Feiten Op 2 juli 2012 (datum van het ontvangstbewijs) dient de tussenkomende partij bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Aalst een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “de uitbreiding van een bestaand woon- en zorgcentrum”. De percelen zijn volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 30 mei 1978 vastgestelde gewestplan „Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem‟ gelegen in woongebied. De percelen zijn eveneens gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst‟, vastgesteld met een besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2003. De percelen zijn niet gelegen in een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet-vervallen verkaveling. Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 2 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012, dient de verzoekende partij een bezwaarschrift in. De dienst leefmilieu van de stad Aalst brengt, met betrekking tot de Vlarem-wetgeving en de groenaanleg, op 31 juli 2012 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De GECORO van de stad Aalst verleent op 5 september 2012 het volgende gunstig advies: Het college van burgemeester en schepenen van de stad Aalst verleent op 5 november 2012 een stedenbouwkundige vergunning aan de tussenkomende partij en motiveert zijn beslissing als volgt: De verzoekende partij tekent tegen deze beslissing op 13 december 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 27 februari 2013 om dit beroep niet in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning, onder voorwaarden, te verlenen. Na de hoorzitting van 26 februari 2013 beslist de verwerende partij op 28 maart 2013 om het beroep niet in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning onder voorwaarden te verlenen. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: − Het advies van de stedelijke Brandweer van 10 augustus 2012 dient stipt gevolgd te worden. − Het advies van de stedelijke dienst Leefmilieu m.b.t. de Vlarem-Wetgeving dient stipt gevolgd te worden: De bepalingen van het milieuvergunningendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten moeten nageleefd worden en voor de toevoeging dient een milieuvergunning te worden verkregen. In de stedenbouwkundige vergunning moet uitdrukkelijk naar de koppeling bouw- en milieuvergunning worden verwezen. − De stedenbouwkundige verordening inzake de afvoer van hemelwater en afvalwater (GR van 04-09-2001, goedkeuring door de BD van 14-02-2002 en publicatie in het BS van 16-04-2002) moet stipt worden nageleefd. − Het advies van Intergem van 23 augustus 2012 dient stipt gevolgd te worden. − Gelet op het advies van de Vlaamse Overheid, Onroerend Erfgoed Oost- Vlaanderen van 13 augustus 2012 is de meldingsplicht van toepassing bij eventuele archeologische vondsten. Archeologische vondsten moeten altijd aangegeven worden bij het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (xxxx://xxx.xxxx.xx/xxx-xxxxxx-xxxxxx/, tel 02/000.00.00). Dit is de bestreden beslissing.
Activiteiten De activiteiten die bijdragen tot het bereiken van de omzet* van de verzekerde* en die in de bijzondere voorwaarden beschreven zijn.
Modaliteiten 3.2.1. Een verzekering van de gedeeltelijke en de gehele arbeidsongeschiktheid De prestaties zijn verschuldigd in evenredigheid met de graad van arbeidsongeschiktheid. 3.2.2. Een verzekering van uitsluitend de gehele arbeidsongeschiktheid De prestaties zijn uitsluitend verschuldigd ingeval van gehele arbeidsongeschiktheid.
