Inventarisatie. Gezien de aard van de voorgenomen activiteiten binnen het plangebied is het Bevi niet van toepassing op de inrichting. De werkzaamheden omvatten niet het gebruik, opslag of vervoer van gevaarlijke stoffen.
Inventarisatie. 1.1 Directie en organisatie Zie 10de verslag.
Inventarisatie. Een eenvoudige methode is het trekken van cirkels met een diameter van 2 km om bluswatervoorzieningen van circa 90 m3/uur en groter. Hiermee zijn lacunes in de bluswatervoorziening op te sporen. Hierbij is ook een relatie gelegd met het instrument Risico-Index Natuurbranden (RIN), waarin bij onderlinge afstanden van bluswatervoorzieningen van meer dan 2 km op dit onderdeel de hoogste risicoscore wordt toegekend. Bij de positionering en realisatie van bluswatervoorzieningen in en rond natuurgebieden is het goed om met het volgende rekening te houden: > Een groot aantal bluswaterbronnen (brandkranen, geboorde putten en open water) bevindt zich in de gebouwde omgeving van de natuurgebieden, zoals bij recreatieondernemingen, bedrijven, zorginstellingen en woningen. Daarnaast worden bij steeds meer infrastructurele kunstwerken bluswaterbronnen aangelegd. Op basis van de aanwezige bluswaterbronnen in de gebouwde omgeving en het als bluswater beschikbare open water in een natuurgebied, moet beoordeeld worden of er binnen een afstand van 2 km voldoende bluswater te operationaliseren is.
Inventarisatie lid 1 Verzekeraars schakelen zo nodig een schade-expert in, die met opdrachtge- ver het werk zal bezoeken, teneinde zich een oordeel te vormen omtrent de aard en omvang van de schade. Van diens bevindingen maakt de schade-ex- pert een expertiserapport op. Indien de melding voortvloeit uit een door de Geschillencommissie Verbouwingen beoordeelde klacht, vindt afhandeling daarvan plaats op basis van het oordeel van de Geschillencommissie. Bouw- Garant informeert de opdrachtgever schriftelijk en gemotiveerd omtrent het door verzekeraars op basis van het expertiserapport ingenomen standpunt met betrekking tot de gevraagde schadevergoeding.
lid 2 De kosten van door de opdrachtgever aangebrachte noodvoorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking indien zonder het aanbrengen ervan te voorzien was dat de schade c.q. de meerkosten van afbouw of herstel hoger zouden zijn geworden. De vergoeding van de kosten van de door opdrachtgever aangebrachte noodvoorzieningen, die door verzekeraars wordt vergoed bedraagt maximaal de ten gevolge van de getroffen noodvoorziening bespaarde extra kosten van afbouw of herstel.
Inventarisatie lid 1 Verzekeraars schakelen zo nodig een Schade-expert in, die het Werk zal bezoeken, teneinde de stand van het Werk (ingeval van een beroep op de Afbouwwaarborg) dan wel de aard van de gebreken en herstelkosten (ingeval van een beroep op de Herstelwaarborg) te beoordelen. Van diens bevindin- gen maakt de Schade-expert een expertiserapport op. Indien de melding voortvloeit uit een door de Geschillencommissie beoor- deelde klacht, vindt afhandeling daarvan plaats op basis van het oordeel van de Geschillencommissie. BouwGarant informeert de Opdrachtgever schriftelijk en gemotiveerd omtrent het door Verzekeraars op basis van het expertiserapport ingenomen standpunt met betrekking tot de gevraagde schadevergoeding.
lid 2 Het aanbrengen van noodvoorzieningen voor rekening van Verzekeraars dient vooraf door BouwGarant te worden goedgekeurd. Goedkeuring kan worden verleend wanneer voorzienbaar is dat door de noodvoorzieningen de schade c.q. meerkosten van voltooiing van het Werk wordt beperkt. Onder noodvoorzieningen wordt mede begrepen het afsluiten van een brand/ stormverzekering en maatregelen ter bevordering van de veiligheid van de bouwplaats zoals bouwhekken. De te vergoeden kosten van noodmaatre- gelen zijn beperkt tot de daardoor bespaarde schade c.q. meerkosten van voltooiing van het werk.
