Bovenregionale samenwerking Voorbeeldclausules

Bovenregionale samenwerking. Wij hebben een substantiële bijdrage geleverd aan de afstemming van c.q. advisering op de bovenregionale samenwerking 3Noord. In opdracht van de bestuurlijke vertegenwoordigers 3Noord is een startdocument opgesteld waarin de jeugdhulpregio’s Groningen, Friesland en Drenthe zich voor de komende jaren committeren aan het gezamenlijk in stand houden van als cruciaal aangemerkte schaarse jeugdhulpvoorzieningen. Dit startdocument is de basis geweest voor de Uitvoeringsagenda jeugd 3Noord en in alle drie regio’s bestuurlijk is vastgesteld. De RIGG levert voor de implementatie van deze uitvoeringsagenda één van de twee projectleiders (de tweede projectleider wordt vanuit SDF/Friesland ingehuurd) en samen met de Groninger gemeenten zullen de werkgroepen van de deelopdrachten worden bemand. In 2024 wordt de uitwerking vervolgd en starten we in Q1 met een bestuurlijke startbijeenkomst voor de meest relevante in 3 Noord betrokken jeugdhulpaanbieders. Vervolgens wordt (door)gewerkt aan de verschillende deelopdrachten vanuit werkgroepen in de samenstelling gemeenten en RIGG.
Bovenregionale samenwerking. Kenmerkend voor (bovenregionale) samenwerking is dat zowel bestuurders als uitvoerders denken en handelen vanuit de opgaven waar de regio Zuid- en Oost-Drenthe voor staat. Daarbij zetten wij in op wat wij gemeen hebben. Concreet houdt dat in dat alle maatschappelijke opgaven vanuit het perspectief van de regio Zuid- en Oost-Drenthe worden aangepakt. Dat houdt ook in dat de interne systemen, procedures en structuren van ieders organisatie daaraan ondergeschikt zijn. Een opgave is een gemeenschappelijke opdracht waarbij verschillende spelers in het netwerk in ver- schillende samenstellingen betrokken zijn en waarbinnen iedere speler een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het realiseren van die opdracht. Bij het werken aan opgaven kunnen verschillende werkwijzen toegepast worden, zoals bijvoorbeeld een projectmatige of een programmatische werkwijze.
Bovenregionale samenwerking. Op basis van landelijke afspraken17 is voor sommige vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering bovenregionale samenwerking vereist. Doel daarvan is versterking van het opdrachtgeverschap voor zeer specialistische en weinig gebruikte vormen van jeugdhulp en jeugdbescherming. Onderstaand een overzicht van de per 1-1-2022 actuele bovenregionale samenwerking. • De samenwerking rond het Actieprogramma Jeugdhulp-Plus (JHP) op niveau Zuidwest (geheel Zuid-Holland) en open Driemilieuvoorzieningen. Rotterdam is accounthouder18 voor beschikbaar gestelde rijksmiddelen t.b.v. vastgoedtransities. In de bestuurlijke stuurgroep wordt de H10 vertegenwoordigd door de wethouder jeugd van Leidschendam-Voorburg. • De samenwerking rond de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) op niveau Zuidwest (Zuid-Holland exclusief Rijnmond), waarbij, vanuit de VNG Den Haag de rol van accounthouder van Jeugdbescherming West is toegekend. Den Haag is accounthouder van de GI Jeugdbescherming-West19. De wethouder van Den Haag neemt deel aan periodiek bestuurlijk overleg. Samenwerking in 2021 en doorlopend in 2022: Doorontwikkeling Verbeterplannen GI’s, Doorbraakaanpak t.b.v. tijdige beschikbaarheid jeugdbeschermers en passend zorgaanbod binnen drie maanden. • BREN: bovenregionale expertnetwerken De ontwikkeling van zgn. Expertcentra/netwerken met extra rijksgeld; opbouw van een infrastructuur voor zeer complexe casuïstiek complementair aan de regionale Experttafels. Rotterdam accounthouder voor het landsdeel Zuidwest en heeft de coördinerende rol t.a.v. verdeling van de middelen. De wethouder van Rijswijk vertegenwoordigt de H10 in het bestuurlijk overleg. • Convenant bevorderen continuïteit jeugdhulp en Draaiboek continuïteit jeugdhulp In dit convenant van VNG, Rijk en branches maken partijen in de jeugdhulp afspraken met als doel de continuïteit in de jeugdhulp te bevorderen. Partijen willen hiermee voorkomen dat de jeugdhulp aan jeugdigen en hun ouders of wettelijke vertegenwoordigers (tijdelijk) wegvalt. De afspraken in het convenant richten zich voornamelijk op de relatie tussen gemeenten en aanbieders en de rol die de Jeugdautoriteit daarbij speelt. Wanneer de continuïteitsrisico’s zorgelijk, problematisch of zeer problematisch worden, spreken convenantpartijen af systematisch gebruik te maken van het draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’.
Bovenregionale samenwerking. In 2020 kwam het G5-overleg drie keer bij elkaar. In dit overleg wisselt onze regio informatie uit met de regio’s Gouda, Den Haag, Utrecht en Rotterdam. Dit zijn waardvolle overleggen die we natuurlijk voortzetten. Het bovenregionaal provinciaal overleg vond drie keer plaats. De andere deelnemers zijn de regio’s Gooi- en Vechtstreek, IJmond, Zuid-Kennemerland, Haarlemmermeer en Noord Holland Noord. In het kwartaal-overleg staat het uitwisselen van praktische kennis centraal. Onder meer hebben we een samenwerkingsformat ontwikkeld voor de aansluiting van de grote regionale instellingen. Alle regionale verwijsindexen zijn aangesloten op de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR). In 2019 is de VIR geëvalueerd, tegelijk met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De resultaten kwamen in 2020 beschikbaar. Meldcode en verwijsindex vullen elkaar aan. Beide instrumenten richten zich op vroegtijdige afstemming tussen professionals zodat op tijd passende hulp, zorg of bijsturing kan worden gegeven. Tussen 2014 en 2018 is het aantal signalen in de VIR met 21% gestegen en het aantal matches met 49%. Sinds 2016 is het aantal gezinsmatches bijna verdubbeld. 63% van de gebruikers geeft aan dat de verwijsindex meerwaarde heeft. Jeugdigen zijn positief omdat kleine risicosignalen eerder aan elkaar worden gekoppeld, waardoor de professional hun situatie beter kan inschatten. De evaluatie stelt vast dat de VIR het enige instrument is om na een bovenregionale verhuizing in contact te komen met betrokken hulpverleners. Het is uit oogpunt van de AVG de minst ingrijpende manier om dit doel te bereiken. Er zijn regio’s die de verwijsindex niet of nauwelijks gebruiken, daar moet onderzoek naar gedaan worden. VWS gaat in gesprek met de betreffende gemeenten en rapporteert aan de Tweede Kamer over de vervolgstappen.

