Vierde onderdeel Voorbeeldclausules

Vierde onderdeel. Samenvatting van het middelonderdeel
Vierde onderdeel. De bij de artikelen 101 van de wet van 9 augustus 1963 en 168 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 bedoelde boeten zijn administratieve sancties. Een administratieve sanctie is niettemin een strafsanctie in de zin van het verdrag van 19 december 1966 inzake de burgerlijke en politieke rechten, wanneer de administratieve sanctie zonder onderscheid elke kinesitherapeut betreft, een bepaald gedrag voorschrijft en op de naleving ervan een sanctie stelt, die niet alleen maar een vergoeding in geld van een schade betreft, maar essentieel ertoe strekt te straffen om de herhaling van gelijkaardi- ge handelingen te voorkomen, en op een norm stoelt met een algemeen karakter waarvan het oogmerk tezelfdertijd preventief en repressief is, en zeer zwaar is gelet op het bedrag ervan. De rechter mag de wettelijkheid van een administratieve sanctie, die tevens een straf- sanctie is in de zin van het verdrag van 19 december 1966 inzake burgerlijke en politieke rechten, toetsen en mag in het bijzonder nagaan of die sanctie verzoenbaar is met de dwin- gende eisen van internationale verdragen. Het koninklijk besluit van 25 november 1996 tot vaststelling van de regelen inzake het bijhouden van een verstrekkingenregister door de zorgverleners, bedoeld in artikel 76 van de Z.I.V.-wet, en tot bepaling van de administratieve geldboetes in geval van inbreuk op deze voorschriften, sanctioneert alle kinesitherapeuten zonder onderscheid die de ver- plichting tot inschrijving in het verstrekkingenregister niet nakomen met een geldboete van 25 pct. van de verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekkingen die niet werden ingeschreven in een verstrekkingenregister of waarvoor het verstrekkingenregister niet op correcte wijze werd bijgehouden of bewaard overeenkomstig de bepalingen van artikel 1, 2 of 4 van het koninklijk besluit en van 5 pct. van de verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekkingen die niet overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van het besluit werden ingeschreven. De appèlrechters stellen vast dat de administratieve geldboete die verweerder aan eise- res heeft opgelegd een bedrag van 1.144.736 BEF bedraagt en dat de eerste rechter dat be- drag materialiter heeft verbeterd en heeft vastgesteld op 1.144.619 BEF. De appèlrechters overwegen dienaangaande dat de opgelegde administratieve geldboe- tes geen alternatief zijn voor strafrechtelijke sancties, en niet als een straf in de zin van het E.V.R.M. en het B.U.P.O.-Verdrag kunnen worden beschouwd, op de grond dat h...
Vierde onderdeel. 4.1.1. Krachtens artikel 1349, vóór de opheffing ervan door de wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 "Bewijs" in dat Wetboek, van het (oud) Bur- gerlijk Wetboek, zijn feitelijke vermoedens gevolgtrekkingen die de rechter af- leidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit. Op grond van artikel 1353, vóór de opheffing ervan door de voormelde wet van 13 april 2019, van het voormelde wetboek, worden vermoedens die niet bij de wet zijn ingesteld, overgelaten aan het oordeel en aan het beleid van de rechter, die geen andere dan gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens zal aanne- men. Als grondslag van een feitelijk vermoeden in de zin van de voormelde bepalingen kan enkel een (bekend) feit in aanmerking worden genomen. In aangelegenheden die de openbare orde raken kan een erkenning als grondslag voor een feitelijk vermoeden in de zin van de voormelde artikelen 1349 en 1353 (en met de bewijswaarde van een dergelijk vermoeden), alleen betrekking hebben op een feitelijk gegeven en niet op een rechtspunt, (de oplossing van) een rechts- vraag en de toepassing van een rechtsregel. De rechter kan dan ook enkel het be- staan aannemen van een erkenning door de arbeidsongevallenverzekeraar (die geldt) als feitelijk vermoeden voor zover zij betrekking heeft op een louter feite- lijk gegeven. 