Financieel kader. Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere stellen, met het oog op een gezamenlijke, integrale en gecoördineerde aanpak een financieel kader op voor de realisatie van Almere 2.0. Dit kader is gericht op het creëren van financiële condities voor de integrale ontwikkeling. Partijen onderkennen dat realisering van Almere 2.0 alleen kan plaatsvinden op een voor alle partijen financieel verantwoorde wijze.
4.1 Financieel kader Almere 2.0
1. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het financieel kader voor de realisatie van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0.
2. Partijen stellen jaarlijks een jaarprogramma en een meerjarenprogramma op. Dit gebeurt op basis van voorstellen die worden opgesteld door de (bestuurlijke) overleggen van de gebiedsontwikkelingen (hoofdstuk 2) en de thema’s (hoofdstuk 3) alsmede de inzichten uit de monitor Almere 2.0 (hoofdstuk 6). Hierin worden de middelen in het Fonds Verstedelijking Almere (VA) en mogelijke additionele geldstromen voor de realisatie van Almere 2.0 van zowel betrokken partijen als derden inzichtelijk gemaakt.
3. Partijen spreken af dat zij een nadere uitwerking zullen opstellen voor de werkwijze (artikel 4.2), de aanwending van het Fonds Verstedelijking Almere (artikel 4.3) en de voeding van het Fonds Verstedelijking Almere. Het Overleg Almere 2.0 zal hiertoe een conceptvoorstel voorleggen aan de gemeenteraad en provinciale staten in het eerste kwartaal van 2014. In dit voorstel worden de bepalingen in de artikelen 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 betrokken. Na besluitvorming in gemeenteraad en provinciale staten zal het Overleg Almere 2.0 dit voorstel op basis van consensus vaststellen.
Financieel kader. In dit artikel wordt uitgegaan van vooropgestelde referentiebedragen op jaarbasis. De besteding van de middelen wordt echter berekend over de volledige looptijd van de beheersovereenkomst. Dat betekent dat eventuele meer of minder uitgaven binnen een bepaalde categorie of een bepaald domein moeten gecompenseerd worden binnen de periode van de beheersovereenkomst. Dit impliceert eveneens mogelijke overdrachten van het ene naar het andere boekjaar. Het VAF rapporteert jaarlijks in verantwoordingsstukken aan het Departement Cultuur, Jeugd en Media over de uitgaven binnen een bepaalde Categorie of een bepaald domein en de mogelijke afwijkingen ten opzichte van de referentiebedragen. Op het einde van de beheersovereenkomst worden afwijkingen van minder dan 15% van de vierjaarlijkse referentiebedragen aanvaard. De referentiebedragen worden berekend op de reguliere middelen (exclusief de relancemiddelen 2022). Afwijkingen boven 15% zijn mogelijk maar moeten worden toegestaan door de minister van Cultuur. De vraag tot afwijkingen boven 15% zal aan de minister van Cultuur ten laatste op 31 januari 2025 worden overgemaakt. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe, binnen de perken van de daartoe in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven kredieten, een dotatie van 24.423.000 euro voor begrotingsjaar 2022 en van De dotatie wordt gekoppeld aan hetzelfde prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen en dit binnen de kredieten van de uitgavenbegroting. De looncomponent van de dotatie wordt aan 100% geïndexeerd. De werkingsmiddelen, inclusief de projecten en subsidiëring, worden voor 75% geïndexeerd. Bij de berekening van de indexatie wordt rekening gehouden met afwijkingen zoals beslist door de Vlaamse Regering.2 Het loonpercentage wordt vastgelegd op 71% van de werkingsmiddelen.
