Referteperiode Voorbeeldclausules

Referteperiode. Voor het bepalen van overuren en onderuren hanteren we een referteperiode van 4 of van 5 weken, deze is gelijk aan de geldende referteperiode van de salarisbetaling.
Referteperiode. De referteperiode is het voorgaande boekjaar. In voorkomend geval valt dit samen met het voorgaande kalenderjaar. De eerste referteperiode die valt onder het toepassingsgebied van deze col- lectieve arbeidsovereenkomst is het kalenderjaar 2008 of in voorkomend geval het verschoven boekjaar dat aanvangt in 2008 (bijvoorbeeld 1 april 2008 tot 31 maart 2009).
Referteperiode. 1 december – 30 november
Referteperiode. Sinds 1 oktober 2012 wordt jaarlijks aan alle voltijds tewerkgestelde arbeiders ecocheques overhandigd ter waarde van in het totaal € 250. De referteperiode begint op 1 oktober van het voorgaande jaar en eindigt op 30 september van het lopende jaar. De maximale nominale waarde van de ecocheque bedraagt € 10 per ecocheque.
Referteperiode. Als periode die als basis geldt om te bepalen in hoeverre de feitelijke werktijd afwijkt van het aantal basisuren stelt de werkgever een periode van 12 maanden vast. Deze periode wordt referteperiode genoemd. Referteperioden mogen elkaar niet overlappen.
Referteperiode. De periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar.
Referteperiode. Werkweken waarin de feitelijke werktijd afwijkt van het aantal basis- uren worden binnen een periode van zes maanden in tijd gecompen- seerd. Deze periode wordt referteperiode genoemd. De gekozen referteperioden mogen elkaar niet overlappen. Als aan het einde van een referteperiode van zes maanden meer is gewerkt dan 26 maal het aantal wekelijkse basisuren, dan kan de werkgever dit op twee manieren compenseren. Of hij betaalt de meer gewerkte uren aan de werknemer uit. Of hij laat de werknemer in de volgende referteperiode van zes maanden minder werken. Het aantal uren dat minder gewerkt kan worden, is maximaal twee maal het wekelijkse aantal basisuren. Als er dan gewerkte uren resteren, die niet in tijd worden gecompenseerd, betaalt de werkgever deze aan de werknemer uit. Als aan het einde van een referteperiode van zes maanden minder is gewerkt dan 26 maal het aantal wekelijkse basisuren, dan kan de werkgever de werknemer in de volgende referteperiode van zes maanden deze uren meer laten werken. Doet hij dit niet, dan is er geen andere mogelijkheid om deze minderuren te compenseren. Na verloop van de tweede referteperiode zijn de minderuren zodoende of ingehaald door meer te werken of komen ze te vervallen.
Referteperiode. De referteperiode waarin voormelde toekenningvoorwaarden moeten worden vervuld, loopt van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023.
Referteperiode. Voor de berekening van deze overgangstoeslag wordt een referteperiode gehanteerd van periode 5- 2022 tot en met periode 10-2022.
Referteperiode. Werkweken waarin de feitelijke werktijd afwijkt van het aantal basisuren worden binnen een periode van zes maanden in tijd gecompenseerd. Deze periode wordt referteperiode genoemd. De gekozen referteperioden mogen elkaar niet overlappen. Als aan het einde van een referteperiode van zes maanden meer is gewerkt dan 26 maal het aantal wekelijkse basisuren, dan kan de werk- gever dit op twee manieren compenseren. Of hij betaalt de meer gewerkte uren aan de werknemer uit. Of hij laat de werknemer in de volgende referteperiode van zes maanden minder werken. Het aantal uren dat minder gewerkt kan worden, is maximaal twee maal het aantal wekelijkse basisuren. Als er dan gewerkte uren resteren, die niet in tijd worden gecompenseerd, betaalt de werkgever deze aan de werknemer uit.