4.1.2. Artikel 24, tweede lid, van de Arbeidsongevallenwet bepaalt dat, indien de arbeidsongeschiktheid blijvend is of wordt, een jaarlijkse vergoeding van 100 pro- cent berekend op het basisloon en de graad van de ongeschiktheid, de dagelijkse vergoeding vervangt vanaf de dag waarop de ongeschiktheid een bestendig ka- rakter vertoont. Op grond van die bepaling is de wettelijke vergoeding voor blij- vende arbeidsongeschiktheid ingevolge een arbeidsongeval gelijk aan het basis- loon vermenigvuldigd met de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid. De wet- telijke arbeidsongevallenvergoeding voor blijvende arbeidsongeschiktheid wordt aldus vastgesteld op basis van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid. De graad van blijvende arbeidsongeschiktheid, op basis waarvan de wettelijke ar- beidsongevallen-vergoeding voor blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastge- steld, moet door de rechter bepaald worden met toepassing van de wettelijke bepa- ling van artikel 24, tweede lid, van de Arbeidsongevallenwet, dat de openbare orde raakt, en dus op grond van objectieve vaststellingen aangaande de uit d...
Vierde onderdeel. Eerste verzoekster wenst ook op het recht op arbeid / werk te wijzen. De Dienst Vreemdelingenzaken wijst enkel naar de medische problematiek van eerste verzoeksters zoon. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft hierdoor geen aandacht voor alle omstandigheden waarin het gezin zich bevindt. De echtgenoot van de eerste verzoekster werkt. Hij onderhoudt zijn gezin. Hij betaalde steeds zijn sociale bijdragen en zijn belastingen. Verzoekende partijen doet geen beroep op het sociaal stelsel van België. De werkgever van de echtgenoot dreigt een goede werkkracht kwijt te spelen. Ondanks deze beroepsactiviteiten wordt het leven van het gezin in België uiteengereten. Nochtans staat te lezen in het artikel 15 van het Handvest betreffende de grondrechten van de Europese unie dat éénieder het recht heeft om te werken.
Vierde onderdeel. Eiseres wees er, zoals verduidelijkt in het tweede onderdeel van het middel, in conclu- sie op dat de plotselinge gebeurtenis die zij inriep bestond uit, vooreerst, het optillen van een patiënt en, vervolgens het maken, met deze aldus opgetilde patiënt, van een draaibe- weging om deze patiënt van een rolstoel naar een zetel over te brengen. In de mate dat het arbeidshof vereist dat de voor het bestaan van een arbeidsongeval, in de zin van artikel 2 van de Arbeidsongevallenwet van 3 juli 1967, vereiste plotselinge ge- beurtenis zich onderscheidt van de normale dagtaak, is het voorliggend arrest tevens on- wettig. Aldus weze opgemerkt dat, waar het arbeidshof oordeelt dat
Vierde onderdeel. Overwegende dat het arrest xxxxx niet tot schadevergoeding veroordeelt "inge- volge het falen van de door hem aangewende wettelijke verweermiddelen bij de uitoefening van zijn recht van verdediging als beklaagde" maar wegens het ter- gend en roekeloos hoger beroep vanwege eiser dat "blijkt uit het feit dat de eer en goede faam van [verweerder], zijnde hoofdinspecteur van politie, herhaalde- lijk onterecht in opspraak gebracht wordt door, manifest ten onrechte, te stellen dat hij onjuiste verklaringen in politiezaken zou gepleegd hebben"; Dat het onderdeel dat berust op een onjuiste lezing van het arrest, feitelijke grondslag mist; OM DIE REDENEN, HET HOF, Schort de uitspraak op totdat het Arbitragehof bij wege van prejudiciële beslis- sing uitspraak zal hebben gedaan over de volgende vraag: Schenden de artikelen 159, 191 en 212 Wetboek van Strafvordering de artike- len 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat deze artikelen bepalen dat de ka- mer van inbeschuldigingstelling bevoegd is om kennis te nemen van de vorde- ring van de buitenvervolginggestelde verdachte tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos hoger beroep vanwege de burgerlijke partij, dan wanneer geen wettelijke bepaling uitdrukkelijke bevoegdheid verleent aan de kamer van inbeschuldigingstelling indien de vordering tot schadevergoeding wegens ter- gend en roekeloos hoger beroep vanwege de inverdenkinggestelde die naar de feitenrechter wordt verwezen, uitgaat van de burgerlijke partij? Houdt de kosten aan. 7 september 2004 - 2° kamer – Voorzitter: de h. Forrier, afdelingsvoorzitter – Verslag- gever: de h. Xxxxxxx – Gelijkluidende conclusie van de h. Xx Xxxxx, advocaat-generaal – Advocaat: xx. X. Xxxxxxxx, Gent.