Financieel kader. De Schaalsprong Almere is een project van nationaal belang waar ook aanzienlijke investeringen mee gemoeid zijn. Aan de uitvoering van de schaalsprong kleven financiële ontwikkelrisico’s die de gemeente Almere niet alleen kan en wil dragen. Het Rijk wil daarom een bestendige bestuurlijke en zakelijke samenwerking opzetten met de gemeente en de provincie, om de programmering en financiering van Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater en Almere Pampus / IJland in onderlinge samenhang te kunnen aan pakken en om positieve en negatieve exploitatiesaldi met elkaar te kunnen verevenen. Het Rijk staat open voor participatie in de aanleg van Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater en Almere Pampus/IJland, afhankelijk van de uitkomsten van de busi ness case. Dat is vastgelegd in de RAAMbrief. Aan marktconforme overdracht van de gronden in het plangebied werkt het Rijk mee. De grondexploitatie voor de eerste deelgebieden moet meer zicht geven op de totale ‘business case’ van de schaalsprong. Op basis van de grondexploitatie van de eerste deelgebieden worden nadere afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeente over verevening tussen bouwlocaties en het inbrengen van de opbrengsten van rijksgronden in de totale business case. De omvang van de inbreng is gemaximeerd tot de grond opbrengst van in totaal 15.000 woningen van de geplande 60.000 woningen op nieuw te ontwikkelen locaties. Naar verwachting zullen bepaalde deelgebieden een positief saldo (GREX) kennen en andere een negatief saldo. Het Rijk streeft er naar om met de gemeente Almere tot sluitende afspraken te komen, die de financierings problematiek van de gemeente oplossen. Het is daarbij de inzet om een oplossing te bieden die substantieel en struc tureel bijdraagt aan de financiële positie van de gemeente. Het Rijk baseert zich daarbij op de uitkomsten van het Cebeononderzoek, dat in 2008 in opdracht van het Rijk en de gemeente Almere is uitgevoerd. Het Rijk onderneemt het volgende. Bij het regulier onderhoud van het gemeente fonds wordt onder meer aandacht geschonken aan díe clus ters waar Almere, samen met andere gemeenten, uitgaven boven het ijkpunt heeft (conform Cebeononderzoek). Uit het nader onderzoek kan geconcludeerd worden dat een herverdeling gewenst is. Daarover ontstaat in de loop van 2010 duidelijkheid, met als eerst mogelijke ingangsdatum 2012. De Raad voor de Financiële Verhoudingen (RFV) doet onderzoek naar de positie van de G4 in het gemeentefonds. In het licht van de keuz...
Financieel kader. 3.1 OPDRACHT BETAALBAARHEID OPDRACHTNEMER Opdrachtgever en Inschrijvers hebben gezamenlijk de opdracht om de zorg betaalbaar te houden en de noodzakelijk geachte hulp te bieden binnen het beschikbaar gestelde rijksbudget. Van Xxxxxxxxxxx wordt verwacht dat deze zorggelden zoveel mogelijk besteedt aan en behouden blijven voor de maatschappelijke doelen waarvoor ze verstrekt zijn: het daadwerkelijk bieden van behandeling aan jeugdigen. Opdrachtgever verwacht van Inschrijver dat deze geen exorbitant hoge winsten boekt. Ook verwacht Opdrachtgever dat Inschrijver transparant en navolgbaar is ten aanzien van de besteding van zorggelden en actief fouten en fraude tegengaat om verspilling en misbruik van zorggelden tegen te gaan. Deze verwachtingen komen voort uit de Governancecode Zorg die sinds 1 januari 2017 reeds de standaard is binnen de zorg en wordt onderschreven door de bracheorganisatie de Nederlandse ggz. Governance dient conform deze code zo te worden ingericht dat die bijdraagt aan het waarborgen van goede zorg, het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van Inschrijver en het maatschappelijk vertrouwen. Zorgaanbieders dienen ook bij te dragen aan de betaalbaarheid van de gezondheidszorg. In de Governancecode staat hierover het volgende: ‘zorgorganisaties dragen bij aan de publieke belangen van de gezondheidszorg…door sober om te gaan met de publieke en private middelen waaruit de zorg bekostigd wordt’. Dit is des te belangrijker nu er in de jeugdhulp grote betaalbaarheidsvraagstukken zijn. Opdrachtgever sluit geen contracten met Inschrijvers die exorbitant hoge winsten boeken of Inschrijvers die niet in staat zijn de besteding van zorggelden aan de doelen waarvoor ze zijn verstrekt te verantwoorden (zie 4.4.4). Inschrijvers voor wie het standaardtarief te hoog is, kunnen inschrijven tegen een lager tarief. Als gedurende de looptijd van de Raamovereenkomst wordt geconstateerd dat er sprake is van exorbitant hoge winsten of dat Opdrachtnemer zorggelden onvoldoende inzet voor de doelen waarvoor zij zijn verstrekt dan wel niet in staat is de besteding van zorggelden te verantwoorden, kan Opdrachtgever de Raamovereenkomst ontbinden. Dit betekent niet dat Inschrijvers geen positief resultaat kunnen behalen gedurende de looptijd van de Raamovereenkomst. Positieve resultaten zijn bijvoorbeeld nodig voor een gezonde financiële huishouding (voldoende solvabiliteit, weerstandsvermogen en current ratio), een passende beloning van professionals en/of inv...
