Marktrisico. Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties en onroerend goed. De beleggingsportefeuille van het Fonds is wereldwijd verspreid. Door de spreiding binnen de beleggingsportefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen. Periodiek wordt met behulp van een ALM-studie vastgesteld of de gekozen beleggingsportefeuille voldoet aan het gewenste risico versus rendementsafweging. Daarnaast geldt dat het bestuur de mogelijkheid heeft om de blootstelling aan het marktrisico te beperken door te sturen op de gewenste procentuele verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieën. Er is binnen het beleggingsbeleid ruimte om in beperkte mate af te wijken van de strategische normportefeuille, zodat naar gelang de financiële positie van het Fonds meer of minder risico kan worden geconsumeerd. Het Fonds voert echter geen tactisch beleid. Het bestuur kan sturen binnen de met sociale partners afgesproken bandbreedte. Deze bandbreedte betreft het VEV met een ondergrens van 10 procent en een bovengrens van 18 procent. Het VEV en de bandbreedtes zijn berekend op basis van de rentestand per 30 juni 2015. Toekomstige wijzigingen in bijvoorbeeld de allocatie tussen de return- en de matchingportefeuille, de mate van rente-afdekking, de valuta-exposure en de rentestand veroorzaken fluctuaties in de hoogte van het VEV. Een wijziging van het VEV als gevolg van fluctuaties in de rentestand wordt opgevangen door de VEV-bandbreedte te definiëren. Naast de VEV-bandbreedte wordt de tracking error als risicogrens voor het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille gehanteerd. Uitgaande van overeenkomende overwegingen als voor de VEV bandbreedte, is besloten om als Tracking error bandbreedte een ondergrens van 5,4 procent te hanteren met een bovengrens van 9,1 procent. In de ALM-studie die in 2020 is uitgevoerd is het marktrisico van de beleggingsportefeuille aan de hand van stress-VFHQDULR¶V JHWRHWVW 2S EDVLV YDQ GH XLWNRPVW geconcludeerd dat het beleggingsbeleid robuust is. Gedurende 2021 is zowel het VEV als de Tracking error niet buiten deze strategische bandbreedtes getreden. Tijdens de SAA-studie die in 2021 is uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van het jaarplan beleggingen 2022, is geconstateerd dat de bandbreedtes nog steeds passend zijn. Tevens is op basis van de hoge marktwaarderingen van dat moment en de diverse over- en onderwegingen van de diverse beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische normportefeuille besloten om de volledige beleggingsportefeuille te terug te brengen (herbalanceren) naar deze strategische normportefeuille. Hiermee is het marktrisico (onder meer in termen van VEV) en de gevoeligheid (in termen van TE) van de portefeuille (in termen van TE) teruggebracht. Het kredietrisico wordt beperkt door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen en extra zekerheden gevraagd zoals onderpand bij renteswaps. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name bilaterale OTC-derivaten, wordt door het Fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Verder worden nieuwe rentederivaten hoofdzakelijk via central clearing afgesloten. Om meerrendement ten opzichte van de verplichtingen te behalen, wordt bewust een mate van kredietrisico geaccepteerd. De mate waarin en de manier waarop wordt bepaald op basis van de uitkomsten van de ALM-studie en de periodieke SAA-studie, waarbij de allocatie aan beleggingscategorieën waarin meer kredietrisico wordt gelopen wordt bepaald. Het Fonds heeft een liquiditeits- en onderpandbeleid geformuleerd en beleid opgesteld om het gaprisico, dat ontstaat omdat het Fonds nieuwe derivaten moet afsluiten bij het failliet gaan van een tegenpartij, te beheersen. In de loop van 2021 is het liquiditeitsbeleid geëvalueerd en bijgewerkt voor wat betreft de mogelijkheden van de monitoring daarop. Bij de transitie van de LDI-portefeuille is aandacht besteed aan het onderpandbeleid van het Fonds. Beide aspecten leiden ertoe dat het ingeschatte risico binnen de risicobereidheid van het Fonds blijft.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Fund Agreement
Marktrisico. Marktrisico is betreft het risico als gevolg dat SPE financiële verliezen lijdt door bewegingen in de financiële markten. Hieronder vallen onder meer het koersrisico op aandelen (het risico van daling van aandelenkoersen en dividendinkomsten), valutarisico (het risico van koersdalingen van directe of indirecte valutaposities), inflatierisico (het risico van stijgende inflatie) en het renterisico. De beheersing van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen renterisico is voor SPE van verhandelbare financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties en onroerend goed. De beleggingsportefeuille van groot belang vanwege het Fonds is wereldwijd verspreid. Door feit dat de spreiding binnen de beleggingsportefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één waardering van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen. Periodiek