Vierde onderdeel van de wet van 8 augustus 1997 preciseert dat: "indien de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard, hij niet meer vervolgd kan wor- den door zijn schuldeisers". Die bepaling sluit evenwel uit: - de onderhoudschulden van de gefailleerde. - die welke voortvloeien uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft. Aan die twee uitsluitingen dienen de schulden te worden toegevoegd die de gefailleerde na de faillietverklaring heeft aangegaan, met name in de uitoefening van een nieuwe be- roepswerkzaamheid. Die uitsluiting kan enkel volgen uit een verbintenis die de gefailleerde na de datum van de faillietverklaring heeft aangegaan, met uitsluiting van schulden die op vervaldag ko- men, maar niet in verband staan met een door de gefailleerde verrichte rechtshandeling. De onroerende voorheffing als schuld is evenwel verbonden met de onroerende goede- ren waarvan de gefailleerde eigenaar was voor de faillietverklaring. Bovengenoemde schuld vindt dus haar oorzaak in de wet. Het hof van beroep kon dus niet zonder de bewijskracht van de akten te miskennen be- slissen dat de verschuldigde onroerende voorheffing een schuld moest zijn die de gefail- leerde na de datum van de faillietverklaring had aangegaan. Bovendien maken de bepalingen van artikel 82 van de wet nergens een onderscheid tussen schulden in de boedel en schulden van de boedel. Dat artikel heeft dus betrekking op alle schulden die de curator moest betalen met uit- sluiting van de gefailleerde (schending van artikel 149 van de Grondwet, van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek en 89 (lees: 82) van de Faillissementswet van 8 augustus 1997). (...)
Vierde onderdeel. 1.4.1.1. Artikel 1134, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat alle over- eenkomsten die wettig zijn aangegaan, degenen die deze hebben aangegaan, tot wet strekken. Krachtens die bepaling heeft een overeenkomst die wettig is aangegaan, bindende kracht. De bindende kracht van een overeenkomst wordt geschonden wanneer de rechter weigert of nalaat rekening te houden met een wettig beding dat erin voorkomt en toepasselijk is. 1.4.1.2. Krachtens een algemeen rechtsbeginsel is het verboden misbruik te maken van een subjectief recht. Krachtens artikel 1134, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, moeten overeen- komsten te goeder trouw ten uitvoer worden gebracht. Dat beginsel verbiedt welis- waar een partij misbruik te maken van de rechten die een contract aan die partij toekent, maar is daartoe niet beperkt en kent een ruimere draagwijdte. De sanctie van het misbruik bij de uitoefening van een (contractueel) recht bestaat in het opleggen van de normale uitoefening ervan of in het herstel van de schade die het gevolg is van dat misbruik. Wanneer de abusieve rechtsuitoefening (van een contractueel recht) betrekking heeft op de toepassing van een contractueel beding, kan het herstel van de door het misbruik veroorzaakte schade erin bestaan dat aan de schuldeiser het recht wordt ontzegd op dat beding een beroep te doen. De rechter kan uiteraard enkel toepassing maken van die sanctie gesteld op rechts- misbruik indien hij het bestaan vaststelt van een misbruik van recht. Een door de rechter vastgestelde miskenning van de verplichting tot goede trouw die (op grond van artikel 1134, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek) op elke partij bij een over- eenkomst rust, houdt op zich nog geen vaststelling in van het bestaan van een mis- bruik van recht.

