Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 1 januari 2002 is A. ontstaan als gevolg van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte. 2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven. 2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding. 2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten: 1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of: 2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven: A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk. B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk. 2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres. 2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie. 2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect. 2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitration Award
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per Eiser was van 1 januari juli 2002 tot 1 oktober 2009 als MDL-arts toegelaten tot het ziekenhuis. Eiser oefende de praktijk uit in maatschapsverband met twee andere MDL- artsen. Deze maatschap van maag-, darm- en leverartsen is A. ontstaan in 2002, kort na of bij de komst van eiser in het ziekenhuis, gevormd als gevolg van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit afsplitsing van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehadinterne geneeskunde. Aanvankelijk bestond de maatschap uit twee personen, in 2005 is een derde persoon toegetreden tot de maatschap. In januari 2008 zijn 2009 heeft eiser per brief aan het ziekenhuis de maatschappen gynaecologie toelatingsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2009. Xxxxx heeft de toelatingsovereenkomst opgezegd omdat hij was ingegaan op het aanbod van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtteander ziekenhuis om daar als MDL-arts te komen werken.
2.2 Op 20 december 1995 hebben Eiser en de vrijgevestigde medisch specialisten (toenmalige) directeur van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als ziekenhuis hebben enige tijd na de ‘Holding’. De totstandkoming opzegging met elkaar gesproken over de consequenties van de Holding hield verband met landelijke afspraken opzegging. Daarbij is ter sprake gekomen dat er door eiser dan wel de maatschap diende te worden voorzien in een opvolging en is ook de eventueel door eiser van destijdsde opvolger te verlangen goodwill besproken. Over de verdere inhoud van het gesprek of de gesprekken verschillen eiser en het ziekenhuis van mening. Het ziekenhuis stelt dat zijn toenmalige directeur, in dat gesprek of nadien in de periode voor zijn feitelijke vertrek, xxxxx erop heeft gewezen dat hij zelf voor een opvolger moest zorgen die bereid zou zijn goodwill te betalen en dat het ziekenhuis hierin geen rol zou spelen en niet bereid was goodwill te betalen. Xxxxx stelt dat hij heeft aangeboden te voorzien in een tijdelijke waarneming totdat een opvolger gevonden zou zijn door de inschakeling van G., een onderneming die onder meer inhielden andere diensten verleent op het gebied van detachering van buitenlands gediplomeerd medisch personeel. Het ziekenhuis stelt dat weliswaar de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 naam van deze maatschapsovereenkomst onderneming door eiser is bepaald genoemd maar niet in die zin dat eiser zou hebben aangeboden voor deze waarneming in de Holding geen goodwill periode na 1 oktober 2009 zorg te dragen en de kosten hiervan voor zijn rekening zou nemen. Het tussen partijen besprokene is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgehevenschriftelijk vastgelegd.
2.3 Bij Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij overeenkomstig het bepaalde in de maatschapsovereenkomst de twee leden van de maatschap van maag-, darm- en leverartsen heeft aangeboden zijn praktijk over te nemen. Deze hadden gelet op de marktsituatie voor MDL-artsen geen interesse voor een overname van de praktijk van eiser. In 2009 zijn er door het ziekenhuis in overleg met de maatschap van maag-, darm- en leverartsen advertenties geplaatst in Medisch Contact en het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
2.4 Eiser heeft per 18 september 2009 het ziekenhuis verlaten zonder dat er was voorzien in zijn opvolging. De twee overgebleven leden van de maatschap hebben de MDL- praktijk vervolgens voortgezet. Eind 2009 hebben echter ook zij - met inachtneming van de contractueel minimaal in acht te nemen opzegtermijn van zes maanden - hun toelatingsovereenkomsten opgezegd tegen respectievelijk 1 juni en 1 juli 2010. Omdat evenmin bleek dat zij in hun opvolging hadden of zouden voorzien, heeft het ziekenhuis op 27 januari 2010 met G. een overeenkomst tot detachering bij het ziekenhuis gesloten van dr. C. voor de periode van 1 februari 2010 tot 1 februari 2011 en van dr. med. D. voor de periode van 1 mei 2010 tot 1 mei 2011. Met een brief van 22 februari 1996 28 januari 2010 heeft het ziekenhuis de toenmalige directie van huisartsen in het F. aan het bestuur van de Holding de garantie verzorgingsgebied van het ziekenhuis bevestigd om 75% bericht dat in de opvolging van xxxxx en zijn collega die tegen 1 juni 2010 had opgezegd, was voorzien.
