Persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij persoonlijke beschermingsmiddelen is enerzijds het uitgangspunt dat de ondernemer conform de Arbo-wet en onder inachtname van de Wpbr al het mogelijke doet wat redelijkerwijs van hen gevergd kan worden om de veiligheid op de werkplek te borgen. Hierbij wordt aangetekend dat de werknemer ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Anderzijds zal bij de invulling van de beschikbaarstelling ervoor worden gewaakt dat middelen in omstandigheden worden verstrekt die in overwegende mate een schijnzekerheid bieden, resp. een gedrag kunnen oproepen die de medewerker juist in een onveilige werksituatie brengt. Procedure loopt via de ondernemingsraad. De werknemer zal over verzoeken tot beschikbaarstelling altijd in kennis worden gesteld van het besluit en de motivering bij afwijzing.
Persoonlijke beschermingsmiddelen. 1. De werkgever is verplicht aan zijn werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen. Indien de werkgever deze persoonlijke beschermingsmiddelen niet ter beschikking stelt is de werknemer gerechtigd zijn werk te onderbreken totdat de werkgever alsnog aan zijn verplichtingen voldoet. Gedurende deze onderbreking heeft de werknemer recht op doorbetaling van zijn volledige loon en de daarbij behorende verlofwaarde. Informatie over persoonlijke beschermingsmiddelen is te verkrijgen bij Arbouw.
2. Indien de door de werkgever ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen niet door de werknemer worden gebruikt, respectievelijk indien de schriftelijk aan de werknemer bekend gemaakte veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd kan aan de werknemer een van de volgende sancties worden opgelegd: – eerste overtreding: schriftelijke waarschuwing – tweede overtreding: boete van € 11,- – derde en volgende overtreding: boete van € 23,- – de vierde en volgende overtreding kan aanleiding zijn tot ontslag. Een boete mag de werkgever verrekenen met het netto-loon met inachtneming van de wettelijke bepalingen (artt. 632, 650 en 651 Boek 7 Burgerlijk Wetboek).
Persoonlijke beschermingsmiddelen. ▪ De kosten van de in de arbowetgeving bedoelde persoonlijke beschermingsmiddelen zijn voor de werkgever. Bijvoorbeeld een veiligheidshelm, veiligheidsschoenen, werkhandschoenen, werkkleding met UV-bescherming en gehoorbescherming. ▪ De werkgever verstrekt de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer of stelt die aan hem ter beschikking. Doet de werkgever dit niet? Dan mag de werknemer niet op de bouwplaats werken. Dit heeft geen gevolgen voor zijn loon. ▪ Gebruikt de werknemer de persoonlijke beschermingsmiddelen niet? Dan kan de werkgever hem van de bouwplaats wegsturen. De werkgever betaalt het loon over de niet gewerkte uren niet door. Zie artikel 7:628 BW.
Persoonlijke beschermingsmiddelen. Beschermende maatregelen met betrek- king tot de arbeidsvoorwaarden en –om- standigheden van zwangere of pas bevallen vrouwen, kinderen en jongeren;
Persoonlijke beschermingsmiddelen. 1. De werknemer heeft het recht zijn werkzaamheden te onderbreken wanneer voor de uit- voering persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zijn en voor de periode waarin deze ontbreken.
2. Wanneer de werknemer bij de uitvoering van zijn werkzaamheden een zgn. Van der Grinten- kap moet dragen, heeft hij in elk uur dat dit het geval is recht op 10 minuten onderbreking.
3. Werkschoeisel moet bestaan uit laarzen voorzien van vocht- en koude-isolatie en van veiligheidszolen en veiligheidsneuzen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen in goede staat te zijn en gedragen te worden zoals voorgeschreven en vermeld op de risicoanalyse.
Persoonlijke beschermingsmiddelen. Speelgoed
Persoonlijke beschermingsmiddelen. De operator van de Spoorwegonderneming draagt de voorziene persoonlijke beschermingsmiddelen zie bijlage VI 22 Veiligheidsinstructies.
Persoonlijke beschermingsmiddelen. Maatregel nr. 5.4 Draag juiste schoenen
Persoonlijke beschermingsmiddelen. Artikel Van toepassing zijnde delen