Common use of Middel Clause in Contracts

Middel. Xxxxxxx voert in haar verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1183, 1184, 1146, 1143, (...) van het Burgerlijk Wetboek; (...) Aangevochten beslissingen Het hof van beroep oordeelde in de bestreden beslissing, na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij verweerster, dat verweerster eiseres een ge- brekkige uitvoering van het werk verweet, dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- te bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die bij tussenvonnis van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval, op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 1995, dat wil zeggen voor de eindbeslissing van de eerste rechter, gewezen op 27 juli 1997, door een derde aannemer te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstelling, en verklaarde op grond hiervan het hoger be- roep van verweerster gegrond : " dat (eiseres) vaststelt dat (verweerster) de uitvoering in natura door (eiseres) (dit wil zeggen demontage, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaakt. (...) dat dit niet overeenstemt met de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door (eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde om, indien (eiseres) dit niet zou doen, de kosten voor demontage, afvoer en herstelling te begroten op een totaal bedrag van 65.000 BEF.

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

Middel. Xxxxxxx voert De eiseressen voeren in haar hun verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1183, 1184, 1146, 1143, (...) 1134 en 1184 van het Burgerlijk Wetboek; (...) . Aangevochten beslissingen Het hof van beroep oordeelde verklaart in de bestreden beslissing, na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij verweerster, dat verweerster eiseres een ge- brekkige uitvoering met wijziging van het werk verweet, dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- te bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die bij tussenvonnis van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval, op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 1995, dat wil zeggen voor de eindbeslissing beslissing van de eerste rechter, gewezen op 27 juli 1997, door een derde aannemer te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstellingde oorspronkelijke vordering van eerste eiseres ontvankelijk doch ongegrond, en verklaarde veroordeelt eerste eiseres tot de kosten, op grond hiervan het hoger be- roep volgende motieven : "Ingevolge de statutaire bepalingen van verweerster gegrond : " dat (eerste eiseres) vaststelt dat ), waartoe (verweerster) toetrad, kon het lidmaatschap enkel opgezegd worden 'voor het einde van het eerste semester van 1 Cass., 2 mei 2002, A.R. C.01.0185.N, infra nr. 266; L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de uitvoering in natura verbintenis, Intersentia 2000, nr. 590-594. Zie X. XXXXXX, De gerechtelijke en buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Maklu 1994, nr. 482 e.v.; X. XXXXXX, « De eenzijdige beëindiging door de cliënt van de overeenkomst gesloten met de beoefenaar van een vrij beroep », T.B.H. 2002, (83) nr. 7-8. elk jaar' en nam het lidmaatschap slechts een einde (...) op 31 december van hetzelfde jaar'. Naast deze normale wijze van beëindiging van het lidmaatschap blijft een lid van (eer- ste eiseres) (dit wil zeggen demontageechter ook gerechtigd om onmiddellijk uit de 'Belgische Spaarbankenvereni- ging' te treden indien deze vereniging ernstig in gebreke zou gebleven zijn haar statutair doel, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaaktte weten de verdediging van de beroepsbelangen van haar leden, waar te maken. Bij zulke onmiddellijke uittreding dient het lid dan ook geen voor de periode na deze uittreding door de feitelijke vereniging nog vastgestelde 'jaarlijkse bijdragen' te betalen. (...) dat dit niet overeenstemt met de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door Deze ernstige tekortkoming van (eerste eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde omgaf (verweerster) het recht om die re- den bij brief van 17 december 1993 als lid onmiddellijk uit de 'Belgische Spaarbankenver- eniging' te treden, indien zodat (eerste eiseres) dit niet zou doenvoor het jaar 1994 van (verweerster) geen 'jaar- lijkse bijdrage' meer kon vorderen en haar vordering dan ook ongegrond is" (arrest pp.2, de kosten voor demontagein fine en 3 aanhef, afvoer en herstelling te begroten op een totaal bedrag van 65.000 BEF.p.4),