2.5 Met ingang van enig moment - volgens het ziekenhuis per 1 mei 2011, maar blijkens overgelegde stukken per 1 mei 2010 - heeft het ziekenhuis een nieuwe stille maatschap gevormd waarin de praktijk van voorheen de maatschap van maag-, darm- en leverartsen is uitgeoefend. In deze stille maatschap participeerden twee afgevaardigden van de goodwillaanspraak maatschap heelkunde, twee afgevaardigden van de maatschap interne geneeskunde, dr. C. en dr. med. D.. De winst uit de MDL-praktijk na aftrek van de kosten van detachtering van dr. C. en dr. med. D., zou bij helfte tussen het ziekenhuis en deze beide artsen worden gedeeld. De collega van xxxxx die eerder zijn toelatingsovereenkomst had opgezegd tegen 1 juli 2010 is hiervan teruggekomen en heeft verzocht te mogen participeren in de constructie van een stille maatschap. Dit is hem toegestaan. Hij heeft, zo stelt het ziekenhuis, daarbij gelet op basis de marktomstandigheden geaccepteerd dat hij geen goodwill ontving of zou ontvangen. Enige tijd later heeft hij alsnog het ziekenhuis verlaten.
2.6 Xxxxx stelt dat op 9 augustus 2010 de directeur van het jaar 1994 uit ziekenhuis telefonisch contact met hem, eiser, heeft opgenomen, dit naar aanleiding van eerdere pogingen van hem om in contact te keren bij komen met het bereiken ziekenhuis, en dat hij in dat telefoongesprek zijn standpunt kenbaar heeft gemaakt ten aanzien van zijn aanspraak op goodwill. Het ziekenhuis dient de goodwill aan eiser te vergoeden omdat de overdracht van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – praktijk tegen betaling van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid goodwill onmogelijk was geworden door het aantrekken van de Holding.
2.4 In twee nieuwe MDL-artsen door het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling nietziekenhuis, xxxxx xxxxx. Bij Het ziekenhuis betwist dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Niet in geschil is dat eiser begin 2011 zijn standpunt ten aanzien van de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug goodwill aan het ziekenhuis kenbaar heeft gemaakt. Het ziekenhuis heeft iedere aanspraak van eiser op goodwill, zeker ten opzichte van het ziekenhuis op dat moment betwist.
2.7 Eiser, die onderkent dat praktijkoverdracht en verkrijgt weer de verkoop van goodwill in principe een zaak is tussen de maatschap en de individuele maten, is van mening dat er hier sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een vergoedingsplicht aan de zijde van het ziekenhuis moet worden aangenomen. Het ziekenhuis was gehouden om het recht om op praktijkoverdracht van eiser te respecteren en daaraan in zoverre zijn medewerking te verlenen dat aan de praktijk zelf te verkopen en toelating van een opvolgend medisch specialist de voorwaarde werd verbonden dat aan hem als vertrekkend of vertrokken medisch specialist goodwill te incasserenwerd betaald voor zijn praktijk. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet heeft het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar recht van eiser op overdracht van zijn praktijk tegen betaling van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet daaraan verbonden goodwill in het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de geheel niet (in 1995 ingebrachte waardeieder geval onvoldoende) gerespecteerd, zo stelt eiser. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, Xxxxx maakt in deze procedure aanspraak op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van 255.538,-- aan goodwill, dat volgens hem berekend dient te worden volgens de goodwillverplichtingin 2009 en 2010 geldende OMS-methodiek. Dit bedrag vormt Hij stelt dat in 2008 het resultaat € 751.405,-- bedroeg. Eiser is voor vier/elfde deel gerechtigd tot de contant gemaakte waarde van winst, zodat zijn winstaandeel € 273.238,-- was. Hierop dient de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met pensioenpremie SPMS, in 2009 een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar17.880,--, eiseresin mindering worden gebracht, te vergoeden, nu verweerders in zodat de fusiemaatschap gynaecologie ook goodwill volgens de berekeningen van eiser € 255.538,-- bedraagt.
