Fiscale maximering. 1. Als gevolg van fiscale bepalingen zijn er maxima gesteld aan de pensioenen die verkregen kunnen worden: Het jaarlijkse ouderdomspensioen is maximaal gelijk aan 100% van de laatste pensioengrondslag. Het tijdelijk ouderdomspensioen (zoals omschreven in artikel 17, lid 4) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW-bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering. Het jaarlijkse partnerpensioen is maximaal gelijk aan 70% van de laatste pensioengrondslag. Het jaarlijkse wezenpensioen is maximaal gelijk aan 14% (voor volle wezen 28%) van de laatste pensioengrondslag.
2. Overschrijding van deze maxima door oorzaken zoals omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
3. Als een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap parttime heeft gewerkt, wordt: − de laatste pensioengrondslag op fulltime basis vastgesteld; − deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage. Bij wisselende parttimepercentages gedurende het deelnemerschap wordt het gewogen gemiddelde parttimepercentage genomen.
4. Wanneer (verder) uitstel van de pensioendatum pensioenen oplevert die hoger zijn dan de maxima zoals omschreven in lid 1, is (verder) pensioenuitstel niet mogelijk. Het ouderdomspensioen zal dus ingaan zodra dit maximum wordt bereikt.
Fiscale maximering. Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totale pensioen op het tijdstip van ingang, behoudens enkele toegestane uitzonderingen, niet meer bedragen dan de volgende maxima: - ouderdomspensioen: 100% van het pensioengevend salaris op de pensioeningangsdatum; - partnerpensioen: 70% van het pensioengevend salaris dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum binnen dezelfde functie zou kunnen bereiken; - wezenpensioen: 14% van het pensioengevend salaris dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum binnen dezelfde functie zou kunnen bereiken. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage. Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964.
Fiscale maximering. De pensioenen uit hoofde van dit reglement gaan niet uit boven de begrenzingen voor een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
Fiscale maximering. 1. Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van de onderhavige Pensioenregeling en de overige pensioenregelingen van het Pensioenfonds gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld.
2. Voor de toepassing van het onderhavige artikel wordt onder Pensioengevend salaris verstaan het door de (Gewezen) Deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de vennootschap ter beschikking gestelde auto. Onder bereikbaar salaris wordt verstaan het salaris dat de gewezen Werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken. Tot slot worden onder ontbrekende dienstjaren verstaan de jaren van het tijdstip van overlijden van de Werknemer tot de in de Pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Het Pensioengevend salaris zal niet meer bedragen dan het maximumsalaris als bedoeld in artikel 1.
3. Voor zover mogelijk uit hoofde van de op de te verwerven pensioenen toepasbare voorwaarden, kunnen het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen de hiervoor genoemde maxima overschrijden voor zover dit het gevolg is van:
a. variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld.
b. Waardeoverdracht van Pensioenaanspraken;
c. gehele of onderlinge ruil van ouderdoms-, partner- wezen, en/of prepensioen;
d. aanpassing van de in de Pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum van het ouderdomspensioen aan de Pensioenrichtleeftijd.
4. Het verlies aan pensioen door ruil als hier bedoeld kan niet worden gecompenseerd. Het partner- en wezenpensioen kan na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 4 respectievelijk lid 5 aangegeven maxima. Indien een (Gewezen) Deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan de bij de vennootschap geldende volledige werktijd werkzaam is of is geweest, worden de hiervoor omschreven maxima vastgesteld met inachtneming van de in de desbetreffende periode geldende deeltijdfactor.
Fiscale maximering. VERVALLEN.
Fiscale maximering. 1. Een AOW-overbruggingspensioen (zoals omschreven in artikel 6.4) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW-bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering.
2. Als een (Gewezen) Deelnemer gedurende het deelnemerschap in deeltijd heeft gewerkt, wordt: - de laatste pensioengrondslag op fulltimebasis vastgesteld; - deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deeltijdfactor. Bij wisselende deeltijdfactoren gedurende het deelnemerschap wordt de gewogen gemiddelde deeltijdfactor genomen.