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

Middel. Xxxxxxx voert in haar verzoekschrift een één middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de Grondwet; - de artikelen 11837 en 9 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Aangevochten beslissingen 1 Cass., 118414 feb. 2000, 1146A.R. S.98.0136.F, 1143nr. 117 met concl. eerste adv.-gen. J.F. LECLERCQ. Het bestreden arrest zegt voor recht van hervorming dat het kortstondig gebeuren of element op 20 april 1998 omstreeks 7.45 uur, namelijk de beweging van verweersters li- chaam, inzonderheid met het bovenlichaam en de armen uitgevoerd bij het helpen recht- zetten van een bejaarde als een plotselinge gebeurtenis dient aangemerkt op de volgende gronden : "Om tot vergoeding binnen het raam van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 te worden toegelaten, moet de getroffene de volgende elementen aantonen : 1. het bestaan van een letsel; 2. een plotselinge gebeurtenis overkomen aan de getroffene; 3. tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. (...Verweerster) legt een medisch getuigschrift van eerste vaststelling van 20 april 1998 over van dokter X van de Volkskliniek te Gent, naar luid waarvan hij bij onderzoek op 20 april 1998 het volgende letsel heeft gediagnosticeerd : "tendinitis M(usculus) subscapularis als gevolg van een plotse beweging". Tevens voegt zij bij haar stukken een medisch certificaat van 14 mei 1998 van dokter X behandeld or- thopedist te Gent, waarin die arts stelt dat zij vermoedelijk toch een of andere ligamentai- re elongatie heeft opgelopen van het capsulair apparaat van het AC-gewricht. Xxxxxxxxx ligt ook een getuigschrift voor van 13 juli 1998 van dokter X , behandelend huisarts te Gent, naar luid waarvan hij (verweerster) op 22 april 1998 zag en besloot tot traumatische acromiaclaviculaire rechter arthropathie na subluxatie (in een getuigschrift van 18 augus- tus 1998 heeft hij het over traumatische AC arthritis en over een ligamentaire lessie rond AC-gewricht). De zoëven aangehaalde medische getuigschriften dienen te worden be- schouwd als de bewijslevering van (een) letsel(s), wat overigens door de arbeidsongeval- lenverzekeraar niet wordt betwist. (Eiseres) betwist niet dat (verweerster) op de in het on- gevalaangifteformulier opgegeven plaats, dag en uur haar beroepsmatige bezigheden als verpleeghulp uitoefende. De discussie tussen partijen splitst zich echter op de eerste plaats in essentie toe rond de vraag of er te dezen al dan niet een plotselinge gebeurtenis wordt bewezen. (Eiseres) verweert zich op grond van het argument dat (verweerster) geen be- wijs ervan naar eis van recht levert. Op zich kan de verklaring van het slachtoffer niet vol- staan als voldoende bewijsmateriaal om de plotselinge gebeurtenis tijdens de uitoefening van de arbeidsovereenkomst aan te tonen. Het slachtoffer is gerechtigd het bewijs te leve- ren door alle rechtsmiddelen, getuigenissen en vermoedens inbegrepen, wat door de ver- zekeraar niet wordt betwist. Van het door (verweerster) ingeroepen ongevalsgebeuren zijn er geen rechtstreekse ooggetuigen. Vermoedens zijn gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit, om te besluiten tot een onbekend feit (cf. artikel 1349 van het Burgerlijk Wetboek). Uit de elementen van het dossier onthoudt het (arbeidshof) de volgende ter zake dienende gegevens : - op maandagmorgen 20 april 1998 om 7.45 uur 's morgens was (verweerster) werkzaam als verpleeghulp in het rustoord voor bejaarden "Tempelhof" van de Volkskliniek te Gent; - het rechtzetten van de residerende zorgbehoe- vende bejaarden maakt effectief inherent deel uit van de door haar iedere werkdag uit te voeren professionele taken, zeker op dat ochtenduur, zodat er geen enkele twijfel kan over bestaan dat die lichamelijke handeling toen ook effectief door (...verweerster) Aangevochten beslissingen werd uitge- voerd; - hetgeen zich dan heeft afgespeeld, heeft zij binnen de kortste keren, namelijk al om 8 uur ter kennis gegeven van de werkgever, die reeds op 20 april 1998 een ongevals- aangifte bij de verzekeraar heeft ingediend; - zij heeft trouwens onmiddellijk het werk moeten staken en heeft die dag en de volgende dagen niet meer gearbeid (tot 25 mei 1998); - zij heeft al op 20 april 1998 onmiddellijk ter plaatse een arts geconsulteerd, dok- ter X ,die verbonden is aan de kliniek