2.8 Dat het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt ziekenhuis zijn zorgplicht tegenover xxxxx heeft geschonden en dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming eisers recht op praktijkoverdracht tegen betaling van de raad aan die praktijk verbonden goodwill als gevolg van bestuur de handelwijze van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders het ziekenhuis illusoir is geworden blijkt naar de mening van xxxxx uit de navolgende omstandigheden:
a) Het ziekenhuis heeft in strijd 2002 van eiser geëist dat hij in het kader van de nieuw te hebben gehandeld vormen maatschap van maag-, darm- en leverartsen goodwill betaalde aan de zittende maatschap interne geneeskunde en was kennelijk van mening dat de goodwill toen geen zaak was waar het ziekenhuis niets mee te maken had.
b) Het ziekenhuis heeft aanvankelijk samen met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd xxxxx gezocht naar een opvolger van wie xxxxxxxx kon worden bedongen.
c) Het ziekenhuis heeft toen een van eisers collega’s de door xxxxx aangedragen opvolger niet acceptabel vond geen enkele poging ondernomen om deze collega zo ver te krijgen dat hij met de kandidaat zou willen samenwerken.
d) Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor het vertrek van xxxxx omdat het van aanvang wist dat zijn collega een buitengewoon lastig persoon is en dat met hem onmogelijk op een normale manier in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, een maatschap kan worden samengewerkt.
e) Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor het vertrek van xxxxx nu het de in 2002 gedane beloftes om de ontwikkeling en de financiële belangen innovatie van eisereshet specialisme MDL te faciliteren slechts de eerste twee jaren is nagekomen.
f) Het ziekenhuis heeft zelf en zonder overleg dr. C. en dr. med. D. aangetrokken, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders die zijn komen werken in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X.xxxxx welke op 1 februari 2010, die voor optie 1 had gekozenals gevolg van de waarneming door zijn twee oud-maten, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessienog volledig intact was.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. g) Het ziekenhuis heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel xxxxx ondergebracht in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald nieuwe stille maatschap.
h) Het ziekenhuis wilde in augustus 2010 (anders gezegd: was ‘verdampt’nog) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij niet met hem in overleg treden over zijn twee gegevens van belang. In goodwill omdat de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie plannen van het voormalige F. kabinet Xxxxx mogelijk inhielden dat het vrije beroep onvoldoende was gewaarborgd, en nam vervolgens in februari 2011 toen bleek dat het G. vrije beroep door dit kabinet werd gegarandeerd het standpunt in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in dat het niet tot enige goodwillvergoeding bereid was.
2.9 Het ziekenhuis heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal bij de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid beoordeling van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijkgeschil daar waar nodig worden besproken.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitration Award
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 1 januari 2002 Eiseres, thans 53 jaar oud, is A. ontstaan werkzaam als gevolg vrijgevestigd medisch specialist (internist- endocrinoloog) bij het ziekenhuis sinds 1993, en wel op basis van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehadtoelatingsovereenkomst. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijdsdeze overeenkomst, die voor het laatst is vernieuwd op 16 februari 2012, is onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt instelling – in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in dit geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van dus het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aanwijzingen aan de medisch specialist kan geven omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg (artikel 18) en tevens dat de instelling de overeenkomst door opzegging kan beëindigen (artikel 23), onder meer indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt door gebrek aan samenwerking van de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar binnen het ziekenhuis voort- zetting van zijn werkzaamheden in het ziekenhuis redelijkerwijs van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen instelling niet kan worden gevergd (lid 1, onder c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de oorspronkelijke goodwill en instelling niet kan worden verlangd de huidige goodwill aan overeenkomst met de medisch specialist indien ongewijzigd in stand te houden (lid 1, onder f).
2.2 Eiseres is lid van de huidige waarde minder maatschap Interne Geneeskunde MDL (hierna: de maatschap). De maatschap bestaat thans uit 22 leden en is dan de sinds enkele jaren ingedeeld in 1995 ingebrachte waardevijf clusters. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% Xxxxxxx maakt deel uit van het gegarandeerde bedrag per cluster endocrinologie/algemene infectieziekten, dat vier leden telt, onder wie haar collega dr. L., die ook al sinds ongeveer twintig jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar deel uitmaakt van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte brief van cessie gedateerd 21 september 2011 18 juli 2012 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van het ziekenhuis de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel toelatingsovereenkomst met eiseres opgezegd. Hieraan ging onder meer het volgende vooraf.
2.3 In mei 2009 heeft L. in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--een vertrouwelijk gesprek met X., die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht toen ongeveer een jaar voorzitter (en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming enig lid) van de raad van bestuur was, melding gemaakt van mogelijk disfunctioneren van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaaldL. geheimhouding toegezegd en heeft vervolgens vertrouwelijk een onderzoek laten verrichten op basis van dossiers die L. beschikbaar had gesteld; L. had er twintig aangeleverd, waarvan er dertien zijn onderzocht. Er Het onderzoek is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is uitgevoerd door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel gewordeninternisten prof. Evenmin bestaat voor hendr. M. en dr. N.. Hun rapport van 23 juli 2009, verweerdershierna ook: het rapport M., een verplichting om vermeldt onder meer het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegdvolgende: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.Vertrouwelijk
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per Eiser is cardiothoracaal chirurg en is sinds 1 januari 2002 is A. ontstaan als gevolg juni 2004 op grond van een fusie tussen toelatingsovereenkomst werkzaam in het F. Ziekenhuis in Z. en ziekenhuis van verweerster als medisch specialist voor het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen specialisme cardiochirurgie. Met een brief van 6 december 2012 heeft verweerster de toelatingsovereenkomst met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit hem opgezegd tegen 7 juni 2013.