Related to Vierde onderdeel

  • Het verzekerde motorrijtuig De schade aan het verzekerde motorrijtuig is uitgesloten.

  • Verzekerde hoedanigheid U heeft dekking in de hoedanigheid van: - verkeersdeelnemer, dat wil zeggen wanneer u deelneemt aan het verkeer, met of zonder vervoermiddel, op de openbare weg, op het spoor, op het water of in de lucht; - eigenaar van een vervoermiddel; als een auto op naam van een BV staat en die BV eigendom is van verzekeringnemer en de auto wordt grotendeels privé gebruikt, is er eveneens dekking; - inzittende of gemachtigd bestuurder van een vervoermiddel van verzekerde.

  • Beveiligingsmaatregelen 6.1 Rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico's voor de rechten en vrijheden van personen, treft Verwerker passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen. De beveiligingsmaatregelen die thans zijn genomen, zijn in Annex 2 bepaald. 6.2 Verwerker zorgt voor maatregelen die er mede op gericht zijn onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen. 6.3 De Gegevens worden uitsluitend opgeslagen en verwerkt binnen de Europese Economische Ruimte.

  • Vakantie bij ontslag a. Bij het eindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen met dien verstande dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen. b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgenomen, zal elke niet genoten dag worden uitbetaald. Deze uitbetaling wordt gebaseerd op het maandinkomen, aangevuld met de vakantietoeslag en de gratificatie. c. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verrekend. d. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit waaruit blijkt de duur van de vakantie zonder behoud van salaris welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.

  • Wat doet een verzekerde bij schade? De verzekerde werkt mee aan de afhandeling van de schade. • De verzekerde geeft ons alle informatie die nodig is om de omvang de schade vast te stellen. • De verzekerde helpt ons de betaalde schade vergoeding op een ander terug te halen. • De verzekerde doet aangifte bij de politie bij een (mogelijk) strafbaar feit. • De verzekerde meldt het ons als hij betrokken wordt bij een strafproces of tuchtprocedure. • De verzekerde geeft alle verzekeringen op die deze schade verzekeren.

  • Huisartsenzorg U heeft recht op geneeskundige zorg verleend door een huisarts. Een zorgverlener die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, kan de zorg ook verlenen. Als een huisarts het aanvraagt, heeft u ook recht op röntgen- en laboratoriumonderzoek. De inhoud en omvang van de te verlenen zorg wordt begrensd door wat huisartsen als zorg plegen te bieden. Wilt u zorg van een huisarts met wie wij geen contract hebben afgesloten? Of maakt de huisarts gebruik van een zorgverlener voor röntgen- en laboratoriumonderzoek met wie wij geen contract hebben afgesloten? Dan kan de vergoeding lager zijn dan bij een zorgverlener die wij wél gecontracteerd hebben. Of dit zo is en hoe hoog de vergoeding dan is, is afhankelijk van de basisverzekering die u heeft. Meer hierover leest u in artikel A.4 Wat wordt vergoed? En naar welke zorgverlener, zorginstelling of leverancier kunt u gaan? Wilt u weten met welke zorgverleners wij een contract hebben? Gebruik dan de Zorgverkenner op xx.xx/xxxxxxxxxxxxx of neem contact met ons op. Het indicatieve marktconforme tarief is bij ons op te vragen.