van haar werkgever, de v.z.w. Volkskliniek, en een "tendinitis van de m(usculus) subscapularis" diagnosticeerde en van meetaf aan een 3-tal dagen algehele arbeidsonge-schiktheid voorzag. Krachtens artikel 1353 van het Burgerlijk Wetboek worden vermoedens die niet bij de wet zijn ingesteld, overgelaten aan het oor- deel en aan het beleid van de rechter. Om als afdoende bewijs van het bestaan van een plotselinge gebeurtenis te kunnen worden aangenomen, moeten (feitelijke) vermoedens gewichtig, bepaald zijn en met elkaar overeenstemmend zijn (cf. artikel 1353 van het Bur- Nr. 274 - 6.5.02 HOF VAN CASSATIE 1215 gerlijk Wetboek). Het hof (arbeidshof) acht dat de zoëven aangehaalde elementen en feiten in het onderwerpelijk geschil aan die kwaliteitseis voldoen en besluit dat aan de hand ervan het vermoeden van beroep oordeelde in het bestaan van de bestreden beslissing, na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij door (verweerster, dat verweerster eiseres een ge- brekkige ) ingeroepen plotselinge gebeur- tenis tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan worden afgeleid. De gewone en normale uitvoering van de dagtaak kan die plotselinge gebeurtenis uitmaken op voor- waarde dat in die uitvoering "een gegeven" kan worden aangewezen waardoor het werk verweetletsel is "kunnen" ontstaan (cf. Cass., 20 oktober 1986, Arr; Cass; 1986-87, 224) of voor zover in die uitvoering "een element" aanwijsbaar is dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- het letsel "kan" hebben veroorzaakt (cf. Cass., 19 februari 1990, Arr. Xxxx., 1990-91, 603; Cass., 18 mei 1998, J.T.T. 1998, 329; Cass., 3 april 2000, Arr. Cass., 2000, 694) of op voorwaarde dat in die uitvoering "iets" kan worden vastgesteld waardoor het letsel is "kunnen" ontstaan (cf. Cass., 19 februari 1990, Arr. Cass., 1989-90, 785). Dat "element" hoeft zich niet eens te bij onderscheiden van de Rechtbank uitvoering van Eerste Aanleg te Brusselde arbeidsovereenkomst (cf. Cass., die bij tussenvonnis 20 januari 1997, Arr. Cass., 1997, 96; Cass., 18 mei 1998, aangeh.). Bovendien moet de plotselinge gebeurtenis geen abnor- maal karakter vertonen. Sedert zijn arrest van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval26 mei 1967 heeft het Hof van Cassatie de vereiste van de abnormaliteit verlaten (cf. Arr. Cass., op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 19951967, dat wil zeggen 1179; voor de eindbeslissing conclusie van de eerste rechteradvocaat-generaal Xxxxxxx xxx xxx Xxxxxxx, gewezen zie : Pas., 1967, I, 1138). Er wordt door (verweerster) een exact, in tijd en ruimte duidelijk onderscheidbaar, aanwijsbaar en kortstondig gebeuren/element naar eis van recht aangetoond : de beweging van haar li- chaam, inzonderheid met het bovenlichaam en de armen uitgevoerd bij het helpen recht- zetten van een bejaarde (vgl. overigens met Cass., 3 april 2000, boven aangehaald, dat be- trekking heeft op 27 juli 1997, het met beide handen in licht voorovergebogen houding een bed opma- ken door een derde aannemer te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstelling, en verklaarde op grond hiervan het hoger be- roep van verweerster gegrond : " dat (eiseres) vaststelt verpleegster). De verzekeraar kan niet worden bijgetreden waar hij stelt dat (verweerster) de uitvoering patiënt enkel heeft "begeleid". Nergens werd dit verklaard. Bovendien miskent die affirmatie ronduit de werkelijke werkomstandigheden in natura bejaardentehuizen, waar alleen mantelzorg-behoevende en niet meer zelfredzame ouden van dagen resideren. Oordeelkundig heeft de eerste rechter dat gebeuren, als een plotselinge gebeurtenis aange- merkt. Want, het volstaat dat de getroffene, zoals te dezen, het bestaan van een letsel en van een plotselinge gebeurtenis, waardoor het letsel kan zijn veroorzaakt, aanwijst. Xxx wordt het letsel met toepassing van artikel 9 Arbeidsongevallenwet vermoed door (eiseres) (dit wil zeggen demontageeen on- geval te zijn veroorzaakt, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaakt. (...) dat dit niet overeenstemt met behoudens tegenbewijs te leveren door de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door (eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde om, indien (eiseres) dit niet zou doen, de kosten voor demontage, afvoer en herstelling te begroten op een totaal bedrag van 65.000 BEFverzekeraar.