wordt met behulp van een ALM-studie vastgesteld of de gekozen beleggingsportefeuille voldoet aan het gewenste risico versus rendementsafweging. Daarnaast geldt dat het bestuur de mogelijkheid heeft om de blootstelling aan het marktrisico te beperken door te sturen pensioenverplichtingen is gebaseerd op de gewenste procentuele verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieënactuele rentetermijnstructuur. Er is binnen het beleggingsbeleid ruimte om in beperkte mate af te wijken Een daling van de strategische normportefeuille, zodat naar gelang rente leidt tot een toename van de financiële positie van het Fonds meer of minder risico kan worden geconsumeerdverplichtingen. Het Fonds voert echter geen tactisch beleid. Het bestuur kan sturen binnen de met sociale partners afgesproken bandbreedte. Deze bandbreedte betreft het VEV met een ondergrens van 10 procent en een bovengrens van 18 procent. Het VEV en de bandbreedtes zijn berekend op basis van de rentestand per 30 juni 2015. Toekomstige wijzigingen in bijvoorbeeld de allocatie tussen de return- en de matchingportefeuille, de mate van rente-afdekking, de valuta-exposure en de rentestand veroorzaken fluctuaties in de hoogte van het VEV. Een wijziging van het VEV als gevolg van fluctuaties in de rentestand wordt opgevangen door de VEV-bandbreedte te definiëren. Naast de VEV-bandbreedte wordt de tracking error als risicogrens voor het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille gehanteerd. Uitgaande van overeenkomende overwegingen als voor de VEV bandbreedte, is besloten om als Tracking error bandbreedte een ondergrens van 5,4 procent te hanteren met een bovengrens van 9,1 procent. In de ALM-studie die in 2020 is uitgevoerd is het marktrisico van de beleggingsportefeuille aan de hand van stress-VFHQDULR¶V JHWRHWVW 2S EDVLV YDQ GH XLWNRPVW geconcludeerd dat het beleggingsbeleid robuust is. Gedurende 2021 is zowel het VEV als de Tracking error niet buiten deze strategische bandbreedtes getreden. Tijdens de SAA-studie die in 2021 is uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van het jaarplan beleggingen 2022, is geconstateerd dat de bandbreedtes nog steeds passend zijn. Tevens is op basis van de hoge marktwaarderingen van dat moment en de diverse over- en onderwegingen van de diverse beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische normportefeuille besloten om de volledige beleggingsportefeuille te terug te brengen (herbalanceren) naar deze strategische normportefeuille. Hiermee is het marktrisico (onder meer in termen van VEV) en de gevoeligheid (in termen van TE) van de portefeuille (in termen van TE) teruggebracht. Het kredietrisico concentratierisico wordt beperkt door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan zoveel mogelijk spreiden naar beleggingscategorie en tegenpartijen. Het renterisico is het risico dat de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen en extra zekerheden gevraagd zoals onderpand bij renteswaps. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name bilaterale OTC-derivaten, wordt door het Fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Verder worden nieuwe rentederivaten hoofdzakelijk via central clearing afgesloten. Om meerrendement ten opzichte waarde van de verplichtingen portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen van de rente. Een stijging van de rente is gunstig voor SPE. Een daling is ongunstig. Derhalve dient voor het scenario van een daling een buffer te behalen, worden aangehouden. Het renterisico wordt bewust een mate gemitigeerd door de looptijden van kredietrisico geaccepteerdde rentegevoelige beleggingen af te stemmen op de looptijden van de verplichtingen. De mate waarin duraties van de beleggingen in Technische voorzieningen en de manier waarop wordt bepaald op basis Vastrentende waarden bedragen: Technische voorzieningen 19,1 19,5 Vastrentende waarden (inclusief derivaten) 16,5 18,4 Risico zakelijke waarden is het risico van waarde wijzigingen door de uitkomsten ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de ALM-studie uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en de periodieke SAA-studielasten worden verwerkt, waarbij de allocatie aan beleggingscategorieën waarin meer kredietrisico wordt gelopen wordt bepaaldzijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het Fonds heeft prijsrisico kan worden beperkt door diversificatie. Voor een liquiditeits- en onderpandbeleid geformuleerd en beleid opgesteld om het gaprisico, dat ontstaat omdat het Fonds nieuwe derivaten moet afsluiten bij het failliet gaan van een tegenpartij, te beheersen. In nadere toelichting op de loop van 2021 is het liquiditeitsbeleid geëvalueerd en bijgewerkt voor wat betreft de mogelijkheden van de monitoring daarop. Bij de transitie van de LDI-portefeuille is aandacht besteed aan het onderpandbeleid van het Fonds. Beide aspecten leiden ertoe dat het ingeschatte risico binnen de risicobereidheid van het Fonds blijftprocentuele verdeling wordt verwezen naar noot 5.
Appears in 1 contract
Samples: Jaarrekening
Marktrisico. Marktrisico is betreft het risico als gevolg dat SPE financiële verliezen lijdt door bewegingen in de financiële markten. Hieronder vallen onder meer het koersrisico op aandelen (het risico van daling van aandelenkoersen en dividendinkomsten), valutarisico (het risico van koersdalingen van directe of indirecte valutaposities), inflatierisico (het risico van stijgende inflatie) en het renterisico. De beheersing van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen renterisico is voor SPE van verhandelbare financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties en onroerend goed. De beleggingsportefeuille van groot belang vanwege het Fonds is wereldwijd verspreid. Door feit dat de spreiding binnen de beleggingsportefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één waardering van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen. Periodiek wordt met behulp van een ALM-studie vastgesteld of de gekozen beleggingsportefeuille voldoet aan het gewenste risico versus rendementsafweging. Daarnaast geldt dat het bestuur de mogelijkheid heeft om de blootstelling aan het marktrisico te beperken door te sturen pensioenverplichtingen is gebaseerd op de gewenste procentuele verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieënactuele rentetermijnstructuur. Er is binnen het beleggingsbeleid ruimte om in beperkte mate af te wijken Een daling van de strategische normportefeuille, zodat naar gelang rente leidt tot een toename van de financiële positie van het Fonds meer of minder risico kan worden geconsumeerdverplichtingen. Het Fonds voert echter geen tactisch beleid. Het bestuur kan sturen binnen de met sociale partners afgesproken bandbreedte. Deze bandbreedte betreft het VEV met een ondergrens van 10 procent en een bovengrens van 18 procent. Het VEV en de bandbreedtes zijn berekend op basis van de rentestand per 30 juni 2015. Toekomstige wijzigingen in bijvoorbeeld de allocatie tussen de return- en de matchingportefeuille, de mate van rente-afdekking, de valuta-exposure en de rentestand veroorzaken fluctuaties in de hoogte van het VEV. Een wijziging van het VEV als gevolg van fluctuaties in de rentestand wordt opgevangen door de VEV-bandbreedte te definiëren. Naast de VEV-bandbreedte wordt de tracking error als risicogrens voor het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille gehanteerd. Uitgaande van overeenkomende overwegingen als voor de VEV bandbreedte, is besloten om als Tracking error bandbreedte een ondergrens van 5,4 procent te hanteren met een bovengrens van 9,1 procent. In de ALM-studie die in 2020 is uitgevoerd is het marktrisico van de beleggingsportefeuille aan de hand van stress-VFHQDULR¶V JHWRHWVW 2S EDVLV YDQ GH XLWNRPVW geconcludeerd dat het beleggingsbeleid robuust is. Gedurende 2021 is zowel het VEV als de Tracking error niet buiten deze strategische bandbreedtes getreden. Tijdens de SAA-studie die in 2021 is uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van het jaarplan beleggingen 2022, is geconstateerd dat de bandbreedtes nog steeds passend zijn. Tevens is op basis van de hoge marktwaarderingen van dat moment en de diverse over- en onderwegingen van de diverse beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische normportefeuille besloten om de volledige beleggingsportefeuille te terug te brengen (herbalanceren) naar deze strategische normportefeuille. Hiermee is het marktrisico (onder meer in termen van VEV) en de gevoeligheid (in termen van TE) van de portefeuille (in termen van TE) teruggebracht. Het kredietrisico concentratierisico wordt beperkt door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan zoveel mogelijk spreiden naar beleggingscategorie en tegenpartijen. Het renterisico is het risico dat de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen en extra zekerheden gevraagd zoals onderpand bij renteswaps. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name bilaterale OTC-derivaten, wordt door het Fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Verder worden nieuwe rentederivaten hoofdzakelijk via central clearing afgesloten. Om meerrendement ten opzichte waarde van de verplichtingen portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen van de rente. Een stijging van de rente is gunstig voor SPE. Een daling is ongunstig. Derhalve dient voor het scenario van een daling een buffer te behalen, worden aangehouden. Het renterisico wordt bewust een mate gemitigeerd door de looptijden van kredietrisico geaccepteerdde rentegevoelige beleggingen af te stemmen op de looptijden van de verplichtingen. De mate waarin duraties van de beleggingen in Technische voorzieningen en de manier waarop wordt bepaald op basis Vastrentende waarden bedragen: Technische voorzieningen 19,5 19,1 Vastrentende waarden (inclusief derivaten) 18,4 16,0 Risico zakelijke waarden is het risico van waarde wijzigingen door de uitkomsten ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de ALM-studie uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en de periodieke SAA-studielasten worden verwerkt, waarbij de allocatie aan beleggingscategorieën waarin meer kredietrisico wordt gelopen wordt bepaaldzijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het Fonds heeft prijsrisico kan worden beperkt door diversificatie. Voor een liquiditeits- en onderpandbeleid geformuleerd en beleid opgesteld om het gaprisico, dat ontstaat omdat het Fonds nieuwe derivaten moet afsluiten bij het failliet gaan van een tegenpartij, te beheersen. In nadere toelichting op de loop van 2021 is het liquiditeitsbeleid geëvalueerd en bijgewerkt voor wat betreft de mogelijkheden van de monitoring daarop. Bij de transitie van de LDI-portefeuille is aandacht besteed aan het onderpandbeleid van het Fonds. Beide aspecten leiden ertoe dat het ingeschatte risico binnen de risicobereidheid van het Fonds blijftprocentuele verdeling wordt verwezen naar noot 5.
Appears in 1 contract
Samples: Jaarrekening
Marktrisico. Marktrisico is betreft het risico als gevolg dat SPE financiële verliezen lijdt door bewegingen in de financiële markten. Hieronder vallen onder meer het koersrisico op aandelen (het risico van daling van aandelenkoersen en dividendinkomsten), valutarisico ( het risico van koersdalingen van directe of indirecte valutaposities, inflatierisico (het risico van stijgende inflatie) en het renterisico. Met name de beheersing van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen renterisico is voor SPE van verhandelbare financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties en onroerend goed. De beleggingsportefeuille van groot belang vanwege het Fonds is wereldwijd verspreid. Door feit dat de spreiding binnen de beleggingsportefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één waardering van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen. Periodiek wordt met behulp van een ALM-studie vastgesteld of de gekozen beleggingsportefeuille voldoet aan het gewenste risico versus rendementsafweging. Daarnaast geldt dat het bestuur de mogelijkheid heeft om de blootstelling aan het marktrisico te beperken door te sturen pensioenverplichtingen is gebaseerd op de gewenste procentuele verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieënactuele rentetermijnstructuur. Er is binnen het beleggingsbeleid ruimte om in beperkte mate af te wijken Een daling van de strategische normportefeuille, zodat naar gelang rente leidt tot een toename van de financiële positie van het Fonds meer of minder risico kan worden geconsumeerdverplichtingen. Het Fonds voert echter geen tactisch beleid. Het bestuur kan sturen binnen de met sociale partners afgesproken bandbreedte. Deze bandbreedte betreft het VEV met een ondergrens van 10 procent en een bovengrens van 18 procent. Het VEV en de bandbreedtes zijn berekend op basis van de rentestand per 30 juni 2015. Toekomstige wijzigingen in bijvoorbeeld de allocatie tussen de return- en de matchingportefeuille, de mate van rente-afdekking, de valuta-exposure en