Diensttijdgratificatie Voorbeeldclausules

Diensttijdgratificatie. 1. De diensttijdgratificatie is opgenomen in het Flexibel Arbeidsvoorwaardenbudget (FAB).
Diensttijdgratificatie. 2.1.1 Voor werknemers die vóór 1 januari 2011 in dienst waren
Diensttijdgratificatie. De cao bevat een aantal (overgangs-)bepalingen waarbij de leeftijdsgrens op 65 jaar is gesteld. Het onverkort ophogen van de leeftijdsgrens naar de AOW-gerechtigde leeftijd levert in een aantal gevallen een onbedoelde (en onvoorziene) kostenstijging voor werkgevers op. Dat is nooit de intentie van cao-partijen geweest. Cao-partijen zijn daarom overeengekomen om die bepalingen (Bijlage 5 overgangsregelingen zoals IB en FAB) te herzien en de bedragen te herrekenen door een paritaire werkgroep, zodat de leeftijdsverhoging kostenneutraal kan worden uitgevoerd. Alle werknemers -in dienst op de invoeringsdatum van 1 januari 2010- die op 31 december 2009 jonger waren dan 57 jaar geldt het nieuwe IB, maximaal tot aan hun 65e. Voor zover -afhankelijk van de leeftijd van de werknemer- het aldus jaarlijks toegekende IB onvoldoende is om op de leeftijd van 65 een bedrag (in tijd of geld) van 80% van een jaarinkomen te bereiken, ontvangt een werknemer bovenop het IB-percentage een zodanige aanvulling dat voor hem over de periode tot 65 jaar een budget van 80% van het inkomen kan worden opgebouwd. Het aanvullend leeftijdsafhankelijk budget per jaar is gelijk aan het totale budget minus 52 uur basisbudget. Voor de toepassing van de 80% garantieregeling is de bijgaande tabel tussen cao-partijen overeengekomen.
Diensttijdgratificatie. Artikel 28.2
Diensttijdgratificatie. De diensttijdgratificatie wordt per 1 januari 2016 ondergebracht in het FAB. Hiervoor gelden de volgende overgangsregelingen. • Medewerkers die nieuw in dienst treden vanaf 1 januari 2011 ontvangen vanaf de datum indiensttreding een aandeel van 0,61% in hun FAB. Zij ontvangen geen diensttijd- gratificaties. • Alle medewerkers die op 1 januari 2016 55 jaar en ouder zijn behouden tot 65 jaar hun rechten op een nog volgende diensttijdgratificatie. Zij hebben geen recht op de desbetreffende bijdrage in het FAB. • Aan alle andere medewerkers die op 1 januari 2016 in dienst zijn - en niet nieuw in dienst zijn getreden op of na 1 januari 2011 - wordt per 1 januari 2016 een evenredige diensttijdgratificatie toegekend. De hoogte van deze uitkering is afhankelijk van de lengte van het dienstverband sinds de datum van indiensttreding dan wel sinds de laatst toegekende diensttijdgratificatie. Het aantal maanden en jaren van deze periode gedeeld door 10 jaar (120 maanden) wordt vermenigvuldig met het percentage van de eerstvolgende te bereiken diensttijdgratificatie (zie artikel 5.11 CAO). De diensttijd wordt naar boven afgerond in hele maanden (zie voor een voorbeeld artikel 5.11.3 CAO). Vanaf 1 januari 2016 ontvangen deze medewerkers tevens een aandeel van 0,61% in hun FAB De uitkering bij ontslag (artikel 3.6 CAO) wordt met ingang van 1 januari 2017 opgenomen in het FAB. De medewerker die in de periode 2017 tot en met 2020 in aanmerking zou komen voor een uitkering bij ontslag als bedoeld in artikel 3.6 ontvangt een uitkering ten bedrage van • 2017: 80% van het laatste door hem genoten maandinkomen • 2018: 60% van het laatste door hem genoten maandinkomen • 2019: 40% van het laatste door hem genoten maandinkomen • 2020: 20% van het laatste door hem genoten maandinkomen Per 1 januari 2011 wordt de regeling loondoorbetaling tijdens ouderschapsverlof overeenkomstig de CAO Waterbedrijven 2007 opgenomen in het FAB (inbreng in FAB ter grootte van 0,1%). De medewerker aan wie voor deze datum op grond van de huidige cao- bepalingen (zie artikel 4.3.9) tijdens ouderschapsverlof een gedeelte van het loon wordt doorbetaald, behoudt dit recht ook na 1 januari 2011 gedurende de afgesproken verlofperiode.

Related to Diensttijdgratificatie

  • Erfdienstbaarheden Het goed wordt verkocht met alle actieve en passieve, zichtbare en onzichtbare erfdienstbaarheden waarmee het bezwaard of bevoordeeld kan zijn. De verkoper is ertoe gehouden de hem bekende conventionele erfdienstbaarheden te vermelden, behalve deze die zichtbaar zijn. De koper heeft geen verhaal voor andere erfdienstbaarheden, die hij zal moeten dulden, zelfs als hij ze niet kende. De verkoper verklaart geen erfdienstbaarheden te hebben gevestigd lastens het verkochte goed en geen kennis te hebben van zichtbare erfdienstbaarheden.

  • Onzekerheidsvereiste Deze verzekering beantwoordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen – aan het vereiste van onzekerheid zoals bedoeld in artikel 7:925 BW, indien en voor zover de door verzekerde of een derde geleden schade op vergoeding waarvan jegens verzekeraars respectievelijk een verzekerde aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor de verzekerde respectievelijk de derde was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan.