Common use of Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak Clause in Contracts

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding van een verzoek om internationale bescherming (VIB) dat verzoeker op 16 november 2022 in België indiende. De verwerende partij maakt toepassing van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Dublin III-verordening) en is op grond daarvan van oordeel dat het aan de Oostenrijkse autoriteiten toekomt om het VIB te behandelen op grond van de volgende motieven: De situatie van verzoekers voor internationale bescherming in Oostenrijk wordt belicht in een recent geactualiseerd rapport van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project “Asylum Information Database “ (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 update”, laatste update op 08.04.2021, verder AIDA-rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossier). Het rapport stelt dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk in het kader van een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54).

Appears in 1 contract

Samples: www.rvv-cce.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding 1.1. Xxxxxxxxx, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, komt volgens zijn verklaringen op 10 april 0000 Xxxxxx binnen zonder enig identiteitsdocument, en verzoekt op 11 april 2023 om internationale bescherming. Vingerafdrukkenonderzoek toont aan dat hij op 17 december 2021 in Oostenrijk een verzoek om internationale bescherming (VIB) dat had ingediend. Op 17 april 2023 wordt verzoeker op 16 november 2022 gehoord in België indiende. De verwerende partij maakt het kader van de toepassing van de Verordening (EU) verordening nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: Dublin III-verordening). Op 18 april 2023 wordt aan de Oostenrijkse overheden gevraagd om verzoeker terug te nemen. Dit verzoek wordt niet beantwoord binnen de door artikel 25, § 1, van de Dublin III-verordening) verordening gestelde termijn. Het zonder reactie laten verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van twee weken staat volgens artikel 25, § 2, van de Dublin III-verordening gelijk met de aanvaarding van het terugnameverzoek en is op grond daarvan van oordeel dat het aan houdt de verplichting in om de persoon terug te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst (‘tacit agreement’). Vervolgens worden de Oostenrijkse autoriteiten toekomt overheden op 4 mei 2023 op hun verantwoordelijkheid en verplichting gewezen om het VIB verzoek om internationale bescherming van verzoeker terug te behandelen op grond nemen. Op 5 mei 2023 neemt de gemachtigde van de volgende motievenbevoegde staatssecretaris een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater). Dit is de thans bestreden beslissing die aan verzoeker op 15 mei 2023 ter kennis wordt gebracht. Deze beslissing luidt als volgt: “(…) De situatie van verzoekers voor om internationale bescherming in Oostenrijk wordt onder andere belicht in een recent geactualiseerd rapport van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project AIDArapporten (“Asylum Information Database “ Database”), een project dat mede gecoördineerd wordt door de “European Council on Refugees and Exiles” (ECRE) (zie Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 2022 update, laatste update op 08.04.202105.05.2023, verder AIDA-xxxxx://xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000/00/XXXX-XX_0000-Xxxxxx.xxx Een kopie van dit rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossier). Het rapport stelt dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk in het kader dossier van een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54betrokkene).

Appears in 1 contract

Samples: www.rvv-cce.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding van Verzoeker dient op 29 maart 2023 een verzoek om internationale bescherming (VIB) in. Een vergelijkend vingerafdrukkenonderzoek leert dat verzoeker reeds een verzoek om internationale bescherming indiende bij de Oostenrijkse overheden op 16 november 17 augustus 2022 en 12 december 2022 en in België indiendeop 6 september 2022 en 21 december 2022. De verwerende partij maakt Op 3 april 2023 wordt verzoeker gehoord in het kader van de toepassing van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Dublin III-verordening) en is op grond daarvan van oordeel dat het ). Op 5 april 2023 richten de Belgische overheden een verzoek tot terugname aan de Oostenrijkse autoriteiten toekomt om het VIB te behandelen Oostenrijk op grond van de volgende motievenartikelen 3.2 en 18 (1) b, van de Dublin III-verordening. Dit verzoek wordt niet binnen de door artikel 25 (1) van de Dublin III-verordening gestelde termijn beantwoord, waardoor Oostenrijk met toepassing van artikel 25 (2) van de Dublin III-verordening op 20 april 2023 de verantwoordelijke lidstaat werd. Op 21 april 2023 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Xxxxx en Migratie (hierna: de gemachtigde van de staatssecretaris) een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater). Dit is de thans bestreden beslissing, die op 28 april 2023 ter kennis wordt gebracht van verzoeker, en waarvan de motivering luidt als volgt: “BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN De situatie van verzoekers voor internationale bescherming in Oostenrijk wordt belicht in een recent geactualiseerd rapport van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project “Asylum Information Database “ (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 update”, laatste update op 08.04.202125.04.2022, verder AIDA-rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossier). Het rapport stelt dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk in het kader van een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk Oostenrijk. Het rapport vermeldt verder dat deze verzoekers ook geen moeilijkheden ondervinden om opnieuw toegang te krijgen tot de Oostenrijkse opvangvoorzieningen (AIDA p. 5456). Op 21 april 2023 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris een beslissing houdende het vasthouden in een welbepaalde plaats.

Appears in 1 contract

Samples: www.rvv-cce.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding Xxxxxxxxxxx verklaart van een verzoek om Eritrese nationaliteit te zijn, geboren te K. in 1985 en aangekomen te zijn in België op 26 juli 2017. Op 7 augustus 2017 vroeg verzoekster internationale bescherming aan in België. Uit vingerafdrukkenonderzoek van 7 augustus 2017 bleek dat de vingerafdrukken van verzoekster op 28 mei 2017 geregistreerd waren te Napels (VIBItalië) dat verzoeker op 16 november 2022 omwille van onwettige binnenkomst. De Eurodac-hit geeft namelijk als code “IT2NA0427V”, zoals blijkt uit administratief dossier. Op 1 september 2017 werd verzoekster gehoord in het kader van haar beschermingsverzoek in België indiende. De verwerende partij maakt en in het kader van de toepassing van de Verordening (EU) nrNr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (hierna: de Dublin III-verordening) en is op grond daarvan van oordeel dat het ). Op 13 september 2017 werd er een overnameverzoek gericht aan de Oostenrijkse autoriteiten toekomt om het VIB te behandelen Italiaanse instanties op grond van artikel 13 van de volgende motievenDublin III-verordening. Dit verzoek werd niet binnen de door artikel 22(1) van de Dublin III-verordening gestelde termijn beantwoord, waardoor Italië met toepassing van artikel 22(7) van de Dublin III-verordening de verantwoordelijke lidstaat werd. Op 14 december 2017 nam de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie en Administratieve Vereenvoudiging (hierna: De situatie de gemachtigde) de beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater). Dit is de bestreden beslissing, waarvan de motivering luidt als volgt: Het Italiaanse systeem voor de opvang van immigranten en verzoekers voor van internationale bescherming bestaat grosso modo uit eerste- en tweedelijnsopvang. In het geval van illegale binnenkomst in Oostenrijk Italië wordt belicht opvang voorzien in een recent geactualiseerd rapport de zogenaamde centra voor eerste hulp en opvang' ("Centro di primo soccorso e accoglienza", CPSA). Collectieve eerstelijnsvoorzieningen zijn de CDA- ("Centro di accoglienza") en CARA-centra ("Centri governativi di prima accoglienza") aangevuld met bijkomende plaatsen in de CAS- centra ("Centri di accoglienza straordinaria"). De tweedelijnsopvang bestaat uit de structuren binnen het SPRAR-systeem ("Sistema di Protezione per richiedenti asilo e rifugiato"). Verzoekers verblijven in de eerstelijnsopvang tot ze kunnen doorstromen naar de SPRAR-structuur, die bestaat uit meer kleinschalige opvangvoorzieningen, gemeenschapshuizen of appartementen. Hieromtrent wensen we, net als de auteurs van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project “Asylum Information Database “ (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 update”, laatste update op 08.04.2021, verder AIDA-rapport genoemd(pagina 60), xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxxde aandacht te vestigen op de samenkomst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Nationale Vereniging van Gemeenten (ANCI - "Associazone nazionale Comuni Italiani") op 14.10.2016, waar het plan werd ontvouwd voor een kopie wordt toegevoegd aan verdere uitbouw van een uniform opvangsysteem en de verdere expansie van het administratief dossierSPRAR-netwerk (AIDA, ""The plan envisages the phasing out of the CAS, with a view to the consolidation of a uniform reception system across the country. This system would entail an expansion of the SPRAR system", zie ook xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxx/00- 10-2016/italy-plans-uniform-reception-system-through-sprar- expansion). Het rapport stelt Op 13 december 2017 deelde de Dienst Vreemdelingenzaken de Italiaanse Dublin Unit mee dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk bij gebrek aan antwoord op het overnameverzoek, de termijn zoals voorzien in het kader artikel 22, § 1 van een Dublinprocedure de Dublin III- verordening was verstreken en bijgevolg Italië op grond van artikel 22, § 7 verplicht is de betrokken persoon over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54)nemen.

Appears in 1 contract

Samples: www.vreemdelingenrecht.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding van Op 7 november 2011 dient verzoekster een verzoek om internationale bescherming (VIB) dat verzoeker op 16 november 2022 asielaanvraag in België indiendebij de Belgische autoriteiten. Zij verklaart sinds 2004 in Italië te verblijven en te beschikken over een ‘permesso di soggiorno’, een ‘tessera sanitaria’ en een ‘carta d’ identita’. De verwerende partij maakt Belgische autoriteiten richten op 5 december 2011 een overnameverzoek aan de Italiaanse autoriteiten met toepassing van artikel 9.3 van de Europese Verordening (EUEG) nr. 604/2013 343/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 18 februari 2003, tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een één van de lidstaten wordt ingediend (hierna verkort de Dublin-II-Verordening). Op 20 april 2012 dient verzoekster een aanvraag in om machtiging tot verblijf met toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Dublin IIIvreemdelingenwet). De ambtenaar- geneesheer geeft zijn advies over de medische aandoeningen op 12 juni 2012. Dezelfde dag neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding de beslissing waarbij de aanvraag onontvankelijk wordt verklaard. Op 23 juni 2012 wordt deze beslissing ingetrokken. Op 6 augustus 2012 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Xxxxx en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding de beslissing waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf onontvankelijk wordt verklaard. Tegen deze beslissing dient verzoekster een verzoek tot nietigverklaring in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, gekend onder het rolnummer 107 182. Daar de bevoegde Italiaanse autoriteiten niet binnen de vastgestelde termijn reageren op de vraag tot terugname worden zij, gelet op artikel 18, § 1 van de Dublin-verordening) en is II-Verordening, geacht in te stemmen met dit verzoek. De Belgische autoriteiten laten dit aan Italië weten via een Tacit Agreement op grond daarvan 12 juni 2012. Op 13 juni 2012 neemt de gemachtigde van oordeel dat het aan de Oostenrijkse autoriteiten toekomt bevoegde staatssecretaris de beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het VIB grondgebied te behandelen verlaten (bijlage 26quater). Deze beslissing is ingetrokken op grond 24 juli 2012. Op 27 augustus 2012 neemt de gemachtigde van de volgende motieven: staatssecretaris opnieuw een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. Dit is de bestreden beslissing. Tegen deze beslissing wordt een schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen die de vordering op 30 augustus 2012 verwerpt wegens het gebrek aan hoogdringendheid. De situatie motivering van verzoekers voor internationale bescherming in Oostenrijk wordt belicht in een recent geactualiseerd rapport van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project “Asylum Information Database “ (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 update”, laatste update op 08.04.2021, verder AIDA-rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossier). Het rapport stelt dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk in het kader van een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen de bestreden beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54).luidt als volgt:

Appears in 1 contract

Samples: www.rvv-cce.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. De bestreden beslissing werd genomen naar aanleiding Op 16 juni 2015 werden de vingerafdrukken van de verzoeker geregistreerd in Italië omwille van een verzoek om internationale bescherming (VIB) dat internationaal beschermingsverzoek. Op 21 november 2016 diende de verzoeker op 16 een internationaal beschermingsverzoek in bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Op 28 november 2022 2016 hoorde de verweerder de verzoeker in België indiende. De verwerende partij maakt het kader van de toepassing van de Verordening (EU) nrNr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (hierna: de Dublin III- verordening) Op 2 december 2016 verzocht de verweerder Italië om de terugname van de verzoeker op grond van artikel 18, lid 1, b van de Dublin III-verordening) en . De Italiaanse overheden werden, door het bovenvermelde verzoek niet binnen de in artikel 25, lid 1 van de Dublin III-verordening gestelde termijn te beantwoorden, met toepassing van artikel 25, lid 2 van de Dublin III-verordening verantwoordelijk voor het verzoek om internationale bescherming van de verzoeker (Tacit Agreement). Op 10 januari 2017 richtte de verweerder een schrijven aan Italië om mee te delen dat de termijn voor beantwoording van het terugnameverzoek conform artikel 25, lid 2 van de Dublin III-verordening is op grond daarvan verstreken. Op 27 januari 2017 besliste de verweerder dat de Italiaanse autoriteiten bevoegd zijn voor de behandeling van oordeel dat het verzoek om internationale bescherming zodat de verzoeker zal worden teruggeleid naar de bevoegde Italiaanse autoriteiten. Deze beslissing werd geformaliseerd onder de vorm van een “beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten” (bijlage 26quater), die aan de Oostenrijkse verzoeker nog op diezelfde dag werd ter kennis gebracht. Op 21 februari 2017 diende de verzoeker een beroep in bij de Raad tegen deze beslissing (gekend onder het rolnummer RvV X). Op 2 juni 2017 richtte de verweerder een schrijven aan Italië waarin hij de Italiaanse autoriteiten toekomt om informeert over het VIB te behandelen op grond feit dat de verzoeker is ondergedoken en verzocht hij de termijn overeenkomstig artikel 29, lid 2 van de volgende motieven: Dublin III-verordening te verlengen tot 18 maanden. Bij arrest nr. 189 837 van 18 juli 2017 stelde de Raad vast dat de termijn voor overdracht van zes maanden in principe was verstreken. De situatie Raad heropende de debatten om de partijen de kans te geven hun standpunt hierover uiteen te zetten. Op 28 juli 2017 deelde P. S. van verzoekers voor internationale bescherming in Oostenrijk wordt belicht de Dienst Vreemdelingenzaken – in een recent geactualiseerd rapport antwoord op een schrijven van de raadsman – mee dat “de verlenging van het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project akkoord voor de overdracht” naar Italië terecht is genomen”. Volgens de verweerder loopt het akkoord nog tot 3 juni 2018. Op 10 augustus 2017 diende de verzoeker een beroep in bij de Raad tegen de Asylum Information Database “ beslissing tot verlenging van het akkoord voor de (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 updateDublin-)overdracht, laatste update op 08.04.2021, verder AIDA-rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossier). Het rapport stelt dat voor personen die terugkeren naar Oostenrijk in het kader van een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen om dit initiële verzoek te hervatten wanneer ze binnen de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54).

