Terugtreden in functie a. De werkgever kan besluiten een werknemer wegens verminderde geschiktheid voor een bepaalde functie, niet aan eigen schuld te wijten, in een andere functie te plaatsen.
b. De werknemer kan ook op eigen verzoek en na overleg met de werkgever in een andere functie worden geplaatst, wanneer hiervoor een vacature bestaat.
c. De werknemer die op grond van artikel 10.12.a dan wel 10.12.b in een andere functie wordt geplaatst, ontvangt het aan de nieuwe functie verbonden salaris. Indien aan deze nieuwe functie een lager salaris is verbonden dan aan zijn oude functie, ontvangt hij daarnaast een persoonlijke toeslag die gelijk is aan het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris ten tijde van de plaatsing in de nieuwe functie, tot het moment waarop het nieuwe salaris door indexatie het oude salaris heeft overschreden.
Terugtreden in functie a. Indien de werkgever de werknemer, die gedurende tenminste tien jaren met bepaalde werkzaamheden is belast, wegens buiten zijn schuld ontstane ongeschiktheid voor die werkzaamheden in een lager gehonoreerde functie plaatst, behoudt de werknemer zijn titel en zijn maandinkomen.
b. Met inachtneming van het onder a bepaalde, zullen groepsaanvoerders en hun plaatsvervangers na het bereiken van de 60-jarige leeftijd een lagere functie gaan vervullen, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
c. Bij toepassing van dit artikellid geldt dat ten aanzien van de werknemer gemaakte afspraken omtrent werktijden (faciliteiten) zullen worden gehandhaafd. Indien deze werktijden in gunstige zin afwijken van de werktijden die gelden in zijn nieuwe functie vervallen faciliteiten in het kader van verworven ouderen-uren.
Terugtreden in functie. Wanneer een orkestlid, nadat hij tenminste tien jaren met bepaalde werkzaamheden belast is geweest, wegens buiten zijn schuld ontstane ongeschiktheid (ziekte en arbeidsongeschiktheid vallen hier niet onder) voor die werkzaamheden door de directie, na overleg met de AC, in een lager gesalarieerde functie wordt geplaatst, behoudt hij voor een bepaalde periode (wordt bepaald op basis van lengte dienstverband) zijn titel en de bij de titel behorende toelagen, maar moet wel direct het aantal diensten gaan spelen behorend bij de lagere functie. Na afloop van hiervoor genoemde periode zullen de toelagen in twee stappen van 6 maanden worden afgebouwd. De vaststelling van de lengte van de genoemde periode wordt als volgt berekend: - 1e 10 jaar telt ieder jaar voor 2 maanden; - 2e 10 jaar telt ieder jaar als 4 maanden; - 3e 10 jaar of meer telt ieder jaar als 6 maanden. Dit betekent dat ieder dienstjaar telt voor 2, 4 of 6 maanden bv. een orkestlid dat 10 jaar in dienst is van het KCO heeft recht op 10 x 2 maanden = 20 maanden behoud van titel en toelagen en een orkestlid dat 30 jaar in dienst is heeft recht op behoud van 10 x 2 maanden + 10 x 4 maanden + 10 x 6 maanden = 120 maanden behoud van titel en toelagen.