2.2 Volgens artikel 24 lid 1 van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak toelatingsovereenkomst kan opzegging van deze overeenkomst door verweerster slechts plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard dat redelijkerwijs van verweerster niet gevergd kan worden de overeenkomst te continueren. Artikel 26 van de overeenkomst voorziet in de mogelijkheid van op non-actiefstelling. Het bestuur (persoonlijkein dit geval: de raad van bestuur) goodwill gehad. In januari 2008 zijn van verweerster kan de maatschappen gynaecologie medisch specialist, nadat deze in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, en na raadpleging van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang stafbestuur, op non-actief stellen “op grond van omstandigheden van zo ernstige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden die de medisch specialist […] verricht noodzakelijk moet worden geacht”. Lid 2 van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren dit artikel bepaalt, voor zover thans van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hijbelang, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van dat het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming besluit tot op non-actiefstelling slechts geldig is wanneer dit onder vermelding van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijdsgronden waarop het berust, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd binnen tweemaal 24 uur na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aanzegging bij aangetekend schrijven aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg specialist is de Holding per 1 januari 2008 opgehevenmeegedeeld of bevestigd.
2.3 Bij brief Eiser oefent in het ziekenhuis van 22 februari 1996 heeft verweerster de toenmalige directie cardiochirurgische praktijk uit binnen het verband van het F. aan het bestuur een maatschap. Er waren tot voor kort twee andere maten, te weten de heren X. en dr. G. . X. is gedurende zekere tijd als medisch manager van de Holding de garantie vakgroep cardiochirurgie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van opgetreden. Sinds begin 2013 is er een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als vierde lid van de Holdingmaatschap, de heer K.. Deze was tot dan toe werkzaam als chef de clinique bij de vakgroep cardiochirurgie.
2.4 In het toenmalige G. bestond 2007 zijn binnen de maatschap problemen gerezen. Deze hebben geleid tot een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie mediation die is gezocht naar geëindigd in een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijkvaststellingsovereenkomst.
2.5 Hoewel Met een brief van 26 november 2011 hebben J. en G. in een brief aan de raad van bestuur van verweerster de aandacht gevraagd voor onderlinge problemen (“een kloof”) binnen de maatschap. Zij hebben hierin ook vermeld dat tot dan toe de kwaliteit van de patiëntenzorg door de verminderde samenwerking beslist niet in gevaar is geweest, maar dat niet valt uit te sluiten dat er gevolgen voor die kwaliteit zouden kunnen ontstaan indien het probleem in de voorkeur samenwerking niet goed wordt opgelost. Naar aanleiding van eiseres had dat alle leden deze brief heeft de raad van bestuur aan een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maaktenexterne adviseur, X., opdracht gegeven voor een onderzoek naar de haalbaarheid van verbetermogelijkheden van de samenwerking binnen de maatschap. De conclusie van X., in een rapport van 16 januari 2012, was dit dat de samenwerkingsproblematiek tussen de drie hartchirurgen niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1begeleiding of bemiddeling in aanmerking komt. Dit betekende dat H. nakoming heeft te maken met het ontbreken van de goodwillgarantie verlangdedaarvoor vereiste motivatie en het noodzakelijke vertrouwen bij J. en G. ten opzichte van eiser. Hij X. heeft per 1 augustus 2008, de raad van bestuur aanbevolen “snel en adequaat in te grijpen om de samenwerkingsproblematiek in de maatschap op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaarte heffen”. Met een akte brief van cessie gedateerd 21 september 2011 14 februari 2012 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van xxxxx de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming aandacht van de raad van bestuur gevraagd voor feitelijke onjuistheden en onvolledigheden die zijns inziens in het rapport van eiseresX. aanwezig zijn.
