Common use of De feiten Clause in Contracts

De feiten. 2.1 Verweerster is per 1 januari 2015 ontstaan door fusie van Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan. 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist (kaakchirurg) in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. (hierna: het ziekenhuis). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomst. De laatste ondertekende versie van die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis van verweerster mag voeren. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de voorzitter van de raad van bestuur namens verweerster en door de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

De feiten. 2.1 Verweerster 2.1. L'Odeur exploiteert sinds 1993 een parfumeriewinkel met een schoonheidssalon. Daarnaast worden artikelen verkocht op het gebied van woondecoratie. Vanaf 1993 tot 3 november 2014 is per 1 januari 2015 ontstaan door fusie van Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan. 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam L'Odeur in verschillende units gevestigd geweest als medisch specialist (kaakchirurg) in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. overdekte winkelcentrum Koningswerf te ’s-Gravenzande (hierna: het ziekenhuiswinkelcentrum). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx Vanaf 2006 is de parfumerie gevestigd in de unit gelegen op Xxxxxxxxxxx 0 en vanaf 2012 vindt de verkoop van woondecoratie plaats vanuit de naastgelegen unit Koningswerf 5. Tussen beide units is een kleine maatschap binnenmuur doorgebroken. 2.2. Vanaf 2001 heeft de toenmalige eigenaar/verhuurder met projectontwikkelaars en met (een vertegenwoordiging van) de ondernemers op basis het winkelcentrum nagedacht en gesproken over renovatie of sloop en nieuwbouw van een individuele toelatingsovereenkomst. De laatste ondertekende versie van die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming het in de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis van verweerster mag voeren. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de voorzitter jaren ’70 van de raad van bestuur namens verweerster en door de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgenvorige eeuw gebouwde winkelcentrum. 2.3. In de swo op 21 april 2006 namens L'Odeur als huurder en op 10 mei 2006 namens Rodamco Nederland Xxxxxxx B.V. als verhuurder ondertekende huurovereenkomst winkelruimte is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:: ‘(…) 1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de bedrijfsruimte, groot 144 m² b.v.o. begane grond en 29 m² b.v.o. op de verdieping hierna ‘het gehuurde’ genoemd, gelegen te Koningswerf 1 (…) 1.3 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van parfumerieën, kado-artikelen, sieraden, cosmetica en schoonheidssalon.

