Loonkosten o Hiervoor wordt de door het CPB gepubliceerde, voor het komende jaar (j) verwachte, ontwikkeling van de “Loonvoet Marktsector” gehanteerd. Onder deze post worden alle directe kosten geschaard die een relatie hebben met de loonkosten van het personeel. Met ingang van 2016 wordt de loonvoet berekend op basis van gewerkte uren. o De weegfactor van het element loonkosten in de kostenontwikkeling van het regionaal openbaar vervoer is: 62,93%.
Loonkosten. Worden in aanmerking genomen:
Loonkosten. De loonkosten worden volledig doorbelast aan de deelnemende partijen, waarbij 50% van de kosten wordt doorbelast op basis van het toegerekende aantal inwoners van de IJVI partij en 50% op basis van het aantal afgenomen licenties; Voor de gemeenten wordt hierbij gerekend met het inwonertal van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft; Voor Provincie Overijssel, Veiligheidsregio IJsselland en Omgevingsdienst worden de inwoneraantallen bepaald op basis van het gemiddelde aantal inwoners per gemeente in regio IJsselland in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft;
Loonkosten. (299) De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Gemiddelde loonkosten per werkne mer (EUR) 63 374 66 039 66 023 67 045
Loonkosten. Er zijn 3 projectmedewerkers. De totale loonkost bedraagt 91.022,40 EUR (zie berekening in voorbeeld 1).
Loonkosten. Indien de aanvrager werknemers aanwerft specifiek voor het project wordt de totale loonkost van deze werknemers aanvaard voor zover ze in dienst zijn tijdens de ontwikkeling, preproductie, productie en/of postproductie van het werk. Dit geldt voor zowel rechtstreekse aanwervingen door de aanvrager zelf als voor aanwervingen via een interimkantoor. In de tijdelijke arbeidsovereenkomst en/of facturatie van het interimkantoor dient de titel van het project te worden vermeld. Loonkosten van vaste medewerkers worden aanvaard in verhouding tot de aan het project bestede tijd. Indien er een registratiesysteem bestaat waarbij personeelsleden aangeven hoeveel tijd ze besteed hebben aan een specifiek project, kan het bewijs van de ingebrachte loonkosten hierop gebaseerd worden. Indien dit niet het geval is, moet de loonkost uitvoerig gedetailleerd worden. De interne loonkosten kunnen slechts tot het maximum van de gebudgetteerde interne loonkost aanvaard worden, met uitzondering van wijzigingen die werden gemeld en aanvaard (zie 2.2).
Loonkosten. Personeel zoeken, vinden en aannemen
Loonkosten. Voor berekening van de interne loonkosten kan gebruik gemaakt worden van 3 methodes. De keuze voor systematiek kan per partij verschillen. De administratieve- en verantwoordingsbelasting verschilt per methode. Vast uurtarief systematiek: Voor de ingezette uren wordt gerekend met een tarief van € 60,-. Een vast uurtarief kan gebruikt worden voor:
a. ureninzet van personen die in loondienst zijn
b. ureninzet van personen die niet op de loonlijst staan zoals bij een zelfstandig ondernemer, een eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.), maatschap of een directeur- grootaandeelhouder
c. ureninzet van samenwerkingspartners die geen medeaanvrager zijn. Personeelskosten van overheden zijn subsidiabel volgens de vaste uurtarief systematiek. Loonkosten plus vaste opslagsystematiek: Het uurtarief voor de directe loonkosten wordt bepaald door de directe loonkosten per jaar te delen door de productieve uren. Het aantal productieve uren wordt bepaald door het aantal van 1.600 te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor. Het uurtarief bedraagt ten hoogste € 93,-. Daar bovenop kan een opslag van 20% over de directe loonkosten worden berekend als vergoeding voor de indirecte kosten. Deze werkelijke loonkosten moeten kunnen worden aangetoond en verantwoord.