Opvattingen van Partijen Voorbeeldclausules

Opvattingen van Partijen. 69. Partijen voeren aan dat de markt voor erkend HBO nationaal in omvang is. Volgens partijen is er sprake van homogene concurrentievoorwaarden in Nederland door onder andere het wettelijk kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de homogeniteit van het HBO en het nationale toezicht op de kwaliteit van opleidingen door de NVAO. In het kader van de geografische markt, wijzen partijen verder op het belang van ketensubstitutie.27
Opvattingen van Partijen. 78. Partijen zijn van mening dat zij concurrentie ondervinden vanuit een significant aantal bekostigde en niet-bekostigde onderwijsinstellingen. Partijen voeren ook aan dat bekostigde onderwijsinstellingen een concurrentievoordeel genieten omdat de overheid de door hen aangeboden opleidingen in de meeste gevallen subsidieert. Hiermee herhalen partijen hun standpunt dat zij hebben ingenomen in de meldingsfase.
Opvattingen van Partijen. 91. Volgens partijen dient op de markt voor erkend MBO geen onderscheid te worden gemaakt naar (i) voltijd- en deeltijdonderwijs, (ii) financieringswijze en/of (iii) vakgebied.
Opvattingen van Partijen. 122. Partijen stellen zich op het standpunt dat sprake is van een geografische markt die nationaal van omvang is.44 Zij baseren dat onder meer op de gesprekken die de ACM met marktpartijen heeft gevoerd in de meldingsfase, waaruit volgens hen naar voren komt dat XXX’x studenten uit heel Nederland naar zich toe (trachten te) trekken en niet per se gebonden zijn aan een bepaalde regio.45 Verder wijzen partijen op het belang van ketensubstitutie en beklemtonen zij dat de concurrentievoorwaarden in Nederland homogeen zijn doordat sprake is van één wettelijk kader (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) en toezicht op kwaliteit.46
Opvattingen van Partijen. 131. Partijen gaan in hun reactie op het meldingsbesluit in op drie elementen die betrekking hebben op de gevolgen van de concentratie voor de relevante markt(en) voor erkend MBO: (i) de argumenten van marktpartijen inzake ‘regelruimte’, (ii) de overweging dat de concurrentie zich (mogelijk) met name zou richten op het gebied van niet-bekostigd middelbaar onderwijs en (iii) de specifieke zorgen die door een marktpartij zijn geuit.50
Opvattingen van Partijen. 187. De geografische markt is volgens partijen minstens nationaal in omvang. In dit kader wijzen partijen op het belang van ketensubstitutie.
Opvattingen van Partijen. 192. Partijen merken op dat er geen volledige informatie is over het aantal studenten en de omvang van de markt voor NECO. Zij schatten hun gezamenlijke positie op de ruime markt voor NECO in op [0- 10]% op basis van studentenaantallen en [0-10]% op basis van omzet. De inschatting op basis van studentenaantallen is gebaseerd op 3,5 miljoen mensen die deelnemen aan Leven Xxxx Xxxxx, van wie 1,3 miljoen erkend onderwijs volgen.63 Bij de inschatting op basis van omzet gaan partijen uit van een totale marktomzet die is afgeleid van de door onderzoeksbureau SEO geschatte omzet64 die wordt behaald door alle aanbieders van NECO in Nederland gezamenlijk met het aanbieden van beroepsopleidingen.‌
Opvattingen van Partijen. 26. Partijen sluiten aan bij de eerdere beschikkingspraktijk van de Europese Commissie en besluiten van verschillende mededingingsautoriteiten waarin binnen de propaangasmarkt een aparte markt voor bulk is afgebakend.3 Partijen wijzen eveneens op het besluit inzake UGI/Totalgaz4 van de Franse Autorité de la Concurrence (‘AC’). Daarin overwoog de AC om binnen de Franse markt voor propaangas in bulk een nader onderscheid te maken naar de hoeveelheid verkochte propaangas per jaar, namelijk (i) propaangas voor voornamelijk huishoudelijk gebruik verkocht in kleine hoeveelheden en (ii) propaangas voor voornamelijk industrieel gebruik verkocht in middelgrote en grote hoeveelheden waarbij de grens lag op 12 ton per jaar.
Opvattingen van Partijen. 20. De relevante productmarkt is volgens Partijen de markt voor textielverzorging. Partijen sluiten hierbij aan bij een eerder besluit van de ACM2 en een eerder besluit van de Europese Commissie (hierna: de Commissie).3 In deze besluiten is geen nadere onderverdeling gemaakt. Partijen stellen dat, indien nadere segmentering plaats zou moeten vinden, zij voorstaan dat de segmentering dan niet naar afnemersgroep maar naar aard van het textielgoed zou moeten.
Opvattingen van Partijen. 49. Partijen zijn van mening dat de geografische markt voor textielverzorging ten minste een nationale dimensie heeft. Daarbij stellen zij dat de uitkomsten van een eerder besluit van de ACM11 nog steeds valide zijn. Alhoewel de ACM in voornoemd besluit geen standpunt hoefde in te nemen, zijn de uitkomsten volgens Partijen in lijn met een marktonderzoek van de Commissie in een van haar besluiten.12