2.6 De geciteerde algemene aanbeveling van X. heeft de raad van bestuur ertoe gebracht om een externe onderzoekscommissie (EOC) in te stellen. Xxxxxxx verwijt verweerders Deze commissie bestond uit prof. dr. X. (emeritus hoogleraar cardiothoracale chirurgie) en prof. dr. N. (emeritus hoogleraar cardiologie). De opdracht aan de EOC behelsde, samengevat, onder meer de vraag of verbetering in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomstenhet functioneren van de maatschap mogelijk is, en de financiële belangen afhankelijk van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook antwoord op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komendeze vraag: welke maatregelen nodig of gewenst zijn. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling definitieve versie van het bedrag van € 108.637,-- EOC-rapport, dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven op 5 september 2012 aan de goodwillregeling raad van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijnbestuur is aangeboden, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om onder meer vermeld dat het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.onderlinge verband tussen J. en
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per Eiseres is werkzaam in het ziekenhuis als medisch specialist (nucleair geneeskundige) in loondienst vanaf 1 januari 2002 is A. ontstaan als gevolg van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel december 2008. Nucleaire geneeskunde maakt onderdeel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak unit BVT. Op de arbeidsovereenkomst is de Arbeidsvoorwaardenregeling medisch specialisten (verder: AMS) van toepassing en de CAO Ziekenhuizen. Per 13 juli 2012 is eiseres op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichttenon- actief gesteld.
2.2 Op 20 december 1995 27 mei 2010 heeft de RVE-voorzitter BVT namens het ziekenhuis aan eiseres een ‘waarschuwing’ gegeven met een brief waarin onder meer het volgende opgenomen is: ‘Voor het feit dat u op 7 mei 2010 als nucleair geneeskundige/medisch manager onbevoegd en buiten medeweten van het RVE-management het personeel van de afdeling nucleaire geneeskunde hebt geïnformeerd over een mogelijke wijziging in de operationele leiding van de afdeling nucleaire geneeskunde vanwege het naar uw mening gebrek aan vakinhoudelijke kennis van het huidige paramedische hoofd, de heer F., ontvangt u een waarschuwing. Er was immers, in het overleg met de Raad van Bestuur besloten dat de RVE-leiding eerst oriënterende gesprekken zou voeren met de senior medisch nucleair werkers om daarna te bepalen hoe met de situatie moet worden om gegaan. Door uw handelwijze is onrust en onduidelijkheid bij de betrokkenen ontstaan. Uw handelswijze is niet acceptabel en heeft buiten medeweten van het RVE-management plaatsgevonden. Van iemand van uw functieniveau had een meer verstandige, weloverwogen, manier van handelen verwacht mogen worden. Wij hebben de vrijgevestigde medisch specialisten Raad van Bestuur op de hoogte gebracht van uw handelswijze en dit schrijven is tot stand gekomen in onderling overleg. Wij verwachten dat u zich in het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop vervolg houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (formele lijnen binnen de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van organisatie en aan uw bevoegdheden als nucleair geneeskunde/medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgehevenmanager.’
2.3 Bij In een brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% aan de ‘Nucleair geneeskundigen B.’ van de goodwillaanspraak op basis van 7 oktober 2011 staat onder meer het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. volgende: ‘Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, brief van 26 september jl. liet (…) ons weten dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten X. zich niet houdt aan productieafspraken die onderling zijn overeengekomen in het F. is in 2004 kader van G.. (…) Aan u dan ook het dringende verzoek de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan productie te hervatten conform het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasserenafgesproken niveau. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting Mocht bij de leeftijd jaarafsluiting blijken dat het niveau niet wordt gehaald, dan is de Raad van 65 jaar. Met een akte Bestuur genoodzaakt de schade door te belasten aan uw RVE.’ In de hiervoor bedoelde brief van cessie gedateerd 21 26 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming voorzitter van de raad van bestuur van H. het ziekenhuis erop gewezen dat X. de afgelopen maanden nauwelijks afnameverzoeken van PET-CT scans van het ziekenhuis had ontvangen en het ziekenhuis gesommeerd de productieafname te hervatten conform zijn verplichtingen uit de G.- overeenkomst van 11 november 2009.
2.4 Op 17 januari 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (onder meer) C. en eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders In het (concept)verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende: ‘In de maand december 2011 zijn 8 patiënten verwezen naar het I.- Ziekenhuis te X. voor het ondergaan van PET/CT onderzoeken. Deze verwijzingen gaan in strijd tegen een eerder gegeven schriftelijke opdracht van de Raad van Bestuur, dd 7 oktober 2011 (…) (…) Nucleair geneeskundige (…) erkent dat zij opdracht heeft gegeven om de aanvragen voor PET/CT onderzoek op medische gronden naar het I.- Ziekenhuis te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd X. heeft verwezen (…). Als reden noemt zij dat de PET/CT apparatuur van X. niet in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, gebruik was van 5 december 2011 t/m 9 december 2011 vanwege ongepland groot onderhoud. (…) Nucleair geneeskundige (eiseres) zegt dat de gang van zaken haar spijt en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd zij zich niet heeft gerealiseerd dat zij met de redelijkheid RVE-leiding overleg had moeten plegen maar dat niet heeft gedaan.’