Appears in 1 contract

Samples: Huurovereenkomst

De feiten. 2.1 Verweerster 2.1. De gemeente Rotterdam is per 1 januari 2015 ontstaan door fusie eigenaar van Stichting G. en Stichting H. In een onroerende zaak, gelegen op het (adres) (hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaante noemen: het pand). 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, 2.2. 2D Vastgoed Binnenweg is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist een doch- teronderneming van 2D Vastgoed B.V. (kaakchirurghierna te noemen: 2D Vastgoed). 2D Vastgoed is een projectontwikkelaar. A is een bestuurder van 2D Vastgoed en indirect bestuurder van 2D Vastgoed Binnenweg. 2.3. 2D Vastgoed heeft met de gemeente Rotterdam sinds (omstreeks) december 2013 onderhandeld over huur en/of koop van het pand door de speciaal hiervoor op te richten onderneming 2D Vastgoed Binnenweg. Deze onderhandelingen vonden plaats in het kader van een door verweerster in stand gehouden ziekenhuisde gemeente Rotterdam uitge- schreven tender, locatie B. waarbij naast 2D Vastgoed nog één andere gegadigde was. Deze andere gegadigde is afgevallen. 2.4. De gemeente Rotterdam heeft het ma- kelaarskantoor X opdracht gegeven te bemid- delen bij de verhuur en/of verkoop van het pand. 2.5. Makelaarskantoor X heeft de tekst van een huurovereenkomst opgesteld en deze tekst doen toekomen aan 2D Vastgoed. 2D Vastgoed heeft (de uiteindelijke versie van) de huurover- eenkomst ondertekend en opgestuurd naar de gemeente Rotterdam. In de tekst van deze overeenkomst staat onder meer dat onderteke- ning van de overeenkomst had te gelden als een aanbod, welk aanbod nog door de gemeen- te Rotterdam moet worden aanvaard. 2.6. De gemeente Rotterdam heeft op 15 fe- bruari 2016 aan 2D Vastgoed medegedeeld dat zij het pand toch niet (eerst) wilde verhuren (waarna op een later moment verkoop zou plaatsvinden), maar (direct) verkopen. 2.7. 2D Vastgoed heeft de verantwoordelijk wethouder (B) per e-mailbericht van 17 febru- ari 2016 verzocht, samengevat, om te bevorde- ren dat ‘de situatie’ wordt besproken ‘hoe we dit dossier tot een correct en bevredigend ein- de kunnen brengen’. De wethouder heeft gere- ageerd met het bericht dat hij ‘e.e.a.’ gaat uit- zoeken en dat 2D Vastgoed van hem zal horen. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ambtenaar C (hierna: C) van de ge- meente Rotterdam en 2D Vastgoed. 2.8. 2D Vastgoed heeft bij e-mailbericht van 24 februari 2016 het ziekenhuis)volgende medege- deeld aan C: “Beste C, Je kunt je wel voorstellen dat ik erg blij ben met ons laatste telefoongesprek. Tot Ik wil je bij deze ook via de mail bevestigen welke afspraken we hebben gemaakt: — er is geen sprake meer van de huur/koop constructie. De kunstuitleen heeft de huur op- gezegd. — wij kopen de nieuwe binnenweg 75/77 en de aangrensde panden in gouvernestraat voor de overeengekomen prijs — de transactie zal plaatsvinden voor 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit april as — meenemen het gebouw langjarig in ei- gendom en verkopen zeker niet binnen een kleine maatschap termijn van 5 jaar. — in de plint wordt geen grootschalige su- permarkt, zoals een Lidl, een jumbo oid, gerea- liseerd. Eea is in de brief die we je laatst stuur- den, bevestigd. We zouden graag met jullie in overleg treden over een passend alternatief, waaronder een versmarkt zoals bijv de Marqt. Ik zou je willen vragen om het contract op naam te zetten van de BV waarin al ons Rotter- dams vastgoed is ondergebracht, Roffa vast- goed BV. Ik zal je maandag alle nadere gege- vens toemailen. Onze handen jeuken om daadwerkelijk te star- ten. Nogmaals dank en tot volgende week.” 2.9. C heeft hierop bij e-mailbericht van 24 februari 2016 geantwoord: “Hi A, Dank voor je email. Ik zal onderstaand in een overeenkomst laten verwerken. De kunstuitleen heeft inderdaad opgezegd, wij houden hun wel aan de verplichting zoals op genomen in hun huurovereenkomst. Ergo de huur zullen zij moeten voldoen tot aan einde overeenkomst. Ik neem aan dat dit voor jullie geen probleem is aangezien je dan nog enige cashflow genereert. Ik spreek je maandag en nog een fijne va- kantie.” 2.10. A heeft wethouder B per e-mailbericht van 2 maart 2016 bedankt voor zijn inspannin- gen. Wethouder B heeft bij e-mailbericht van 2 maart 2016 geantwoord: “Beste A, Ik had al van D (een collega van C; voorzie- ningenrechter) bericht gekregen dat e.e.a. nu naar tevredenheid is opgelost, heel mooi! En uiteraard graag gedaan. Dank voor je mail en ik zal uiteraard met plezier de officiële handeling verrichten. Hartelijke groet,” 2.11. Makelaarskantoor X heeft de tekst van een koopovereenkomst opgesteld. 2D Vastgoed heeft (de uiteindelijke versie) van de koopover- eenkomst ondertekend en aan de gemeente Rotterdam doen toekomen. Volgens de tekst van de overeenkomst bedraagt de koopsom € 1.470.000 en zou levering van het pand plaatsvinden uiterlijk op 15 juni 2016. De tekst van deze overeenkomst bevat niet de bepaling dat ondertekening van de overeenkomst door 2D Vastgoed had te gelden als een aanbod, welk aanbod nog door de gemeente Rotterdam moest worden aanvaard. 2.12. 2D Vastgoed heeft wethouder B bij e-mailbericht van 3 mei 2016 medegedeeld dat het contract bij de gemeente Rotterdam lag om getekend te worden. 2.13. Makelaarskantoor X heeft op enig mo- ment aan 2D Vastgoed medegedeeld dat de ge- meente Rotterdam de overeenkomst voorals- nog niet zou ondertekenen. 2.14. De raadsman van 2D Vastgoed heeft bij brief van 8 juni 2016 aan de gemeente Rotter- dam medegedeeld onverkorte nakoming van de overeenkomst te verlangen met levering van het pand uiterlijk 15 juni 2016. 2.15. Tussen 2D Vastgoed en de gemeente Rotterdam heeft een onderhoud plaatsgevon- den op 21 juni 2016. In dat gesprek heeft de ge- meente Rotterdam de voorkeur uitgesproken om het pand eerst te verhuren aan 2D Vast- goed (Binnenweg) en pas daarna aan haar te verkopen. 2.16. 2D Vastgoed heeft bij brief van 24 juni 2016 aan de gemeente Rotterdam medege- deeld bereid te zijn om onder een aantal in deze brief geformuleerde voorwaarden mee te werken aan de door de gemeente Rotterdam verlangde huur/koopvariant, met aanzegging dat dit aanbod geldig is tot uiterlijk 31 juli 2016, bij niet-aanvaarding waarvan 2D Vast- goed alsnog nakoming van de koopovereen- komst zal verlangen. 2.17. De gemeente Rotterdam heeft 2D Vast- goed bij brief van 11 juli 2016 medegedeeld dat in haar optiek geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. In deze brief staat onder meer: “De tussen de partijen gevoerde correspon- dentie ten aanzien van dit onderwerp is een ambtelijk onderhandelingstraject. Op grond van het vigerende mandaat en volmachtbe- sluit is de besluitvorming ten aanzien van het verkopen van vastgoed een mandaat van het college van B&W en de directie van de afdeling Stadsontwikkeling. De ambtelijk onderhandelaars hebben geen bevoegdheid tot het aangaan van dergelijke overeen- komst. Al zou u menen enige vertrouwen te kunnen ontlenen uit deze correspondentie, is het evident dat de ambtelijk betrokkene geen mandaat cq volmacht bezat waaruit u kan afleiden dat zij namens de gemeente Rotterdam bindende afspraken zou kunnen maken. Vanwege de goede en intensieve re- latie die de gemeente Rotterdam heeft met 2D Vastgoed BV heeft de gemeente het ini- tiatief genomen om gezamenlijk tot een vergelijk te komen op de inhoud van het on- derwerp. Zodoende heeft op 15 juni en 21 juni 2016 tussen beide partijen nader over- leg plaatsgevonden. De gemeente Rotter- dam heeft hierbij nader toegelicht onder welke condities een overeenstemming tus- sen partijen wel aanvaardbaar zou kunnen zijn. Namelijk een verhuurtermijn van vijf jaren op basis van de condities en voor- waarden zoals opgenomen in de eerder toe- gezonden voorbeeld van een individuele toelatingsovereenkomsthuurovereen- komst, met een optie tot koop na drie jaar. U bent verzocht binnen deze minimale voor- waarden een laatste voorstel op te stellen. Op 24 juni 2016 hebben wij van een schrif- telijk voorstel, met het kenmerk B 2013.33- 4 pvd, ontvangen. De laatste ondertekende versie van voorwaarden die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis van verweerster mag voeren. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de voorzitter u stelt ten aanzien van de raad van bestuur namens verweerster huurovereenkomst en door koopovereenkomst komen niet overeen met de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% voorwaarden zoals hierboven ge- steld en kan derhalve niet de besluitvor- ming van de aandelen in I.. De overige aandelen gemeente worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgengestart. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders Daarbij stelt u tevens aanvullende eisen ten aanzien van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans het huren en kopen van de swo staat als één be- treffende objecten ten opzichte van het voorbeeld dat wij u hebben gestuurd. U zal begrijpen dat wij niet kunnen instemmen met het gedane voorstel en wijzen uw aan- bod dan ook af. Wij moeten dan ook consta- teren dat er geen overeenstemming tussen partijen is ontstaan. Het reeds gedane laat- ste voorstel van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ gemeente Rotterdam komt dan ook per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigdheden te vervallen.” 2.18. Het eindigen 2D Vastgoed Binnenweg heeft, na ver- kregen verlof van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13voorzieningenrechter, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet op 19 augustus 2016 conservatoir leveringsbeslag laten leggen op het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze welpand. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:

Appears in 1 contract

Samples: Huurovereenkomst

De feiten. 2.1 Verweerster Eiseres is een maatschap met de handelsnaam ‘Tandartspraktijk A.’. De maatschap heeft twee maten, te weten C. en zijn echtgenote X. (hierna: X.) en voert een tandartspraktijk. J. is tandarts. Deze praktijk was vanaf 1 januari 2007 gevestigd in een bedrijfsruimte (hierna: de praktijkruimten) in het Gezond- heidscentrum K. aan het adres xxx in Z.. In 2017 heeft eiseres een tweede praktijk geopend, aan het adres xxx te Z.. De verhuurder van het pand waarin de praktijkruimten zich bevinden is L.. Als huurder van de praktijkruimten trad X. op. De huurovereenkomst met haar is per eind december 2018 geëindigd door opzegging door de verhuurder op 28 maart 2018. J. en de maatschap hebben de kantonrechter van de rechtbank M. verzocht om verlenging van de in dit geval geldende ontruimingstermijn van arti- kel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek. Na verweer van de verhuurder heeft de kantonrechter met een beschikking van 16 mei 2019 de maatschap niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek en het verzoek van J. afgewezen. Daarbij is het tijdstip van ontruiming van de praktijkruimten vastgesteld op 1 januari 2015 ontstaan door fusie van Stichting G. juli 2019. De maatschap en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaanJ. hebben de praktijkruimten eind mei 2019 – en formeel per 1 juli 2019 – ont- ruimd. De verhuurder is na de opzegging op 28 maart 2018 op zoek gegaan naar een nieuwe huurder en heeft de praktijkruimten te huur aangeboden op Funda. 2.2 EiserEiseres heeft haar praktijk van de I. verplaatst naar haar vestiging aan de xxx, thans 53 jaar oud, die zich op een afstand van ongeveer 8 km van de praktijkruimten bevindt. Daar werken nu zeven tandartsen. Eind mei 2019 heeft eiseres op haar website bekendgemaakt dat de huur van de praktijkruimten is opgezegd en dat patiënten vanaf 2004 3 juni 2019 terecht kunnen op de locatie aan de xxx. 2.3 Verweerster is ook tandarts. Zij is als ‘praktijkmedewerker’ werkzaam geweest als medisch specialist in de praktijk van eiseres in de praktijkruimten, en wel van 19 september 2014 tot eind 2018. Tussen partijen gold een op 2 no- vember 2015 door hen ondertekende ‘Overeenkomst van opdracht (kaakchirurg) in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. praktijkmedewerking)’ (hierna: het ziekenhuisde overeenkomst). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomst. De laatste ondertekende versie van die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis van verweerster mag voeren. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de voorzitter van de raad van bestuur namens verweerster en door de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo overeenkomst is vastgelegd dat eiseres aangeduid als A en verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. B. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is overeenkomst houdt onder meer het volgende opgenomenin:

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

De feiten. 2.1 Verweerster De Stichting houdt een algemeen ziekenhuis in W. in stand. Dit ziekenhuis is per 1 januari 2015 ontstaan door fusie te klein om alle functies van een algemeen ziekenhuis zelf te vervullen. De Stichting G. heeft daarom sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw laboratoriumdiensten uitbesteed aan het medisch microbiologisch laboratorium en het laboratorium voor pathologie van de stichting Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaanH.(hierna: H.). 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest De Pathologen zijn als vrijgevestigd medisch specialist (kaakchirurg) in het door verweerster toegelaten tot de ziekenhuizen die H. in stand gehouden ziekenhuishoudt. De Pathologen zijn ook als vrijgevestigd medisch specialist toegelaten tot het ziekenhuis van de Stichting. Patholoog sub 1 sinds 1 april 1988, locatie B. patholoog sub 2 sinds 1 november 2002, patholoog sub 3 sinds 1 november 2011 en patholoog sub 4 sinds 1 januari 2005. De meest recente schriftelijke versies van de toelatingsovereenkomsten dateren van 15 december 2000 of 15 maart 2008 (hierna: het ziekenhuispatholoog sub 1), van 11 maart 2009 (patholoog sub 2), van 1 augustus 2011 (patholoog sub 3) en van 11 maart 2009 (patholoog sub 4). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit De Pathologen maken voor hun medisch pathologische werkzaamheden voor de patiënten van het ziekenhuis gebruik van de laboratoriumdiensten van H.. 2.3 Tussen de Stichting en H. heeft vanaf juli 2001 voor een kleine maatschap op basis periode van vijf jaar een individuele toelatingsovereenkomstschriftelijke overeenkomst voor de laboratoriumdienstverlening gegolden. De laatste ondertekende versie van die X. heeft in 2011 een nieuwe schriftelijke overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang opgesteld voor de periode van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 2011 tot 1 januari 2015 2014. De Stichting heeft deze nieuwe overeenkomst niet ondertekend. Zij wilde zich niet voor langere tijd binden omdat zij kampte met ernstige financiële problemen. Uit de tekst van de nieuwe overeenkomst die door de Stichting als zelfstandige onderneming productie is overgelegd blijkt wel hoe de tandartsspecialistische praktijk Stichting en H. de dienstverleningsovereenkomst sinds 2011 hebben uitgevoerd. 2.4 Vanaf mei/juni 2011 probeert de Stichting de continuïteit van het ziekenhuis veilig te stellen en is kostenrationalisatie een noodzaak. In januari 2013 is de Stichting uitgetreden uit de L.., waarvan ook H. deel uitmaakte. In het voorjaar van 2013 heeft de Stichting met H. een betalingsregeling afgesproken voor een achterstand van bijna drie miljoen euro in de betaling voor de laboratoriumdiensten. De betalingsregeling houdt in dat de Stichting de achterstand in termijnen mag inlopen en dat de Stichting geen zekerheid hoeft te stellen. Tegelijkertijd heeft de Stichting de overeengekomen prijzen en tarieven ter discussie gesteld. In een brief van 8 april 2013 waarin zij de betalingsregeling bevestigt deelt zij het volgende mede: De Stichting heeft het adviesbureau J. onderzoek laten doen naar de tarieven van onder andere pathologie. De conclusie van het onderzoek was dat op pathologie substantieel kan worden bespaard. De Stichting heeft in 2013 een plan van eisen opgesteld voor de gewenste dienstverlening op het gebied van pathologie. Vier partijen, waaronder H., hebben op basis daarvan een offerte gedaan. De Stichting heeft de offerte van H. niet geaccepteerd, ook niet nadat X. haar per brief van 15 augustus 2013 had medegedeeld dat zij akkoord was met de betalingsregeling onder de voorwaarde dat de dienstverleningsovereenkomst zou blijven bestaan en dat de dienstverlening van H. aan het ziekenhuis van verweerster mag voerende Stichting zou worden beëindigd als de Stichting niet uiterlijk op 16 augustus 2013 de offerte van H. zou accepteren. 2.5 De Stichting heeft per brief van 3 oktober 2013 aan H. voorgesteld de dienstverlening te laten eindigen op 16 februari 2014. X. heeft hiermee niet ingestemd. 2.6 Met een brief van 10 december 2013 heeft de Stichting de toelatingsovereenkomsten met de Pathologen opgezegd. De swo is op of omstreeks 17 december Stichting heeft als reden aangevoerd dat de uitbesteding van laboratoriumdiensten aan H. per 16 februari 2014 ondertekend door de voorzitter van de raad van bestuur namens verweerster eindigt en door de heer J. namens I.. Eiser is via dat zij daarna zal overstappen naar een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13aanbieder, de slotbepaling van de swo, herhaalddie een substantieel aantrekkelijker prijs biedt. De swo bevat overstap was volgens de Stichting een dringend noodzakelijke bijdrage aan het financieel gezond maken van het ziekenhuis. De brief vermeldt verder onder meer het volgende: In de bepaling brief van 10 december 2013 heeft de Stichting ook medegedeeld dat de verplichtingen opzegtermijn van zes maanden vanzelfsprekend in acht zal worden genomen, zodat de toelating per 10 juni 2014 zal zijn beëindigd. 2.7 H. heeft in kort geding bij de voorzieningenrechter van de aandeelhouders Rechtbank Y. gevorderd de dienstverlening aan de Stichting op het gebied van I. voortvloeien uit onder meer Pathologie ook na 16 februari 2014 te mogen continueren. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat een nieuwe dienstverleningsovereenkomst tot stand was gekomen, althans dat het de statuten Stichting niet vrijstond de onderhandelingen daarover af te breken. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van I. H. bij vonnis van 31 januari 2014 afgewezen. X. heeft geen beroep ingesteld. Zij heeft ook geen bodemprocedure aangespannen. 2.8 De raadsman van de Pathologen heeft met een brief van 24 december 2013 de Stichting bericht dat de Pathologen niet instemmen met de opzegging en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder Stichting verzocht schriftelijk te bevestigen dat de opzegging wordt ingetrokken. 2.9 De diensten op het terrein van de aandeelhouders sluitpathologie worden thans verricht door medisch specialisten van het K.. 2.10 Bij de onderhandelingen tussen de Stichting en H. over de dienstverleningsovereenkomst waren eisers niet rechtstreeks betrokken. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud Zij hebben op verzoek van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze welX. wel een aanzienlijke korting op hun tarieven willen geven. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

De feiten. 2.1 Verweerster De (rechts)verhouding tussen partijen 2.1. A., geboren in 1959, is van 16 oktober 2000 tot 22 januari 2016 als orthopedisch chirurg in het G. te X. werkzaam geweest. Dit ziekenhuis wordt thans in stand gehouden door verweerster (tot 1 januari 2015 de stichting H.). Tezamen met de heren I., J., K. en L. vormde A. de vakgroep orthopedie (hierna: de vakgroep). Tot 1 juni 2012 werd er door de orthopeden in een gecombineerde maatschap ‘Chirur- gie/Orthopedie’ samengewerkt met de algemeen chirurgen. Na het uiteenvallen van deze maatschap zijn de orthopeden samen verder gegaan op basis van een nieuwe maatschapsovereenkomst (hierna: de maatschapsovereenkomst). Deze overeenkomst had als ingangsdatum 1 juni 2012. 2.2. Vooruitlopend op de nieuwe structuur van de onderlinge samenwerking tussen medisch specialisten en verweerster per 1 januari 2015 ontstaan door fusie zijn de orthopeden op 15 november 2014 overeengekomen dat de maatschapsovereenkomst, tezamen met de zogenoemde ‘IJzeren Lijst’ van Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaanseptember 2014 (hierna: de ijzeren lijst), tussen hen blijft gelden als aandeelhoudersovereenkomst. 2.2 Eiser2.3. Op 24 december 2014 hebben de orthopeden ieder voor zich een eigen besloten vennootschap opge- richt. Deze vennootschappen hebben gezamenlijk op dezelfde dag een vakgroep BV opgericht en zijn per die datum ieder bestuurder van deze vakgroep BV geworden. Partijen hebben hun onderneming, thans 53 jaar oudwaarvan deel uitmaakte het onverdeelde aandeel in de orthopedische praktijk in verweerster, door middel van een inbrengovereenkomst ingebracht in de vakgroep BV. Per eveneens 24 december 2014 is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist de vakgroep BV voor één derde deel aandeelhouder geworden van de op diezelfde dag opgerichte vennootschap M. (kaakchirurghierna: M.). Medeaandeelhouders (eveneens elk voor één derde deel) in het door verweerster M. zijn N. en O.. M. is tezamen met andere vakgroepen verenigd in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. een collectief: de F. (hierna: het ziekenhuisF.). Tot Het F. heeft namens zijn leden op 23 december 2015 een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de samen- werkingsovereenkomst) gesloten met verweerster. Deze samenwerkingsovereenkomst kent een in- dividueel deel. 2.4. Het individueel deel is een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst tussen drie partijen, te weten: verweerster, het F. en de individuele specialist, en heeft per 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomstde oude toelatingsover- eenkomst vervangen. Partijen zijn ieder als contractspartij toegetreden tot het individueel deel. De laatste ondertekende versie overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Op grond van die artikel 4 lid 3 van de overeenkomst dateert is een medisch specialist verplicht met de andere medisch specialisten in de instelling samen te werken in een sfeer van 8 september 2008collegialiteit en teamgeest. Met ingang In artikel 5 is neergelegd dat de medisch specialist lid is van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk medische staf in het ziekenhuis van verweerster mag voerenen de uit dit lidmaatschap voortvloeiende rechten en plichten aanvaardt. De swo In artikel 11 is de bevoegdheid van verweerster neergelegd om aanwij- zingen te geven op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door basis van het professioneel statuut en de voorzitter verplichting van de raad van bestuur namens verweerster en door de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent medisch specialist om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg die aanwijzingen op te verlenenvolgen. 2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