  • Arbeidsovereenkomsten De werkgever hanteert arbeidsovereenkomsten voor be- paalde en onbepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomsten zijn opgenomen als bijlage 1 en 2. Wanneer arbeid wordt verricht in het kader van een leerplek/stage, conform artikel 6.13 van deze cao zal de werkgever een stageovereenkomst hanteren. Een model stageovereenkomst is opgenomen als bijlage 3.

  • Veiligheidsmaatregelen Memoriseer de Veiligheidscode en noteer deze nergens in een makkelijk herkenbare vorm op om het even welke drager. Deel deze niet mee aan eender welke derde, ook niet aan familieleden, uw bank of politie. - Noteer in geen geval uw Veiligheidscode in of op het Toestel, zelfs niet in codevorm. - Wees discreet bij het invoeren van uw Veiligheidscode. - Kies onmiddellijk een andere Veiligheidscode wanneer u vermoedens hebt dat het vertrouwelijk karakter niet meer gegarandeerd is en verwittig de Bank (zie punt 5). - Laat het Toestel en de middelen voor activatie, inloggen en ondertekening niet onbeheerd achter (bv. werkplek, voertuig, hotel of andere feitelijk voor het publiek toegankelijke ruimten). - Sluit de sessie af met knop “afmelden” zodra een sessie beëindigd is en laat het Toestel tijdens een sessie niet onbewaakt achter, ongeacht de reden. - Laat je Xxxxxxx niet gebruiken door derden zolang je aangemeld bent in de Dienst. - Zorg ervoor dat je enige gebruiker bent van het Toestel wanneer je de functie lezen van digitale vingerafdruk of gezichtsherkenning activeert en registreer enkel je eigen vingerafdruk of gezicht.

  • Bouwstoffen 1.Alle te verwerken bouwstoffen moeten van goede hoedanigheid zijn, geschikt zijn voor hun bestemming en voldoen aan de gestelde eisen. 0.Xx aannemer stelt de opdrachtgever in de gelegenheid bouwstoffen te keuren. De keuring dient te geschieden bij de aankomst hiervan op het werk (eventueel op overeengekomen monsters) of bij de eerste gelegenheid daarna, mits in dat laatste geval de voortgang van het werk niet in gevaar komt. De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen. 0.Xx opdrachtgever is bevoegd bouwstoffen door derden te laten onderzoeken. De daaraan verbonden kosten komen voor zijn rekening, behalve ingeval van afkeuring, in welk geval de kosten voor rekening van de aannemer komen. Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd. 4.Zowel de opdrachtgever als de aannemer kunnen ingeval van afkeuring van bouwstoffen vorderen dat een in onderling overleg getrokken, door beiden gewaarmerkt verzegeld monster wordt bewaard. 0.Xx uit het werk komende bouwstoffen, waarvan de opdrachtgever heeft verklaard dat hij ze wenst te behouden, dienen door hem van het werk te worden verwijderd. Alle andere bouwstoffen worden door de aannemer afgevoerd, onverminderd de aansprakelijkheid van de opdrachtgever op grond van artikel 4, zesde lid. 6.Voor de aangevoerde bouwstoffen draagt de opdrachtgever het risico van verlies en/of beschadiging vanaf het moment waarop zij op het werk zijn aangevoerd gedurende de tijd dat deze daar buiten de normale werktijden onder toezicht van de opdrachtgever verblijven.

  • Geen verdere verstrekking 5.1 Verwerker zal de gegevens niet delen met of verstrekken aan derden, tenzij Verwerker daartoe voorafgaande, schriftelijke toestemming of opdracht heeft verkregen van Verantwoordelijke of op grond van dwingendrechtelijke regelgeving daartoe verplicht is. Indien Verwerker op grond van dwingendrechtelijke regelgeving verplicht is om de Gegevens te delen met of te verstrekken aan derden, dan zal Verwerker de Verantwoordelijke hierover schriftelijk informeren, tenzij dit niet is toegestaan.