2.5 Op 8 juni 2012 heeft het ziekenhuis in een brief aan eiseres onder meer het volgende geschreven: ‘Op 16 juni 2009 heeft u een brief ontvangen (…), met het bericht dat u in aanmerking komt voor een complementaire toeslag “medisch specialist manager II”. De afgelopen jaren heeft u die toelage ook daadwerkelijk ontvangen. (…) Onlangs is echter gebleken dat (…) taken, die horen bij de complementaire bijdrage, in uw functie niet (meer) tot uw takenpakket behoren. (…) Doordat u al geruime tijd, naar nu gebleken ten onrechte, de toelage heeft ontvangen, hebben wij besloten om de betaling daarvan niet per direct stop te zetten en billijkheid, nu verweerders beschikken over aan u een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding overgangsperiode te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende geven. Daarom is tot besloten om met ingang van 1 oktober a.s. de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij toelage stop te zetten.’
2.6 Op 21 juni 2012 heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie een gesprek plaatsgevonden tussen D. en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komeneiseres. In het verslag van dit gesprek (gedateerd 22 juni 2012) is onder meer het volgende opgenomen: ‘Als het gaat om beleid dan is het unitmanagement (unitvoorzitter en bedrijfsleider) hiervoor verantwoordelijk. (Eiseres) zal betrokken worden bij het opstellen van beleid, maar heeft geen primaire verantwoordelijkheid of bevoegdheid hierin. (…) Als zij dingen signaleert of ontwikkelingen ziet binnen de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerdersmarkt, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen bespreekt zij dit met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessiehet unitmanagement.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Kort Geding Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 2.1. Verweerder, geboren op 00 00 1958, is met ingang van 1 januari 2002 april 1993 in dienst getreden van de Stichting A in de functie van hoofd behandelzaken psychiatrie voor ouderen. Voordien is A. ontstaan hij zeven jaar werkzaam geweest als gevolg hoofd behandelingen bij E te X. In het kader van een de fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. de Stichting A, F en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is E per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden 1996 is door partijen een aanhangsel arbeidsovereenkomst plaatsingsovereenkomst getekend en H. per is aan verweerder een nieuwe functietypering verstrekt. Uit hoofde van deze overeenkomst is verweerder met ingang van 1 januari 2008. De omvang 1996 in dienst in de functie van hoofd behandelzaken van de werkzaamheden centrale voorziening, tevens behandelverantwoordelijke ambulante zorg boven de W ressorterende onder de sector Ouderenpsychiatrie tegen een bruto-salaris van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichttefl. 10.819,-- per maand.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten 2.2. Het standpunt van eiseres komt -zakelijk weergegeven- op het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’volgende neer. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst Er is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – sprake van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid verandering van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsomomstandigheden. Xxxxxxx heeft aan X. in de loop van het bedrag dienstverband vastgesteld dat het functioneren van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop verweerder als hoofd en leidinggevende van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting afdeling in ernstige mate is achtergebleven bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat verwachtingen welke eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaaltfunctie, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger functie-omschrijving en salaris van verweerder heeft en mag hebben. De verwijten van eiseres betreffen niet het functioneren van verweerder als arts, doch zijn functioneren als leidinggevende. Verweerder kreeg in zijn leidinggevende functie leiding van de uittredend specialistsector-directeur, de heer C, en diende samen met de heer G, hoofd centrale voorziening beheer, leiding te geven aan de medewerkers van de voorziening. In Eiseres is van oordeel dat verweerder beschikt over onvoldoende tact en flexibiliteit en dat hij onvoldoende in staat is om tegenstellingen te overbruggen, compromissen te sluiten. Van enige samenwerking met de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiterenheer G was hierdoor geen sprake. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, Door ernstige spanningen op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering werkvloer en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. tijdens diverse overleggen is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres er vrijwel geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995in de functie-typering omschreven taken. Als gevolg hiervan is het beleid en de goodwillregeling ontwikkeling van de gehele sector gefrustreerd, zodat een onhoudbare situatie is ontstaan. Meer concreet stelt eiseres dat verweerder, ondanks opdracht daartoe, geen psychiater heeft aangetrokken, omdat hij meende de eindverantwoordelijkheid voor de psychiatrische zorg zelf wel te kunnen nemen, ondanks het feit dat hij geen psychiater is. Verweerder heeft diverse taken, die niet tot zijn pakket hoorden, aan zich getrokken. Hij accepteerde niet door derden gestelde indicaties, waardoor opnames zijn vertraagd en ernstige klachten van toepassing zou zijnverwijzers zijn ontstaan. De bij de fusie beoogde integratie tussen ambulante in klinische zorgprogramma's, volgt daaruit geen betalingsverplichting welke een van verweerders jegens eiseresde taken van verweerder was, is niet gerealiseerd. Verweerder is er door de heer C bij herhaling tijdens het sector-overleg en in persoonlijke gesprekken op gewezen dat hij zowel als leidinggevende als in de samenwerking met de heer G te kort schoot. Verweerder achtte het gebrek aan samenwerking echter geheel aan de heer G te wijten. Om de voortgang van de sector niet in gevaar te brengen, is in september 1996 gekozen voor aanstelling van een derde leidinggevende, de heer H, met als opdracht als onafhankelijke derde de samenwerking en het management van de afdeling meer vorm te geven. Echter, de eigenzinnige en autoritaire houding van verweerder heeft uitsluitend tot ergernis bij de heer H geleid. Verweerder is er steeds op uit geweest de heer G uit zijn functie te krijgen en als enig leidinggevende over de afdeling te worden aangesteld. Hierop heeft hij bij herhaling bij de heren C en H aangedrongen. Toen de heer C hierin niet meeging, heeft verweerder getracht via de Ondernemingsraad en de Raad van Bestuur de heer C uit zijn functie ontheven te krijgen. Vervolgens heeft eiseres zowel de heer G als verweerder uit hun leidinggevende functies ontheven. Met ingang van 4 juni 1997 is een interim-manager, de heer I, aangesteld. G heeft zich kunnen vinden in een functie als sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Xxxxxxx heeft verweerder een functie als sociaal geriater aangeboden met het daarbij behorende salaris van fl. 9.471,-- bruto per maand, met een afbouwregeling ter compensatie van de inkomensachteruitgang. Verweerder kan zich in dit aanbod niet vinden. Verweerder is sinds 1 juni 1997 arbeidsongeschikt. Eiseres staaft haar stellingen met verklaringen van de heren C, G, H, I, J. (lid van de Raad van Bestuur) en K, (teamleider van de Centrale Voorziening Ouderenpsychiatrie). Eiseres is op grond van een en ander tot de conclusie gekomen dat het dienstverband tussen partijen wegens gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW dient te worden ontbonden.
2.3. Het standpunt van verweerder komt -zakelijk weergegeven- op het volgende neer. Verweerder stelt voorop dat eiseres hem indertijd, wetende dat hij niet de juiste vooropleiding had, heeft benoemd in de functie van beleidspsychiater. Verweerder wijst erop dat eiseres hem vervolgens, na de fusie per 1 januari 1996, wederom heeft aangesteld als hoofd behandelzaken centrale voorziening en tevens als behandelverantwoordelijke ambulante zorg. Daarna is verweerder in november 1996 door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel gewordenheer C aangesteld als medisch eindverantwoordelijke voor alle behandelzaken boven W. Op een beleidsdag d.d. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder 21 augustus 1996 is besloten dat de waarde onder sturing van de praktijk heer C het beleidsplan ouderenzorg zou worden vormgegeven. Hiertoe heeft de heer C in december 1996 verweerder aangesteld als voorzitter van X., dan wel diens aandeel in een projectgroep die een voorstel moest maken voor de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil organisatie van de ouderenpsychiatrie boven W en hierin was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belangverweerder de drijvende kracht. In januari 1997 schreef de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 heer C bovendien nog aan verweerder dat verweerder behalve als hoofd behandelzaken voor de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis centrale voorziening, ook als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is zodanig zou functioneren voor de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.basisvoorziening boven
Appears in 1 contract
Samples: Ontbinding Van Arbeidsovereenkomst