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

Middel. Xxxxxxx Xxxxx voert in haar verzoekschrift een middel aan. Het is gesteld als volgt : Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 11831319, 1184, 1146, 1143, (...) 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek; - artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de funda- mentele vrijheden; - artikel 149 van de Grondwet; - algemeen beginsel van de eerbiediging van het recht van verdediging. Aangevochten beslissingen en redenen Het bestreden vonnis stelt de waarde van de goederen waarop het verzoek tot overne- ming betrekking heeft vast op 2.100.000 BEF en verwijst de partijen voor het verlijden 1Cass, 10 mei 2000, A.R. C.99.0003.F. nr. 523. van de akte naar Xx. Xxxxx Xxxxxxxx, notaris te Moha, op grond : "dat de deskundige in zijn verslag het pand en de belendende gronden heeft geraamd op het bedrag van 2.100.000 BEF; dat (eiser) het deskundigenverslag betwist en verklaart verrast te zijn door de snelheid waarmee het verslag werd neergelegd; dat was overeengekomen dat de heer Xxxxx de deskundige een werknota met zijn opmerkingen zou toezenden vooraleer de gerechtsdes- kundige zijn bevindingen zou neerschrijven; (dat) immers (...) Aangevochten beslissingen Het hof het proces-verbaal van beroep oordeelde in plaatsopneming van 8 september 2000, waarin wel degelijk vermeld wordt dat alle bij de bestreden beslissingzaak betrokken partijen, de raadslieden en de technisch raadsman (van xxxxx) aanwezig zijn, duidelijk aangeeft : 'tussen de partijen en mij is overeengekomen dat de nota's van relevante feiten mij binnen de week na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij verweersterhet des- kundigenonderzoek zullen worden toegezonden, dat verweerster eiseres een ge- brekkige uitvoering van is uiterlijk op 17 september 2000. Tussen de partijen en mij is ook overeengekomen dat het werk verweeteindverslag zal worden opge- maakt twee weken na het deskundigenonderzoek, dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- te bij is op 21 september 2000'; dat de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die bij tussenvonnis van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval, op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 1995, dat wil zeggen voor deskundige het pand heel goed heeft gelokaliseerd en beschreven en de eindbeslissing zeer pre- cieze inhoud van de eerste rechter, gewezen door hem op 27 juli 1997, door een derde aannemer 18 januari 2000 neergelegde voorafgaande nota's heeft bevestigd; dat de deskundige heeft geantwoord op de opmerkingen (van xxxxx) en (dat) laatstge- noemde het alleen maar aan zijn eigen nalatigheid te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstelling, en verklaarde op grond hiervan het hoger be- roep van verweerster gegrond : " dat (eiseres) vaststelt dat (verweerster) wijten heeft als hij zijn werknota's niet heeft doorgezonden binnen de uitvoering in natura door (eiseres) (dit wil zeggen demontage, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaakt. (...) dat dit niet overeenstemt termijn die hij met de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat deskundige in tegenwoordigheid van de gedingvoerende partijen is overeengekomen; dat wij het derhalve niet nodig achten de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door (eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde om, indien (eiseres) dit niet zou doen, de kosten voor demontage, afvoer en herstelling te begroten op belasten met een totaal bedrag van 65.000 BEFbijkomende opdracht".

