Theorie. Restaurant 2. Theorie Keuken 3. Nederlands 4. Engels 5. Duits of Spaans 6. Rekenen 7. Ondernemerschap Financieel 8. Ondernemerschap Organisatie 9. Praktijk / BPV 10. Leren, Loopbaan, Burgerschap 11. Keuzedelen 1.Nader te bepalen, maar examinering P2-K1 vindt plaats vanaf deze periode 2. Zie punt 1. 3. Grammatica, schrijven, gesprekken voeren en spreken 4. Grammatica, gesprekken voeren en spreken 5. Grammatica, schrijven, gesprekken voeren en spreken 6. Centraal Examen vindt plaats. 7. Bedrijfsadministratie en kengetallen 8. Leidinggeven 9. Uitvoeren praktijkopdracht P2K1 10. Loopbaanreflecties en burgerschapsdimensies 11. Afhankelijk van gekozen keuzedeel 1. P3 – K1 2. P3 – K1 3. Generieke vaardigheden Schrijven, Gesprekken voeren en Spreken 4. Beroepsspecifieke vaardigheden Spreken en Gesprekken voeren 5. Beroepsspecifieke vaardigheden Schrijven, Spreken en Gesprekken voeren 6. Generiek rekendomein Getallen en verhoudingen 7. B1 – K1 en B1 – K2 8. B1 – K1 en B1 – K2 9. P3 – K1 10. O.a. Capaciteitenreflectie, motievenreflectie, werkexploratie, loopbaansturing, netwerken, Politiek juridische dimensie, Economische dimensie, Sociaal maatschappelijke dimensie, Vitaal burgerschap dimensie 11. Keuzedeelverplichting Leerjaar/ Periode Vakken De volgende onderwerpen komen o.a. aan de orde T.b.v. Kerntaak/vaardigheid
Theorie. Binnen het Last Planner Systeem is het de taak van de Last Planners (zoals opzichters en projectmanagers van de diverse onderaannemers) dat zij afspraken vastleggen over wat gedaan zou moeten worden, waarbij het een voorwaarde is dat het gedaan kan worden. Tijdens de uitvoering van het bouwproject dienen er regelmatig bouwplanningvergaderingen te worden gehouden waarbij alle Last Planners aanwezig zijn. Tijdens deze vergaderingen wordt het werk gepland dat in de volgende periode zal moeten worden gedaan. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel het werk dat op dat moment wordt uitgevoerd, als het werk dat is voorbereid om uit te voeren. Iedere Last Planner stelt een productieplanning op voor zijn/haar eigen bedrijf, waarna binnen het bouwplanningteam de onderlinge afhankelijkheden van de diverse planningen wordt bekeken; zijn er conflicten van ruimte, middelen en toegankelijkheid? Het is belangrijk op te merken dat geen enkele planning definitief is totdat daar in de vergaderingen overeenstemming over wordt bereikt. Er ligt echter het gevaar op de loer dat onderaannemers té veel toezeggen, waardoor de planning niet realistisch is. Het is dan ook voor alle bouwpartijen van belang dergelijke situaties te voorkomen. Enkele voordelen van deze bouwplanningvergaderingen zijn:139 ▪ Er is duidelijkheid over wat de teamleden van elkaar verwachten in het project, m.b.t. bijvoorbeeld kwaliteit. ▪ Leveranciers bereiden hun werk beter voor. ▪ Betrouwbaarheden kunnen worden onderzocht voordat het te laat is. ▪ Er kunnen relaties tussen de bouwpartijen worden opgebouwd. ▪ De bouwplanning wordt gestroomlijnd met de activiteiten die daadwerkelijk kunnen worden verricht. Deze voordelen zullen niet iedere week allemaal opnieuw kunnen worden gerealiseerd. Opzichters en uitvoerders zullen hun team moeten motiveren om het werk af te leveren dat kan worden gedaan. Een taak kan immers wel in de projectplanning zijn opgenomen, maar dat wil niet zeggen dat die activiteit ook daadwerkelijk gedaan kan worden. Er kan namelijk vertraging worden opgelopen doordat voorgaande werkzaamheden niet op tijd zijn afgerond, er sprake is van ongeschikte informatie of dat materieel of materiaal niet beschikbaar is. Indien nodig, dient de planning dan ook aan de nieuwe situatie te worden aangepast. Het heeft weinig zin om een activiteit in te plannen als belangrijke activiteiten die daarvoor moeten worden verricht nog niet afgerond zijn. Er dient daarom systematisch een check te worden uitge...
Theorie. 1. De leerling is zelf verantwoordelijk voor het op tijd halen van zijn of haar theorie certificaat. Zonder een geldig theorie certificaat kan er geen tussentijdse toets of een praktijk examen aangevraagd worden.