Appears in 1 contract

Samples: www.adde.be

Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak. Verzoekers verklaren van Russische nationaliteit en Tsjetsjeense origine te zijn. Uit het EURODAC-verslag van 20 juli 2017 bleek dat de vingerafdrukken van eerste verzoeker reeds op 30 augustus 2015 en 22 juli 2016 in Polen werden genomen en op 22 februari 2017 in Duitsland. De bestreden beslissing werd vingerafdrukken van tweede verzoekster werden reeds genomen naar aanleiding van in Polen op 18 en 25 juni 2015 en in Duitsland op 3 juli 2013 en 2 maart 2017. Op 28 juli 2017 dienden verzoekers een verzoek om tot internationale bescherming (VIB) dat verzoeker op 16 november 2022 in. Op 18 september 2017 werden verzoekers afzonderlijk gehoord door de Dienst Vreemdelingenzaken in België indiende. De verwerende partij maakt het licht van de toepassing van de Verordening (EU) nrNr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: herschikking) (hierna verkort de Dublin III-III - verordening) en is op grond daarvan van oordeel dat het ). Op 22 september 2017 werd een terugnameverzoek gericht aan de Oostenrijkse Poolse autoriteiten toekomt om het VIB te behandelen op grond van artikel 18, (1), d van de volgende motieven: De situatie Dublin III - verordening. Op 27 september 2017 stemden de Poolse autoriteiten in met het met verzoek tot terugname van verzoekers tweede verzoekster op grond van artikel 18, (1), d van de Dublin III - verordening. Op 27 september 2017 stemden de Poolse autoriteiten ook in met het terugnameverzoek voor internationale bescherming in Oostenrijk wordt belicht in eerste verzoeker en derde verzoeker, maar op grond van artikel 18, 1, b van de Dublin III - verordening. Op 27 oktober 2017 nam de gemachtigde een recent geactualiseerd rapport beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het onder meer mede door ECRE gecoördineerde project “Asylum Information Database “ grondgebied te verlaten ten aanzien van eerste verzoeker (Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxx, “Asylum Information Database – Country Report : Austria – 2019 update”, laatste update op 08.04.2021, verder AIDA-rapport genoemd, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxxxx, een kopie wordt toegevoegd aan het administratief dossierbijlage 26quater). Het rapport stelt dat voor personen Dit is thans de eerste bestreden beslissing, die terugkeren naar Oostenrijk in op dezelfde datum aan eerste verzoeker werd betekend. Op dezelfde dag nam de gemachtigde een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het kader grondgebied te verlaten ten aanzien van verzoekster (bijlage 26quater). Dit is de tweede bestreden beslissing, die op dezelfde datum aan tweede verzoekster betekend werd. Nog op dezelfde dag nam de gemachtigde een Dublinprocedure en over wiens initieel verzoek nog geen beslissing werd genomen geen obstakels tegenkomen tot weigering van verblijf met bevel om dit initiële verzoek het grondgebied te hervatten wanneer ze binnen verlaten ten aanzien van derde verzoeker (bijlage 26quater). Dit is thans de twee jaar terugkeren naar Oostenrijk (AIDA p. 54)derde bestreden beslissing, die op dezelfde datum aan derde verzoeker betekend werd.

Appears in 1 contract

Samples: www.rvv-cce.be