de rentestand veroorzaken fluctuaties in de hoogte van het VEV. Een wijziging van het VEV als gevolg van fluctuaties in de rentestand wordt opgevangen door de VEV-bandbreedte te definiëren. Naast de VEV-bandbreedte wordt de tracking error als risicogrens voor het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille gehanteerd. Uitgaande van overeenkomende overwegingen als voor de VEV bandbreedte, is besloten om als Tracking error bandbreedte een ondergrens van 5,4 procent te hanteren met een bovengrens van 9,1 procent. In de ALM-studie die in 2020 is uitgevoerd is het marktrisico van de beleggingsportefeuille aan de hand van stress-VFHQDULR¶V JHWRHWVW 2S EDVLV YDQ GH XLWNRPVW geconcludeerd dat het beleggingsbeleid robuust is. Gedurende 2021 is zowel het VEV als de Tracking error niet buiten deze strategische bandbreedtes getreden. Tijdens de SAA-studie die in 2021 is uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van het jaarplan beleggingen 2022, is geconstateerd dat de bandbreedtes nog steeds passend zijn. Tevens is op basis van de hoge marktwaarderingen van dat moment en de diverse over- en onderwegingen van de diverse beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische normportefeuille besloten om de volledige beleggingsportefeuille te terug te brengen (herbalanceren) naar deze strategische normportefeuille. Hiermee is het marktrisico (onder meer in termen van VEV) en de gevoeligheid (in termen van TE) van de portefeuille (in termen van TE) teruggebracht. Het kredietrisico concentratierisico wordt beperkt door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan zoveel mogelijk spreiden naar beleggingscategorie en tegenpartijen. Het renterisico is het risico dat de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen en extra zekerheden gevraagd zoals onderpand bij renteswaps. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name bilaterale OTC-derivaten, wordt door het Fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Verder worden nieuwe rentederivaten hoofdzakelijk via central clearing afgesloten. Om meerrendement ten opzichte waarde van de verplichtingen te behalen, wordt bewust een mate portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van kredietrisico geaccepteerdveranderingen van de marktrente. De mate waarin duratie van de vastrentende waarden inclusief swaps bedraagt rond de 80% van de duratie van de verplichtingen. Per saldo zal SPE profiteren van rentestijgingen. De rentehedge-coëfficiënt is mede afhankelijk van de dekkingsgraad. De inrichting van de vastrentende waarden en swapportefeuille zal niet alleen rekening houden met de rentehedgecoëfficiënt, maar ook met het kasstroompatroon van de vastrentende waarden en de manier waarop wordt bepaald pensioenverplichtingen. Beide gewaardeerd op basis marktrente. De vereiste coëfficiënt staat sinds 1 januari 2014 op 50%. De berekening van de uitkomsten rentehedgecoëfficiënt is vastgelegd in de Verklaring Beleggingsbeginselen en luidt als volgt: De Voorziening pensioenverplichtingen wordt hier berekend tegen marktwaarde en niet tegen de gemiddelde rentetermijnstructuur inclusief UFR. NNIP maakt gebruik van een rekenmodel waar de uitgangspunten afwijken van de ALM-studie en de periodieke SAA-studie, waarbij de allocatie aan beleggingscategorieën waarin meer kredietrisico wordt gelopen wordt bepaald. Het Fonds heeft een liquiditeits- en onderpandbeleid geformuleerd en beleid opgesteld om duraties die in het gaprisico, dat ontstaat omdat het Fonds nieuwe derivaten moet afsluiten bij het failliet gaan van een tegenpartij, te beheersen. In de loop van 2021 is het liquiditeitsbeleid geëvalueerd en bijgewerkt voor wat betreft de mogelijkheden van de monitoring daarop. Bij de transitie van de LDI-portefeuille is aandacht besteed aan het onderpandbeleid van het Fonds. Beide aspecten leiden ertoe dat het ingeschatte risico binnen de risicobereidheid van het Fonds blijftactuarieel rapport worden vermeld.
Appears in 1 contract
Samples: Financial Statement Explanation