Theorie. De Spanningsthermometer: Xxxxxxxxx “sociaal vaardig met spanning omgaan” Ontspanningsoefeningen “ruimte creëren, later op spanning terug komen” Tijd nemen voor jezelf “reactie op spanning uitstellen” Huiswerk voor de volgende keer
Theorie. Verdrietig of bedroefd zijn is een onprettig gevoel. Als je heel erg verdrietig bent, dan kan dat zelfs pijn doen. Verdriet kan je voelen door pijn in je keel (een brok in je keel) of zware ogen of tranen. Wanneer verdriet heel lang duurt (maanden) dan wordt dat ook wel depressief genoemd. Mensen verschillen in hoe snel ze verdrietig worden of gaan huilen. Sommige mensen kunnen er ook van genieten om een beetje verdrietig te zijn (bijvoorbeeld door naar een hele zielige film te kijken). Andere mensen willen juist geen verdriet voelen en proberen dat dan ook nooit te laten zien.
Theorie. Bij dreiging of gevaar worden mensen, maar ook dieren bang. Als er een kans is op pijn dan reageert ons lichaam: de hartslag wordt sneller, het bloed gaat sneller stromen. De natuur heeft ons zo gemaakt om er voor te zorgen dat we bij gevaar snel kunnen vluchten of schuilen. Het lichaam maakt zich klaar om snel te kunnen reageren. Als ons lichaam zo reageert, noemen we dat angst. Angst heeft dus een duidelijke functie: bij gevaar zorgen dat we snel weg kunnen rennen. Angst kan ook snel over gaan in een ander gevoel. Als iemand je dreigt te slaan kan je eerst angst voelen, maar dit kan ook al snel veranderen in boosheid. Als je merkt dat de ander sterker is dan jou dan kan je juist weer angst voelen.
Theorie. Als mensen zich schamen dan is dat vaak moeilijk te zien. Dit komt omdat mensen niet graag willen dat de ander ziet dat hij/zij zich schaamt. Je probeert het meestal goed te verbergen! Bij schaamte kunnen mensen soms rood worden, maar dat kan ook als ze verlegen zijn. Kleine kinderen kunnen zich al schamen omdat ze bijvoorbeeld een poepluier hebben. Ze kruipen dan weg. Je kunt je ergens voor schamen omdat je bang bent. Bijvoorbeeld omdat je bang bent dat je niet meer bij de groep hoort. Het schaamtegevoel: je kunt wel door de grond zakken, je voelt je belachelijk, je bloost, je huilt en rent eventueel weg. Sommige mensen schamen zich over wat ze te vertellen hebben, of over dat ze hulp nodig hebben en dat niet durven te vragen. Ze voelen zich dan zwak en bekeken.
Theorie. Baby’s en kleine kinderen worden boos als ze niet krijgen wat ze willen hebben. Ook volwassen mensen worden vaak boos omdat iemand anders ervoor zorgt dat ze niet krijgen wat ze willen hebben. Dat kan op verschillende manieren: - iemand kan proberen om je pijn te doen ( dan worden de meeste mensen bang of boos) - iemand wijst je af of je raakt iemand kwijt - iemand anders is boos en daardoor word je zelf ook boos Vaak worden we boos op mensen die we vertrouwen of liefhebben. Dat kan komen omdat het veiliger is, maar dat kan ook komen omdat zij ons beter kennen en dus het meest kunnen kwetsen. Het lastige van het gevoel boos zijn is dat er vaak andere gevoelens aan vooraf gaan of daarna komen. Als iemand ons wil slaan, worden we meestal eerst bang en dan boos. Als er iemand dood gaat kan je verdrietig zijn en boos tegelijk (de ander laat je in de steek). Boosheid is ook een gevaarlijk gevoel omdat het schade aan kan brengen. Sommige mensen worden sneller boos dan anderen. Als je snel boos wordt, moet je meer moeite doen om te zorgen dat je anderen geen pijn gaat doen. Ook is het lastige van boos zijn dat het kan beginnen met een beetje boos zijn (schelden), maar dat door het schelden je boosheid alleen maar erger wordt. Boos worden kan ook goed zijn omdat het je kan helpen om wat je boos maakt te stoppen of te veranderen. Als iemand je uitscheldt en jij wordt boos, dan stopt de ander.
Theorie. 1e jaar (propedeutische fase ) in 1. november 2. maart ` 3, juni 2e jaar (post propedeutische fase I) in 4. december 5. mei en een periode waarin mondelingen, workshops plaatsvinden, c.q. praktijkgericht onderzoek wordt ingediend 3e jaar (post propedeutische fase I) in 6. juni-december
Theorie. Het onderwijs in de theorie geschiedt: door presentaties van docenten van selecties uit diverse bronnen het bestuderen van relevante literatuur, waarover theoretische reflectie, praktische oefening en toetsing plaatsvindt. tijdens de opleiding worden twee werkstukken geschreven, aan het eind van het eerste jaar en aan het eind van het tweede jaar. Tijdsinvestering: 2 x 35 u onderwijs = 70 u, literatuurstudie thuis 30 u. Praktijk In de praktijk oefenen cursisten met het doen van psychodrama door gedurende het eerste en tweede jaar: Zelf als ‘cliënt’ – in psychodrama spreekt men van protagonist – aan de hand van eigen ervaringen deel te nemen aan psychodrama’s onder leiding van docenten. Te oefenen in de rollen van psychodramatherapeut en co therapeut onder livesupervisie van docenten, waarbij medecursisten protagonist zijn. .