3. Het Pensioenfonds blijft bij de uitvoering van de pensioenregeling binnen de grenzen van de fiscale wet- en regeling. Bij een verhoging van de fiscale pensioenrichtleeftijd kan het Bestuur besluiten dit pensioenreglement per de datum waarop de fiscale pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd, aan te passen aan die hogere leeftijd en worden de tot dat moment opgebouwde Pensioenaanspraken van de Deelnemers en de premievrije Pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemers per voornoemde datum op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid omgezet naar Pensioenaanspraken met de verhoogde pensioenrichtleeftijd. Ten aanzien van premievrijgestelde voortzetting deelnemerschap wegens arbeidsongeschiktheid blijft voor de einddatum van de pensioenopbouw de Pensioenrichtdatum gelden zoals die gold bij ingang van de premievrije opbouw tenzij het Bestuur hier anders over besluit.
4. Mocht het onderhavige reglement niet blijken te kwalificeren als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, dan heeft het Bestuur het recht het pensioenreglement met terugwerkende kracht aan te passen, op dusdanige wijze dat de pensioenregeling wel kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en waarbij zoveel als mogelijk aangesloten worden bij doel en strekking van de pensioenregeling, zoals overeengekomen tussen sociale partners.
Fiscale maximering. 1. Voor het totaal van de pensioenen uit hoofde van de onderhavige regeling en de overige pensioenregelingen van het fonds gelden fiscale maximeringen, welke in samenhang moeten worden beoordeeld.
2. Voor de toepassing van het onderhavige artikel wordt onder pensioensalaris verstaan het door de (gewezen) deelnemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon, waaronder loon in natura en toeslagen hoe ook genaamd, met uitzondering van een door de vennootschap ter beschikking gestelde auto. Onder bereikbaar salaris wordt verstaan het salaris dat de gewezen werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken. Tot slot worden onder ontbrekende dienstjaren verstaan de jaren van het tijdstip van overlijden van de werknemer tot de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.
3. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder a van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris, vermeerderd met het laatstvastgestelde variabele pensioensalaris risicodekking.
4. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, onder b van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 70% van het van het loon dat op grond van de Wet op de loonbelasting als pensioengevend loon mag worden aangemerkt.
5. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8, onder c van de Wet op de loonbelasting 1964, maximaal 14% (voor volle wezen 28%) van het bereikbare salaris, rekening houdend met ontbrekende dienstjaren.
6. Voor zover mogelijk uit hoofde van de op de te verwerven pensioenen toepasbare voorwaarden, kunnen het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen de hiervoor genoemde maxima overschrijden voor zover dit het gevolg is van:
a. variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld.
b. waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
c. gehele of onderlinge ruil van xxxxxxxxx-, partner- wezen, en/of prepensioen. Het verlies aan pensioen door ruil als hier bedoeld kan niet worden gecompenseerd. Het partner- en wezenpensioen kan na een ruil niet meer bedragen dan de in lid 4 respectievelijk lid 5 aangegeven maxima.
7. Ind...
Fiscale maximering. 1. Het Pensioen, inclusief de toeslagverlening, gaat zowel per jaar als in totaal niet uit boven een maximaal middelloonpensioen binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Restuitkeringen, in welke vorm dan ook, zijn niet mogelijk. Als na het vaststellen van het fiscaal maximale Pensioen, inclusief de toeslagverlening, nog kapitaal overblijft, vervalt dit aan de Collectiviteitskring DC. De waarde van de dit kapitaal wordt verdeeld onder alle (Gewezen) Deelnemers van Collectiviteitkring DC door voor hen extra beleggingen te kopen.
Fiscale maximering. Artikel 23: Overgangsbepalingen Artikel 24: Algemene bepalingen Artikel 25: Glijclausule
Fiscale maximering. 1. Een AOW‐overbruggingspensioen (zoals omschreven in artikel 6.1 lid 12) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW‐bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie‐uitkering.
2. De verhoging van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 5.1 kan nimmer meer bedragen dat het gezamenlijke bedrag van 8/7 van de nominale uitkering ingevolge de Anw (algemene nabestaanden wet) inclusief vakantiegeld en het verschil in premie volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW‐gerechtigde leeftijd.
3. In afwijking van de voorgaande leden kan een ouderdomspensioen, een partnerpensioen of een wezenpensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van:
a) Toeslagverlening als bedoeld in artikel 5.1;
b) Variatie in de hoogte van de uitkeringen als bedoeld in artikel 6.3;
c) De effecten van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8.5, voor zover de overschrijding uitsluitend het gevolg is van een waardeoverdracht op grond van regels bij of krachtens de Pensioenwet; of
d) Het effect van omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6.2.