De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1. Bouwhuysch exploiteert een onderneming die zich onder meer toelegt op het aannemen van ontwerp-, proces en projectmanage- ment in de civiele techniek. Haar werknemers werken vrijwel alle- maal op de locatie van de opdrachtgever. 2.2. Op 21 november 2016 heeft Bouwhuysch een werknemer in dienst genomen voor de duur van een project bij één van haar opdrachtgevers, maar maximaal een jaar. In het contract was een proeftijd van een maand opgenomen. 2.3. Tijdens de proeftijd heeft de betreffende werknemer mee- gedeeld zwanger te zijn. Anderhalve week later, derhalve tijdens de proeftijd, is de arbeidsovereenkomst door Bouwhuysch beëindigd. 2.4. De betreffende werknemer heeft vervolgens een klacht inge- diend bij het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College). Bouwhuysch heeft in de daarop volgende procedure gesteld dat de reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het functioneren van de werknemer was. 2.5. Het College heeft geoordeeld dat, gelet op de korte tijd tussen de mededeling van de zwangerschap en het beëindigen van de arbeids- overeenkomst, sprake was van een vermoeden van het maken van verboden onderscheid. 2.6. Naar aanleiding van het verweer van Bouwhuysch heeft het College gesteld dat Bouwhuysch “niet heeft bewezen dat zij geen onderscheid op grond van zwangerschap, en daarmee op grond van geslacht, heeft gemaakt”. Op grond van het bewijsvermoeden als bedoeld in artikel 7:646 lid 12 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het College vervolgens geconcludeerd dat sprake was van een verboden onderscheid. 2.7. De uitspraak van het College is op haar website (www.mensen- xxxxxxx.xx) gepubliceerd. Boven de uitspraak is een samenvatting geplaatst onder de kop (weergegeven op ware grootte): Jurisprudentie nr. 6 2.8. In de samenvatting en in de weergave van het volledige oordeel staat de naam van Bouwhuysch steeds voluit vermeld. 2.9. Bij brief van 4 oktober 2016 heeft de advocaat van Bouwhuysch het College gesommeerd de uitspraak van haar website te verwijde- ren, dan wel deze te anonimiseren, zodat deze niet meer tot Bouw- huysch te herleiden is. Hieraan heeft het College geen gevolg gegeven.
Ongewenste intimiteiten 1. De werkgever wordt aanbevolen een samenhangend beleid te voeren dat ongewenste intimiteiten in de werkorganisatie voorkomt en bestrijdt. Een samenhangend beleid bevat de volgende onderdelen: - het ontwikkelen en uitvoeren van preventief beleid - het instellen van een vertrouwenspersoon - ontwikkelen en tot uitvoer brengen van een klachtenprocedure. 2. Van ongewenste intimiteiten is sprake indien een werknemer hetzij door oneigenlijk gebruik van het gezag, waaraan hij krachtens zijn arbeidsovereenkomst is onderworpen, uitdrukkelijk tegen zijn wil wordt gedwongen sexuele handelingen te ondergaan hetzij en/of in de werksituatie wordt geconfronteerd met woorden of daden op sexueel gebied, waarvan betrokkene laat blijken en/of de pleger redelijkerwijs moet begrijpen, dat betrokkene deze ongewenst vindt. 3. De werkgever wordt aanbevolen aan alle werknemers te kennen te geven dat ongewenste intimiteiten niet getolereerd worden en tot sancties kunnen leiden voor de persoon die zich daaraan schuldig maakt. 4. De werkgever wordt aanbevolen om binnen de organisatie een persoon te belasten met de eerste opvang van werknemers die ongewenst intiem gedrag hebben ondergaan en daarover willen praten. Gelet op de aard van de problematiek zal deze functionaris bij voorkeur een vrouw zijn, maar in ieder geval het vertrouwen moeten genieten van het vrouwelijk personeel binnen de arbeidsorganisatie. 5. Werkwijze, taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon, alsmede een klachtenprocedure, moeten nader worden uitgewerkt. Partijen zullen hierover informatiemateriaal ter beschikking stellen.
Einde dienstverband Het dienstverband eindigt:
Formaliteiten 1. De reiziger dient te bevestigen kennis genomen te hebben van de informatie inzake de te vervullen formaliteiten die hem in de brochure of door de doorverkoper worden medegedeeld. 2. Kinderen dienen over een identiteitskaart met foto te beschikken. Kinderen die niet door hun ouders vergezeld worden, dienen documenten voor te leggen, waarop de ouders hun toestemming verlenen om alleen te reizen en waarbij de datum van aankomst en van vertrek uit het betrokken land vermeld is, evenals het adres waar zij hun vakantie doorbrengen en hun adres in België. 3. Huisdieren kunnen op reis meegenomen worden mits rekening te houden met de specifieke richtlijnen die door de organisator worden verstrekt. Zij moeten in elk geval in regel zijn met de vaccinatievoorschriften. De organisator aanvaardt echter geen enkele verantwoordelijkheid bij eventuele schade noch voor moeilijkheden die voortspruiten uit het meenemen van huisdieren.