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

Middel. Xxxxxxx Xxxxx voert in haar zijn verzoekschrift een één middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 19bis, §1, het tweede lid in het bijzonder, en §2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de be- sluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; - artikel 14, §2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 de- cember 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; - artikel 23, eerste en tweede lid, van de wet van 29 juni 1981, houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers; - de artikelen 1183, 1184, 1146, 1143, (...) 2 en 3 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het Burgerlijk Wetboek; (...) loon der werknemers. Aangevochten beslissingen Het hof van bestreden arrest verklaart eisers hoger beroep oordeelde in de bestreden beslissing, na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij verweerster, dat verweerster eiseres een ge- brekkige uitvoering ontvankelijk maar niet gegrond en zegt voor recht met bevestiging van het werk verweet, dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- te bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die bij tussenvonnis van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval, op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 1995, dat wil zeggen voor de eindbeslissing vonnis van de eerste rechter, gewezen op 27 juli 1997dat de maaltijdche- ques die krachtens de C.A.O. van 31 maart 1996 en de C.A.O. van 17 april 1997 door ver- weerster aan haar arbeiders werden toegekend slechts als loon moeten worden beschouwd waarop sociale zekerheidsbijdragen zijn verschuldigd met betrekking tot de arbeiders die voorheen een ploegenpremie ontvingen en voor het gedeelte van de maaltijdcheque dat de ploegenpremie verving, door een derde aannemer te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstellinghetzij voor 39 BEF per dag, en verklaarde voor het overige gedeelte niet als loon moeten worden beschouwd, op grond hiervan dat : "Artikel 19bis, §1, van het hoger be- roep koninklijk besluit van verweerster gegrond 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de Besluitwet van 28 december 1944 betref- fende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders bepaalt : " 'Het voordeel toegekend on- der de vorm van een maaltijdcheque wordt als loon beschouwd. Indien een maaltijdche- que werd of wordt verleend ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid, is §2 niet toepasselijk'. In paragraaf 2 worden alle voorwaarden vermeld waaraan de maaltijdcheques moeten voldoen opdat zij niet als loon worden beschouwd. De C.A.O. dd. 31 maart 1996 bepaalt dat deze C.A.O. op alle arbeiders tewerkgesteld bij de N.V. Pastridor van toepassing is, dat aan de arbeiders maaltijdcheques worden toe- gekend voor een totale waarde van 120 BEF per dag waarvan de tussenkomst van de werkgever 76 BEF per dag bedraagt en dat deze maaltijdcheques de ploegenpremie van 39 BEF per dag vervangen. De C.A.O. dd. 17 april 1997 bepaalt dat aan de arbeiders maaltijdcheques worden toe- gekend voor een totale waarde van 120 BEF per dag, waarvan de tussenkomst (eiseres) vaststelt dat (verweerstervan) de uitvoering in natura door (eisereswerkgever 76 BEF per dag bedraagt. Het is duidelijk dat de maaltijdcheques de ploegenpremie van 39 BEF per dag heeft vervangen, zodat paragraaf 2 van artikel 19bis van voormeld koninklijk besluit niet van toepassing is. Terecht was de eerste rechter van oordeel dat het irrelevant is te weten of deze ploegen- premie al dan niet als liberaliteit dan wel als loon werd toegekend, gezien artikel 19bis, §1, lid 2, van voormeld koninklijk besluit uitdrukkelijk voorziet dat §2 niet van toepassing is indien de maaltijdcheques word(en) (dit wil zeggen demontage, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaaktverleend ter vervanging van een premie al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid. (...Verweerster) kan niet ingaan tegen de uitdrukkelijke bewoordingen van de C.A.O. ge- sloten op 31 maart 1996 door thans te verwijzen naar de problematiek van de schijnzelf- standigheid en het aanbieden van getuigenbewijs. Het (arbeidshof) is zoals de eerste rechter van oordeel dat de maaltijdcheque de ploe- genpremie vervangt en dit niet overeenstemt met de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door (eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde om, indien (eiseres) dit niet zou doen, de kosten voor demontage, afvoer en herstelling te begroten op een totaal het toegekende bedrag van 65.000 39 BEF, zonder dat een beper- king aan artikel 19bis, §1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 wordt toege- voegd. Het overblijvende deel van de tussenkomst van de werkgever namelijk 37 BEF per dag wordt niet als loon beschouwd in toepassing van artikel 19bis, §2, van voormeld konink- lijk besluit van 28 november 1969 (geen betwisting door partijen nopens het voldoen van alle voorwaarden). (Eiser) dient een nieuwe afrekening te maken rekening houdend met wat voorafgaat". (arrest, p. 4, derde alinea, t.e.m. p. 5, vijfde alinea), waarna het arrest ten dien einde de zaak verwijst naar de bijzondere rol.

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst