Jeugdwet Voorbeeldclausules

Jeugdwet. Het toekennen/verstrekken, dan wel weigeren, herzien, intrekken, beëindigen, terug- en invorderen van (de geldwaarde van) overige en individuele voorzieningen, zowel in nature als in de vorm van een Persoonsgebonden budget (pgb). (het betreffen hier de B&W Artikel 2.3. Jeugdwet, de verordening Jeugdhulp en diverse beleids- en nadere regels. Mandaat Machtiging Gemeentesecretaris Afdelingsmanager Teammanager Jeugdconsulent Medewerker dienstverlening specifieke diensten Jeugd- en gezinswerker Opvoedonder- a. het ondermandaat van de Teammanager is als volgt beperkt: - individuele voorziening ambulant zonder verblijfscomponent: tot een bedrag van € 30.000, - ; - individuele voorziening met een verblijfscomponent: tot een bedrag van € 60.000,- b. het mandaat van de Jeugd- consulent en Medewerker bevoegdheden die overeenkomen met het bovenliggende mandaatbesluit van de betrokken gemeenten, daar genoemd onder I, a tot en met j en het nadien genomen aanvullende mandaatbesluit inzake verleningsbesluiten in het kader van uithuisplaatsingen en opname in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp) steuner Lid Expertpool dienstverlening specifieke diensten is als volgt beperkt: - individuele voorziening ambulant zonder verblijfscomponent: tot een bedrag van €15.000,-; - individuele voorziening met een verblijfscomponent: tot een bedrag van € 50.000,-; - de inzet van de Jeugd- en Gezinswerker; - individuele voorziening GGZ tweede lijns ambulante hulpverlening op basis van de DBC- financiering. (Alle bedragen zijn inclusief BTW)
Jeugdwet. De Jeugdwet regelt in grote lijnen het recht op jeugdzorg. De verordening vult deze regels verder in. Tot slot stellen de Nadere regels Jeugdhulp nog voorwaarden aan de toekenning.
Jeugdwet. Zorg en hulp voor kinderen en jeugdigen die door gemeenten wordt georganiseerd.
Jeugdwet. Het voorgestelde artikel 9A.1.1 brengt in de eerste plaats de relatie tot uitdrukking tussen de Jeugdwet en de Wmg. De NZa zal de in hoofdstuk 9A genoemde specifieke taken op het terrein van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering vervullen in aanvulling op haar algemene taken zoals die zullen gelden op grond van de Wmg. Die specifieke taken zijn tweeledig: 1. Het toezien op de naleving door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen van het bepaalde bij of krachtens paragraaf 4.5 (het voorgestelde onderdeel b). Paragraaf 4.5 bevat de voorgestelde regels over goed bestuur voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, te weten de verplichtingen tot het hebben van een transparante financiële bedrijfsvoering (artikel 4.5.1) en het afleggen van jaarverantwoording (artikel 4.5.2). De in onderdeel b genoemde taak betreft het toezicht op de naleving van deze bepalingen. Op grond van artikel 72, eerste lid, van de Wmg zullen ambtenaren van de NZa daarmee worden belast. En op grond van de artikelen 78g, 84 en 93 van de Wmg (nieuw) zal de NZa bevoegd zijn tot handhaving van deze verplichtingen door het geven van een aanwijzing, het opleggen van bestuursdwang, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. Voorts zullen jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen op grond van hoofdstuk 5 van de Wmg verplicht zijn informatie te verstrekken aan de NZa, die voor de NZa redelijkerwijs van belang zijn bij het houden van toezicht op de naleving van deze verplichtingen. 2. Het bevorderen van de beschikbaarheid van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (het voorgestelde onderdeel a). Het bevorderen van de beschikbaarheid van deze zorg voor jeugd bestaat uit het doen van onderzoek, het uitbrengen van verslag daarover en het doen van voorstellen tot verbetering. Het gaat daarbij zowel om algemeen onderzoek als om onderzoek naar de naleving van een aantal wettelijke verplichtingen van gemeenten. In het kader van die laatste taak ondersteunt de NZa de Ministers van VWS en Rechtsbescherming bij de uitoefening van het interbestuurlijk toezicht op grond van de Gemeentewet. De inhoud van deze bevorderende taak wordt in paragraaf 9A.2 geduid en hieronder nader toegelicht. Het betreft hier dus geen toezicht; de NZa kan derhalve in het kader van deze taken ook niet handhavend optreden en evenmin bindende afspraken maken met de entiteiten waarop het onderzoek betrekking heeft. Wel zullen hier alle relevante e...
Jeugdwet. 1. Eerste opvang van signalen van onvrede
Jeugdwet. Artikel 9.6 1 Onze Ministers zijn beiden bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 6.700,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 9.3 gegeven aanwijzing, voor zover deze betreft het niet of onvoldoende naleven van artikel 4.3.1, tweede lid, onderdelen d tot en met j. 2 Onze Ministers zijn beiden bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500,– op te leggen ter zake van een gedraging van een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.1.6, 4.1.8, of 4.3.2. 3 Een gedraging in strijd met artikel 4.1.8 is een strafbaar feit. 4 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft degene die een strafbaar feit pleegt als bedoeld in het derde lid. 5 Een strafbaar feit als bedoeld in het derde lid is een overtreding. Leegstandwet Artikel 18 1 De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van overtreding van de artikelen 3, eerste lid, en 7, derde lid. De gemeenteraad stelt bij verordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. 2 De eigenaar die onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 15, tweede lid, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Jeugdwet. De colleges werken met elkaar samen, als dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is. Gemeenten leggen met het oog op gemeenschappelijke doelstellingen duurzame afspraken vast over de samenwerking binnen de jeugdregio, bepalen zij een richting op de langere termijn over wat de regio samen doet en waar zij naartoe werkt8. Een belangrijk onderdeel is ook de verbinding met bovenregionale afspraken en met het lokale beleid en uitvoering (hulp en toegang).
Jeugdwet. De jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering is sinds 2015 een verantwoordelijkheid van gemeenten5, die zich in hun beleid moeten richten op: • het versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen en jongeren, hun ouders en sociale omgeving; • het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving; • preventie en vroegsignalering; • het tijdig bieden van de juiste hulp op maat; • effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen. De verantwoordelijkheid van de gemeenten bestaat onder meer uit: • het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang; • het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp; • het adviseren over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp; • het adviseren van professionals met zorgen over een kind; • het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen; • het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming als een kinderbeschermingsmaatregel nodig is; • het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kinderen en jongeren; • het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen; • het voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht. In de Jeugdwet staat dat de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Als dat nodig is treft de gemeente een individuele voorziening, die vaak betrekking heeft op meer gespecialiseerde zorg. Het is aan de gemeente om te bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke hulp een individuele voorziening is. Als een gemeente besluit dat een kind of zijn ouders een individuele voorziening nodig hebben, dan kunnen zij hier rechten aan ontlenen. In de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs is bepaald dat gemeenten en samenwerkingsverbanden van schoolbesturen een plan moeten maken waarin ze beschrijven hoe ze de jeugdhulp en het passend onderwijs willen organiseren. Beide partijen hebben de verplichting om deze plannen met elkaar te bespreken.
Jeugdwet. Dit artikel brengt tot uitdrukking dat de NZa in aanvulling op de haar op grond van de Wmg toekomende algemene bevoegdheden, op het terrein van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering daarnaast de bevoegdheden krijgt toegekend die worden genoemd in paragraaf 9A.2. Op de inhoud van deze specifieke bevoegdheden wordt hieronder bij de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 9A.2.2 en 9A.2.3 ingegaan.
Jeugdwet. Gemeente behoudt het recht om deze lijst gedurende de looptijd van het contract aan te vullen.