Related to Bovenregionale samenwerking

  • Verontreiniging a. De aanwezigheid van een stof in of op de bodem of het oppervlaktewater in een zodanige concentratie dat de toepasselijke overheidsnormen (streefwaarde of een overeenkomstige waarde) die gelden op het moment dat de aanwezigheid van de stof zich manifesteert, worden overschreden. b. De aanwezigheid van asbest in een zodanige concentratie dat de toepasselijke overheidsnormen die gelden op het moment dat de aanwezigheid van asbest zich manifesteert, worden overschreden.

  • Toepasselijk recht en geschillenregeling 1. Op deze algemene voorwaarden is Nederlands Recht van toepassing. 2. Geschillen tussen de cliënte enerzijds en de kraamzorgaanbieder anderzijds over de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst, kunnen zowel door de cliënte als door de kraamzorgaanbieder schriftelijk aanhangig worden gemaakt bij de geschillencommissie Verpleging Verzorging en Thuiszorg Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx). 3. Ten aanzien van geschillen over aansprakelijkheid voor schade is de geschillencommissie slechts bevoegd als de vordering een financieel belang van 5.000 euro niet te boven gaat. 4. Een geschil wordt door de geschillencommissie slechts in behandeling genomen, als de cliënte zijn klacht eerst volledig en duidelijk omschreven in overeenstemming met artikel 22 schriftelijk bij de kraamzorgaanbieder heeft ingediend. 5. Een geschil dient binnen drie maanden na het ontstaan ervan zoals aangegeven in artikel 22 lid 4 bij de geschillencommissie aanhangig te worden gemaakt. 6. Wanneer de cliënte een geschil voorlegt aan de geschillencommissie, is de kraamzorgaanbieder aan deze keuze gebonden. Als de kraamzorgaanbieder een geschil aan de geschillencommissie wil voorleggen, moet hij de cliënte vragen zich binnen vijf weken schriftelijk uit te spreken of zij daarmee akkoord gaat. De kraamzorgaanbieder dient daarbij aan te kondigen dat als de cliënte daarmee niet akkoord gaat hij zich na het verstrijken van voornoemde termijn vrij zal achten het geschil bij de rechter aanhangig te maken. 7. De geschillencommissie doet uitspraak met inachtneming van de bepalingen van het voor haar geldende reglement dat kan worden opgevraagd bij de geschillencommissie. De geschillencommissie beslist in de vorm van een bindend advies. 8. De cliënte is voor de indiening van een geschil een vergoeding verschuldigd. 9. Geschillen kunnen ter beslechting uitsluitend worden voorgelegd aan de hierboven genoemde geschillencommissie of aan de rechter.

  • Studiekostenregeling De werkgever heeft de mogelijkheid terzake van de in de artikelen 43 en 44 genoemde kosten voor aanvang van de opleiding een studiekostenregeling aan z'n werknemers voor te leggen. Deze studiekostenregeling verplicht de werknemer: - bij ontslagname van de werknemer binnen een jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 75% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen twee jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 50% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen drie jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 25% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen.

  • Risicobeperking a. Indien concrete omstandigheden of ontwikkelingen, zoals aard en omvang van het schadeverloop, verzekeraar tot het oordeel brengen dat toekomstige schade kan worden voorkomen of beperkt door het nemen van risicobeperkende maatregelen door verzekeringnemer, heeft verzekeraar het recht het nemen van deze maatregelen voor te schrijven. b. Verzekeringnemer is verplicht om in redelijkheid zorg te dragen voor en/of bij te dragen aan het nemen van de door verzekeraar aangegeven maatregelen.

  • Zondagsarbeid zondagsbepaling in geval van arbeid op zondag ten minste 4 vrije zondagen per 13 weken in geval van arbeid op zondag ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken minimum rust na een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur 14 uur 14 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) minimum rust na een reeks van 3 of meer nachtdiensten 48 uur 48 uur maximum arbeidstijd per nachtdienst (exclusief overwerk) 8 uur 9 uur maximum arbeidstijd per 13 weken gemiddeld 40 uur per week (520 uur) gemiddeld 40 uur per week (520 uur) maximum aantal nachtdiensten 10 per 4 weken en 25 per 13 weken (16 per 4 weken als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) 28 per 13 weken (52 per 13 weken als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten 5 (6 als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) 7 gemiddelde arbeidstijd per week over 4 weken (exclusief overwerk) 50 uur 55 uur maximum arbeidstijd per nachtdienst 9 uur 10 uur maximum arbeidstijd per 13 weken gemiddeld 40 uur per week (520 uur) gemiddeld 40 uur per week (520 uur) maximum arbeidstijd per week (inclusief overwerk) 54 uur 60 uur Normen werknemers van 16 en 17 jaar Kolom A Kolom B Bij cao geregelde bepaling (a) Gemaximeerde decentrale overlegruimte (b)

  • Juridische meningsverschillen U bent als particulier verzekerd voor rechtsbijstand bij de hieronder vermelde juridische meningsverschillen (gebeurtenissen). Deze gebeurtenissen moeten verband houden met een onder de reisverzekering verzekerde reis die u heeft afgelegd of nog gaat afleggen en hebben plaatsgevonden in de periode dat deze rechtsbijstand- dekking meeverzekerd was.

  • Belangrijke opmerking Het volgende model werd opgesteld door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in uitvoering van artikel 218, § 4 van de Brusselse Huisvestingscode. Het is een indicatief model en het is dus niet verplicht voor de partijen, die voor een ander model kunnen kiezen. Om de partijen bij te staan en voor de volledigheid omvat het niet alleen de clausules uit de huisvestingscode, maar ook andere bepalingen die in de praktijk welbekend zijn en betrekking hebben op onderwerpen die niet gereglementeerd zijn. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de clausules die door een wettekst worden geregeld en de clausules die louter indicatief zijn en de partijen naar eigen goeddunken kunnen wijzigen, zijn die laatste in de tekst in grijstinten aangegeven. Wanneer het model voor de partijen verschillende opties voorziet over hetzelfde onderwerp, wordt de keuze aangegeven met selectievakjes (□) om aan te kruisen. De partijen kunnen voor aanvullende informatie in verband met de huurovereenkomst de verklarende bijlage raadplegen, die is bijgevoegd.

  • Roostervrije dagen Dagen waarop met behoud van loon geen arbeid wordt verricht en die aan het begin van het kalenderjaar op basis van de contractueel overeengekomen uren aan de werknemer worden toegekend.

  • Groepen Wanneer een reservering voor uitsluitend logies, al dan niet met ontbijt, is gemaakt voor een groep dan geldt voor annulering van die reservering het navolgende (tenzij schriftelijk anders is overeengekomen). Bij annulering voor het tijdstip waarop krachtens de horecaovereenkomst de eerste horecadienst zal moeten worden verleend, nader te noemen: “de ingangsdatum”, is de klant gehouden de volgende percentages van de reserveringswaarde die door de klant betaald moeten worden bij annulering aan het horecabedrijf te betalen: Meer dan 3 maanden voor de ingangsdatum 0% Meer dan 2 maanden voor de ingangsdatum 15% Meer dan 1 maand voor de ingangsdatum 35% Meer dan 14 dagen voor de ingangsdatum 60% Meer dan 7 dagen voor de ingangsdatum 85% 7 dagen of minder voor de ingangsdatum 100%

  • Huurdersbelang De kosten door verzekerde als huurder gemaakt ter verbetering of aanpassing van het gehuurde gebouw of de gehuurde ruimten.