Financieel kader. Aanbieder blijft binnen gesteld budget.
Financieel kader. De huidige financiële afspraken vormen de basis voor de afspraken in 2025. In 2022 is het IZA getekend. In het IZA is in de periode 2023-2026 een jaarlijkse afvlakking van de groei van het macrokader GGZ vastgesteld.
Financieel kader. Extra middelen
Financieel kader. Het ontbreekt de sector kinesitherapie vandaag aan een kader dat een langetermijn perspectief biedt. Daarom wordt binnen de Overeenkomstencommissie gepleit voor een meerjarenaanpak binnen een stabiel financieel kader met voldoende middelen. Dit sluit aan bij het meerjarentraject met begeleidend financieel meerjarenplan dat wordt uitgewerkt. Er dienen prioritair verdere inspanningen geleverd te worden om de vergoeding van de kinesitherapeut verder te aligneren op die van vergelijkbare beroepsgroepen. Onderhavige overeenkomst is daar een onderdeel van.
Financieel kader. In ‘reguliere’ raamovereenkomsten met betrekking tot de Jeugdwet nemen gemeenten een financieel kader op, waarbij zorgaanbieders de opgave krijgen om binnen dit kader te opereren. Ten aanzien van deze toelatingsprocedure is dit echter slechts beperkt mogelijk. Omdat de Jeugdbescherming en -reclasseringstrajecten binnen het verplichte of gedwongen kader door de rechtbank worden opgelegd en deze daarin een GI een toewijst ter uitvoering van het traject, is het niet mogelijk om hier een leidend financieel kader aan de GI’s op te leggen, met de bijbehorende vraag om beheersmaatregelen op te stellen om binnen dit kader te blijven. Hierdoor hebben de GI’s immers geen invloed op het aantal uitgesproken maatregelen en financiële kaders (P*Q afspraken). Voor de dienstverlening in het vrijwillig of drang kader is het opleggen van leidend financieel kader met bijbehorende verantwoordelijkheden en sturingsmogelijkheden aan de GI’s wel mogelijk en dient door de GI’s gezocht te worden naar een optimale samenwerking met de lokale teams met inachtneming van de veiligheid. In de inkoopdocumenten zal dit nader worden uitgewerkt.
Financieel kader. Naast praktische en juridische aandachtspunten vereist adequate consultatie ook passende vormen van financiering en bekostiging. In de factsheet van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG, 2015) staat vermeld dat het een taak van de gemeente is te voorzien in consultatie voor professionals. De position paper van GGZ Nederland (april 2018) noemt het belang van ‘leveren van de juiste zorg op de juiste plek’. Het delen van kennis, inhoudelijke zorg en het bevorderen van nieuwe netwerken zijn daarbij leidend, adequate financiering een voorwaarde. Onvoldoende zicht op financiering kan ervoor zorgen dat kinder- en jeugdpsychiaters beducht zijn voor een consultatieve rol. Passende financiering is dus van belang. De financier van de jeugdhulp, de gemeente of hoofdaannemer biedt daarmee de consultvrager de mogelijkheid gebruik te maken van de kennis en expertise van een kinder- en jeugdpsychiater. Lokaal kunnen binnen de transformatiedoelstellingen afspraken gemaakt worden binnen wijken of bestaande netwerken van professionals. Consultatie kan opgenomen worden in een overeenkomst van opdracht of kan op maat geregeld worden in een maatwerkvoorziening. De huidige context biedt een aantal mogelijkheden voor bekostiging. Eén daarvan is het leveren van budget voor consultatie aan de consultvrager, conform de POH-GGz-gelden voor de huisarts. Een andere mogelijkheid is het sluiten van een overeenkomst met organisaties of zelfstandige professionals op basis van een dekkend uurtarief of een all-in financiering. Beide varianten dienen voldoende handelingsruimte te bieden voor het zien van jeugdige en/of ouder, reistijd, verslaglegging, intercollegiaal overleg en kennisoverdracht. Het is wenselijk dat de financiële afspraken het mogelijk maken om even kort met elkaar mee te denken. De financier kan, met passende bekostiging, consultatie in de jeugdzorgketen versterken en faciliteren.