Kwaliteitseisen Kennis van Arbo-Informatieblad 3 – Asbest; • Kennis van het Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.10a en artikel 4.52; • Kennis van de bijzondere omstandigheden (containment) waaronder asbestwerkzaamheden worden verricht; • Toepassing en beperkingen van gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. • Controle gegevens werknemer en invullen PAGO+ of specifieke vragenlijst; • Lengte, gewicht en BMI; • Op indicatie bedrijfsarts: ECG in rust (wel altijd voorafgaand aan een maximale fietstest); • Longfunctie (spirometrie, 3x goede blaascurve); • Indien nodig: inspanningstest (maximale fietstest) in samenwerking met de bedrijfsarts; • Administratieve afwerking. • Anamnese op basis van PAGO+ vragenlijst van Volandis en/of specifieke vragen: o De algemene fysieke conditie en het uithoudingsvermogen; o Luchtweg- en longaandoeningen; o Roken, heden en verleden; o Klachten gerelateerd aan de persoonlijke beschermingsmiddelen; o Arbeidsanamnese: blootstelling aan asbest? • Beoordeling van alle resultaten; • Lichamelijk onderzoek (op geleide van werkzaamheden, anamnese en biometrie) met specifieke aandacht voor de luchtwegen en longen, en het houdings- en bewegingsapparaat; • Aandacht en beoordeling veilig kunnen werken met de persoonlijke beschermingsmiddelen: haardracht, gezichtsbeharing, bril; • Indien nodig: uitvoering inspanningsonderzoek (maximale fietstest, eis VO2-max gelijk of hoger dan 40 ml O2/kg/minuut bij fysiek zwaar werk in een beschermend pak met adembescherming); • Diagnose(n) en beroepsziekten registreren, zo nodig melden aan het NCvB; • Uitleg en advies, afstemmen vervolgbeleid; • Aanvullen bedrijfsgeneeskundig dossier; • Bewijs van deelname of advies aan werkgever (oordeel bedrijfsarts) bespreken, met toestemming naar werkgever verzenden; • Zo nodig preventiezorg vervolgactiviteiten (laten) plannen. Op indicatie van de bedrijfsarts: • X-thorax, (grote röntgenfoto's van de borstkas, zowel AP als links en rechts lateraal). Bijvoorbeeld wanneer uit het routineonderzoek aanwijzingen komen voor een mogelijke beginnende longaandoening. Aandacht vragen voor de extra lange bewaartermijn van de medische informatie. • in overleg met een op dit thema deskundige longarts nadere diagnostiek.
Kwaliteit 6.1 Opdrachtnemer garandeert dat hij voldoet aan alle (kwaliteits)eisen die voor zijn zorgfunctie voortvloeien uit wet- en regelgeving, waaronder de Norm van verantwoorde werktoedeling, en de Overeenkomst. 6.2 Opdrachtnemer voldoet aan het Kwaliteitskader JeugdzorgPlus 2.0, maart 2019, of eventuele toekomstige nieuwe kaders die het genoemde kwaliteitskader aanvullen, vervangen of gelijkwaardig daaraan zijn.
Buitengerechtelijke kosten Wanneer de betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn, is Opdrachtgever gehouden tot vergoeding van de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte en de kosten in een daartoe noodzakelijke gerechtelijke procedure. Indien en voor zover Opdrachtgever niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf worden daarbij de toepasselijke wettelijke regelingen worden gevolgd. Handelt Opdrachtgever in de uitoefening van beroep of bedrijf dan zal Opdrachtgever de werkelijk gemaakte kosten aan OnderwijsMens vergoeden. Opdrachtgever is over de verschuldigde incassokosten eveneens wettelijke rente verschuldigd.