevers die zijn aangesloten bij het ABP. Voltijd of deeltijd maakt daarbij geen verschil. Een onderbreking van twee maanden is toegestaan. Xxx geldt dat in de zes maanden direct voorafgaande aan de FPU, de ambtenaar werknemer moet zijn geweest bij een werkgever die aangesloten is bij het ABP. De tweede voorwaarde is dat de ambtenaar niet reeds gebruik maakt of heeft gemaakt van de op 1 januari 2000 bestaande seniorenregelingen (de 56-jarigenregeling, de pré-VUT en de 60- jarigenregeling). Een ambtenaar die op 1 januari 2000 deelneemt aan een van de genoemde regelingen, kan deze deelname gewoon voortzetten. Een ambtenaar die op de genoemde datum tussen 55 en 65 jaar oud is, kan kiezen tussen de oude regelingen en de nieuwe gemeentelijke FPU. Een keuze voor het een betekent dat geen recht meer bestaat op het ander. De ambtenaar die op de genoemde datum jonger is dan 55 jaar, heeft geen keuze en kan uitsluitend gebruik maken van de Aanvulling werkgever (dit is niet in dit artikel opgenomen, maar in artikel 5:6). De derde voorwaarde is dat een ambtenaar die een “FLO-functie” vervult, geen gebruik kan maken van de FPU Gemeenten. Bij deelname aan de FPU Gemeenten vervallen de leeftijdsverlofdagen. Dit is geregeld in artikel 6:2:1, zevende lid.
Recht op uitkering. Artikel 25
Recht op uitkering. Er bestaat recht op uitkering in geval van blijvend (functie)verlies of blijvende onbruikbaarheid van lichaamsdelen of zintuiglijke vermogens, indien en voor zover dit direct en uitsluitend het gevolg is van het in aard en plaats geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel, dat de verzekerde - uitsluitend als gevolg van een ongeval als bedoeld in artikel 1.3 - is overkomen, en deze blijvende invaliditeit is ontstaan binnen twee jaar na dat ongeval.
Recht op uitkering. Er bestaat recht op uitkering, indien de verzekerde binnen twee jaar na een ongeval als bedoeld in artikel 1.3 overlijdt als direct en uitsluitend gevolg van het in aard en plaats geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel, dat de verzekerde - uitsluitend als gevolg van dat ongeval - is overkomen.