RECHTSGRONDSLAG Voorbeeldclausules

RECHTSGRONDSLAG. 4.1. Procedurele rechtsgrondslag 4.1.1. Beginselen 4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
RECHTSGRONDSLAG. Binnen M16 'samenwerking' worden drie maatregelen voorzien: • Steun voor de oprichting en werking van EIP-operationele groepen: artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 – code 16.1 • Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving: o Artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 – code 16.4 (lokale voedselvoorzieningen) o Artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 – code 16.6 (hernieuwbare energie) • Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland door samenwerking: artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 – codes 16.2 – 16.3 – 16.4 – 16.5 – 16.6 – 16.9 - 16.10. Specifiek voor de ELFPO-middelen van het EURI-fonds: codes 16.3 – 16.4 – 16.5 – 16.9 en 16.10.
RECHTSGRONDSLAG. Artikel 133 van het Verdrag in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste zin, van het Verdrag
RECHTSGRONDSLAG. De procedurele rechtsgrondslag voor een besluit houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Unie en een derde land en het geven van richtsnoeren aan de onderhandelaar is artikel 218, leden 3 en 4, VWEU. In zoverre ook namens Euratom over de overeenkomst zou worden onderhandeld omdat de bijlage bij het besluit onderhandelingsrichtsnoeren bevat met betrekking tot aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen, moet de rechtsgrondslag van het besluit ook artikel 101 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie omvatten (“EGA”). De rechtsgrondslag voor het aanbevolen besluit moet derhalve artikel 218, leden 3 en 4, VWEU en artikel 101 EGA zijn. De materiële rechtsgrondslag voor de ondertekening en sluiting van de nieuwe overeenkomst kan pas aan het eind van de onderhandelingen worden vastgesteld in het licht van de inhoud ervan. DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, leden 3 en 4, Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) zich teruggetrokken uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“Euratom”). (2) Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot- Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voorziet in de regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van een protocol met specifieke regelingen met betrekking top Gibraltar. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), van het akkoord was het recht van de Unie van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk tijdens een overgangsperiode die op 31 december 2020 afliep. Met uitzondering van artikel 1 is het protocol na de afloop van de overgangsperiode niet langer van toepassing in Gibraltar. (3) De Europese Unie en Euratom, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot- Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, hebben een handels- en samenwerkingsovereenkomst gesloten, die door de Unie op grond van Besluit (EU) 2021/689 van de Raad was gesloten en met ingang van 1 januari 2021 voorlopig werd toegepast. De overeenkomst is op 1 mei 2021 in werking getreden. De overeenk...
RECHTSGRONDSLAG. De artikelen 114 en 118 VWEU.
RECHTSGRONDSLAG. De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
RECHTSGRONDSLAG. Artikel 207 en artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
RECHTSGRONDSLAG. Dit advies is opgesteld op basis van artikel 16 van het besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 juli 2002 houdende de criteria en de procedure tot toekenning, hernieuwing, overdracht en intrekking van een leveringsvergunning voor elektriciteit. Voornoemde artikelen voorzien het volgende: “Art. 16.§ 1. Indien BRUGEL, op basis van de recentste inlichtingen waarover hij beschikt, oordeelt dat de vergunninghouder de in hoofdstuk II van dit besluit bedoelde criteria of de artikelen 8 en 9, vierde lid, van de ordonnantie niet meer naleeft, brengt hij deze en de Minister daarvan per aangetekende brief op de hoogte, met vermelding van de redenen.
RECHTSGRONDSLAG. 4.1. Procedurele rechtsgrondslag 4.1.1. Beginselen 1 Arrest van het Xxx xxx Xxxxxxxx xxx 0 xxxxxxx 0000, Xxxxxxxxx/Xxxx, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64. 4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
RECHTSGRONDSLAG. Verwijzing naar de nationale wetgeving/regelgeving/voorschriften.