De feiten. 2.1 Op basis van de door partijen verstrekte uitleg en de voorgebrachte stukken kunnen volgende feiten worden weerhouden: Verweerster is per 1 januari 2015 ontstaan een erkende sociale werkplaats die duurzaam werk verschaft aan 63 laaggeschoolde werknemers die door fusie de VDAB erkend worden als personen met een arbeidshandicap. Van deze 63 werknemers hebben er 26 een migratieachtergrond. De activiteiten van Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt verweerster worden uitgeoefend onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan. 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist (kaakchirurg) in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. (hierna: het ziekenhuis). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis de vorm van een individuele toelatingsovereenkomstvereniging zonder winstoogmerk, en bestaan onder andere uit schoonmaak, het beheer van 3 fietspunten en het herstel, de verhuur en verkoop van fietsen. De laatste ondertekende versie van die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met Xxxxx was met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 2 juni 2014 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk 'operationeel verantwoordelijke', in het ziekenhuis dienst van verweerster mag voereningevolge een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door Het betrof een voltijdse tewerkstelling. Xxxxx oefende gedurende 15% van zijn arbeidstijd ook de functie van preventie-adviseur uit. Op 6 september 2018 vond een gesprek plaats tussen eiser, de directeur van verweerster, Dhr. J. D. N. en de voorzitter van de raad van bestuur namens verweerster van verweerster, Dhr. L. D. B., naar aanleiding van een aantal berichten op de facebookpagina van xxxxx. Tijdens het gesprek werd aan eiser voorgesteld een dadingsovereenkomst te ondertekenen. Diezelfde dag reageerde eiser op voormeld gesprek in een e-mail, verzonden aan Dhr. J. D. N., als volgt (stuk 4 eiser): "Ik wil graag nog even resumeren wat vanmiddag, 06/09/2018, werd besproken met Xxxxx en door de voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer J. namens IL. D. B.. Eiser In het gesprek is via een eigen besloten vennootschap houder naar voor gekomen dat berichten op mijn Facebookpagina als beoordeling gelden voor de reden van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgenvoorstel tot ontslag. In de swo 4 jaar dat ik bij M.-C. vzw heb gewerkt, heb ik heel goed samengewerkt met de doelgroepmedewerkers, de omkadering, 3 directeurs en de Raad van Bestuur. Dat werd in het gesprek ook bevestigd dat er geen klagen was over de manier van werken en de omgang met het andere personeel. Ook heb ik mij, zoals in het gesprek naar voren is vastgelegd gekomen, altijd loyaal opgesteld tegenover mijn werkgever, in die mate dat verweerster aan de aandeelhouders Raad van I. toegang verleent om Bestuur mij als waarnemend —directeur heeft aangesteld begin 2017 tot oktober 2017. In het gesprek is ook duidelijk gemaakt door L. en uzelf dat een verdere tewerkstelling bij M.-C. geen optie is in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen. 2.3 In de considerans toekomst omdat de normen en waarden van de swo organisatie ( M.-C. vzw ) niet stroken met mijn persoonlijke instelling in mijn privé omgeving. U hebt een dadingsovereenkomst voorgesteld waar ik slechts een halve dag beoordelingstijd krijg tot vrijdag 07/09/2018 12h00. Om mij voldoende te kunnen informeren is dit onvoldoende tijd en vragen wij U beleefd om de bedenktijd te verlengen tot dinsdag 11/09/201812h00. Dit is een ingrijpende beslissing die ik niet op een halve dag wil nemen en wij hopen op uw begrip hierin. Als preventieadviseur binnen de organisatie en deel uitmakend van het CPBW legt dit een extra dimensie in de beslissing. Zoals L. al aangaf dat hij spijt had om deze beslissing te moeten treffen vanwege de goede staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13dienst, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling vind ik zelf ook dat de verplichtingen beslissing die genomen wordt niet is gelinkt aan mijn werk binnen de organisatie, maar op een deel van mijn privéleven. Privé en werk heb ik steeds gescheiden gehouden en zal dat in de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze weltoekomst ook altijd blijven doen. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:

Appears in 1 contract

Samples: Labour Court Ruling

De feiten. 2.1 Verweerster Eiser is per tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds 1 januari 2015 ontstaan door fusie 2007 op basis van Stichting G. en Stichting een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan. 2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist (kaakchirurgH.) in het door verweerster de stichting in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomstBinnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De laatste ondertekende versie van tandartsen die overeenkomst dateert van 8 september 2008– elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd in een maatschap (hierna: de maatschap). Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten ), de heer X. (hierna: swoJ.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) maten. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager. 2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis. 2.3 Op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming van artikel 6 van de tandartsspecialistische praktijk toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst. 2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van verweerster mag voerenhet in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’ 2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken. 2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht. 2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. 2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt: 6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. 6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’. 2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De swo gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid. 2.10 In dezelfde periode is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.) 2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken. 2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur namens verweerster en door (hierna: de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% RvB) van de aandelen stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met: 2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in I.. De overige aandelen worden gehouden door (een verdere samenwerking met eiser. 2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgenmaatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de swo is vastgelegd afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat verweerster aan geconcludeerd kan worden dat de aandeelhouders van I. toegang verleent om samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in haar ziekenhuis als dit geval tandarts-specialist zorg te verlenen). 2.3 In de considerans 2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de swo staat als één RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster VMS (tevens voorzitter van het MSB), en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel. 2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is E. houdt onder meer het volgende opgenomenin:

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis