Beoordeling. Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie en de Reiscontractenwet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dat contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “Reiscontractenwet, verkort RCW genoemd, B.S., 1 april 1994.).
2.2.1. Voor wat betreft de eerste verweerster.
2.2.2. Voor wat betreft tweede verweerster:
Beoordeling. Het contract dat ter beoordeling voorligt is een contract van Reisorganisatie en de Reiscontracten - wet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van zo’n contract (Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract van reisorganisatie en reisbemiddeling). Het reiscontract voor de rondreis voorziet niet dat eisers een wagen moesten besturen. Gelet op art. 6 van het geschillenreglement van de Geschillencommissie Reizen (“ Het Arbitraal College neemt enkel kennis van geschillen onder de voorwaarden bepaald in de Algemene reisvoorwaarden”) verklaart het Arbitraal College zich onbevoegd om over dit deel van de schade – eis te oordelen. Het Arbitraal College is wel van oordeel, na inzage van het dossier en het aanhoren van eisers tijdens de zitting, dat eisers moeten vergoed worden voor de slechte organisatie van de reis waardoor deze laatste niet hebben gekregen wat ze redelijk – mede in acht nemend de aard van deze rondreis – konden verwachten en dit ingevolge art .17 van de Reiscontracten - wet. Blijkbaar voldeden de geleverde wagens door de Firma xxx niet voor de geplande reis en was de tweede chauffeur niet bekwaam om de gehuurde wagen in de bergen te besturen. De reisbevestiging vermeldt dat alle noodzakelijke vluchten in de reissom begrepen zijn. De reisleider heeft alle andere reizigers vergoed voor de reis van Punta Arena naar Xxxxxxxx, met uitzondering van eisers dit om uitlopende redenen waarover het Arbitraal College zich niet wil uitspreken. Het Arbitraal College vindt het dan ook passend dat ook eisers die ter plaatse werden achtergelaten, en die nu zelf deze reis moesten betalen en ter plaatse overnachten, hiervoor moeten worden terugbetaald. Het Arbitraal College is van oordeel dat een passende vergoeding voor materiële en xxxxxx xxxxxx enerzijds en terugbetaling van reiskosten anderzijds, ex aequo et bono, op 1.250 EUR. kan worden begroot . Als verliezende partij is verweerster tevens gehouden in betaling van de gedingkosten zoals hierna is weergegeven.
Beoordeling. Overeenkomstig artikel 00 xxx xx xxx xxx 00 xxxxxxxx 0000 (X.X. 1 april 1994) is de reisorganisator aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken. De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden. De verbintenis voorzien door artikel 17 van de wet van 16 februari 1994 is een resultaatsverbintenis in hoofde van de reisorganisator. De overbooking van het oorspronkelijk geboekte hotel wordt niet betwist door verweerster. Voor het arbitraal college staat het vast, aan de hand van de stukken van het dossier (brochure, foto’s,) dat het hotel dat in de plaats van het geboekte hotel werd voorgesteld, een minderwaardig alternatief was.
Beoordeling a. betreffende de ontvankelijkheid van de vordering
Beoordeling. Het contract dat ter beoordeling voorligt is een contract van reisorganisatie en de Reiscontractenwet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van een dergelijk contract. [ Wet 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisbemiddeling, “Reiscontractenwet”, B.S. 1 april 1994.] In het ons overgelegde dossier wordt een brief naar voor gebracht dd. 3 augustus 1999 van verweerster aan eiseres met de hiernavolgende mededeling:
Beoordeling. Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie. De Reiscontractenwet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dit contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “Reiscontracten - Wet”, verkort RCW genoemd, B.S., 1 april 1994). Eisers hebben voldaan aan de verplichtingen voorzien in art. 20 RCW door tijdig en op de gepaste wijze hun klachten aan verweerster over te maken. Het Arbitraal College is, na studie van de stukken en het aanhoren van eiser ter zitting, de mening toegedaan dat de reisorganisator aansprakelijk is voor het niet naleven van artikelen 13; en 17 van de Reiscontractenwet.
Beoordeling. Uit de stukken van het dossier en de verklaringen van de partijen blijkt dat de overeenkomst tussen hen een overeenkomst tot reisorganisatie is in de zin van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling (B.S.01.04.1994, p.8928).
Beoordeling. Uit de stukken van het dossier en de verklaringen van de partijen blijkt dat de tussen hen gesloten overeenkomst tussen hen onder de toepassing valt van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling (B.S. 01.04.1994, p 8928). In casu is verweerster opgetreden als reisbemiddelaar. Reisorganisator was RO, die niet in zake is. Overeenkomstig artikel 16 van het Geschillenreglement van de Geschillencommissie Reizen vorderen eisers de afwijzing van de conclusies van verwerende partij wegens laattijdigheid. Het Arbitraal College moet echter vaststellen dat de termijn van één maand om conclusies te nemen geen vervaltermijn is. Bovendien voorziet het geschillenreglement geen sancties ingeval deze termijn wordt overschreden. Er dient derhalve in concreto te worden nagegaan of ingevolgde de laattijdige neerlegging van de conclusies door verweerster de rechten van verdediging van eisers werden aangetast. In casu stelt het Arbitraal College vast dat op geen enkel ogenblik de verdedigingsrechten van eisers werden geschonden en dat de argumentatie die wordt uiteengezet in de conclusies van verweerder wel degelijk kunnen worden weerhouden. Overeenkomstig artikel 27 van de Reiscontractenwet is de reisbemiddelaar aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisbemiddeling, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger redelijkerwijs mag hebben.
Beoordeling. Uit de stukken van het dossier en de verklaringen van partijen blijkt dat de overeenkomst tussen hen onder de toepassing valt van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling (de Reiscontractenwet, B.S. 01.04.1994, p.8928). Eisers menen dat zij op basis van de beschrijvingen van de brochure, het recht hadden op een propere kamer, zonder beschimmelde muren of matrassen. Het Arbitraal College kan alleen vaststellen dat er slechts beperkt bewijsmateriaal wordt voorgelegd (enkel foto’s van twee vensters).
Beoordeling. Huidig geschil heeft betrekking op de raadgevings- en informatieplicht van de reisbemiddelaar in het kader van het contract tot reisbemiddeling. Uit het geheel van de gegevens en stukken in het dossier waarop het arbitraal college vermag acht te slaan blijkt dat verweerster tekort is geschoten in deze verplichtingen. De aan eisers overhandigde bestelbon verwijst voor info, diensten en voorwaarden uitdrukkelijk naar de brochure. Alhoewel er melding gemaakt wordt van een promotie- aanbod, wordt nergens vermeld dat in afwijking van de brochure de excursies niet in de prijs begrepen waren.