Inventarisatie. De Opdrachtgever of zijn aangestelde zal in elk geval altijd de asbestinventaris opstellen tenzij anders overeengekomen.
Inventarisatie. De afgenomen interviews onder opdrachtgevers en opdrachtnemers zijn uitgewerkt tot verslagen. Deze verslagen zijn vervolgens geanalyseerd, waarbij de knelpunten die hieruit zijn voortgekomen zijn verwerkt tot een inventarisatie (tabel 2). Deze inventarisatie is een overzichtelijke weergave van de knelpunten die door opdrachtgevers en opdrachtnemers worden ervaren bij UAV-gc projecten. Aan de hand van de frequentie van de genoemde knelpunten zijn de belangrijkste knelpunten vastgesteld. In deze fase van het onderzoek zijn deelvraag 1 en 2 beantwoord.
Inventarisatie. Voordat de Boventalligheid intreedt, wordt door de leidinggevende met de Medewerker een inventariserend gesprek gevoerd. Dit gesprek heeft tot doel de mogelijkheden te verkennen. De resultaten van deze inventarisatie worden op een inventarisatieformulier schriftelijk vastgelegd. Zowel Werkgever als de Medewerker tekenen voor de inhoud. De Medewerker ontvangt een afschrift van het getekende formulier. De gegevens uit de inventarisatie dienen tezamen met het Formatieplaatsenplan als basis bij de plaatsingsgesprekken. Aan deze inventarisatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Inventarisatie. De verkoper verklaart dat het verkochte goed niet is opgenomen in de landschapsatlas, noch in de inventaris archeologische zones, de inventaris bouwkundig erfgoed, of de vastgestelde inventaris van het landschappelijk erfgoed. Hij verklaart aldus geen kennis te hebben van vaststelling, inventarisering of bescherming in het kader van de inventarissen vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet en Onroerenderfgoedbesluit en hierover nooit enige betekening of kennisgeving te hebben ontvangen.
Inventarisatie. De verzoeker verklaart dat het goed, behoudens hetgeen hierna vermeld, nietopgenomen is op één van de inventarissen vermeld in artikel 4.1.11 Onroerenderfgoeddecreet, meer bepaald:
1° de landschapsatlas,
2° de inventaris van archeologische zones,
3° de inventaris van het landschappelijk erfgoed, en 4° de inventaris van het bouwkundig erfgoed. De verzoeker verklaart tevens dat zij geen enkele waarschuwing in dit verband betreffende het goed ontvangen hebben. De instrumenterende notaris bevestigt dat dit ook niet blijkt uit een opzoeking in de databank die door het Agentschap Onroerend Erfgoed digitaal beschikbaar werd gesteld. De verzoeker verklaart dat de percelen 312S4, 312S3, 312R4 en 312P4 wel een bouwkundig element zijn, opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, als “Gemeentelijke jongensschool”, gekend onder ID nummer 45201 beschreven op xxxxx://xx.xxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxxxxx/00000 en ID nummer 56806 en beschreven op xxxxx://xx.xxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx/00000. De verzoeker verklaart dat de perceel 312P4 wel een bouwkundig elementis, opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, als “Burgerhuis”, gekend onder ID nummer 45200 en verder beschreven op xxxxx://xx.xxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxxxxx/00000. De erfpachter in dezer verklaart conform artikel 4.1.11 onroerenderfgoeddecreet op de hoogte gebracht te zijn door de instrumenterende notaris van de rechtsgevolgen van voormelde inventarisatie, vermeld in hoofdstuk 4 van voormeld decreet.