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 2.1. Eiseres is exploitante van het te Z gevestigde A. Verweerder, geboren op 00 00 1948, is op 1 januari 2002 is A. ontstaan 1988 als gevolg dermatoloog gaan werken bij de rechtsvoorgangster van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en eiseres, het G Ziekenhuis te Y, in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is eerste instantie als waarnemer, maar per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde 1989 als vrijgevestigd medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats loop van 1989 heeft verweerder kenbaar gemaakt parttime in het ziekenhuis te willen werken. Bij brief van 30 november 1989 is dit verzoek afgewezen. Verweerder bleef echter bij zijn verzoek en zegde bij brief van 30 maart 1990 zijn toelatingsovereenkomst per 1 oktober 1990 op. Deze opzegging is aanvaard. Nader overleg tussen partijen heeft er echter toe geleid dat de directie het verzoek om parttime te mogen werken uiteindelijk toch heeft gehonoreerd. Verweerder is per 1 maart 1991 bij eiseres in loondienst getreden in een parttime dienstverband van 0,5. Vervolgens wilde verweerder zijn werkzaamheden bij eiseres weer uitbreiden, hetgeen door de directie is geweigerd. Het daarop volgend verzoek van verweerder om buiten het ziekenhuis van eiseres parttime te mogen werken, werd onder voorwaarden in oktober 1992 gehonoreerd. Per 1 januari 1994 is de aanstelling van verweerder met 0,1 fte. uitgebreid. Verdere verzoeken tot uitbreiding van het dienstverband van verweerder zijn door de directie steeds afgewezen. Verweerder is thans bij eiseres in loondienst voor een weektaak van 0,6. Vanaf 23 mei 1995 is verweerder arbeidsongeschikt geweest wegens depressie, burn-out en chronische stress. In de periode 8 januari 1996 tot 29 januari 1996 werkt hij 25% op basis van arbeidstherapie. Eind maart 1997 heeft verweerder zijn aantal werkuren weer uitgebreid en per 1 juli 1997 heeft hij zijn werkzaamheden volledig hervat, beide keren zonder overleg met de bedrijfsarts en de directie van eiseres. Op 4 juni 1997 heeft verweerder zich weer arbeidsongeschikt gemeld en is dat tot op heden gebleven.
2.2. Het standpunt van eiseres komt -zakelijk weergegeven- op het volgende neer. Eiseres voert een aantal gronden aan, waarom zij verweerder niet langer in loondienst wil hebben. Door de jaren heen heeft verweerder problemen veroorzaakt door nu eens fulltime, dan weer parttime, vervolgens weer fulltime te willen werken. Met name de manier waarop verweerder dat doel steeds heeft proberen te bereiken, met dreiging van ontslag, verzet tegen het aantrekken van een (fulltime) dermatoloog e.d., is met name de directie gaan tegenstaan. Na de (eerste) ziekteperiode van verweerder zijn verder de volgende omstandigheden gebleken. Xxxxxxxx een (intern) memorandum van 15 maart 1996 van de directeur de heer H, werd door de directie op die datum de conclusie getrokken dat de gedeeltelijke reïntegratie van verweerder was mislukt. Verweerder werkte traag en kon de werkbelasting niet aan, waardoor onacceptabele druk was ontstaan op de overige vakgroepleden en het ondersteunende personeel. Tevens meldde de directie dat er een uitstroom ontstond van patiënten naar andere ziekenhuizen en dat er geen sprake meer was van enige ontwikkeling binnen de vakgroep. Er bestond geen uitzicht op verbetering. Vervolgens bleek dat verweerder door zijn houding problemen kreeg met zijn (opeenvolgende) collegae. Op 17 mei 1997 heeft mevrouw I per 1 september 1997 ontslag genomen. Xxxxxxx stelt dat zowel mevrouw I, als haar opvolgster mevrouw J is opgestapt van wege verweerders weinig positieve werkhouding en mentaliteit, waardoor overleg niet of nauwelijks mogelijk was. Om die reden heeft de directie, in samenspraak met de medische staf besloten om een onderzoek te laten instellen. Dit is per brief van 1 april 1997 aan verweerder medegedeeld. Verweerder heeft geweigerd aan een onderzoek mee te werken. Het onderzoek is vervolgens gedaan door een commissie, bestaande uit een KNO-arts en een kaakchrirurg uit het ziekenhuis en een organisatie-adviseur van Zorg Consult. De commissie moest rapporteren aan het medische stafbestuur en op basis van een analyse van de ontstane situatie binnen de vakgroep dermatologie, aanbevelingen doen die mogelijk zouden leiden tot duurzame samenwerking binnen de vakgroep, alsmede met het ondersteunende personeel en de omgeving; het stafbestuur moest het rapport, voorzien van een zwaarwegend advies, doorleiden naar de directie. Uit het onderzoeksrapport d.d. 10 juli 1997 blijkt: - Verweerder is met vrijwel alle betrokkenen op gespannen voet komen te staan. Dit heeft het karakter van een steeds terugkerend patroon. - Verweerder heeft een niet-collegiale stijl van werken. - De collega-dermatologen geven het functioneren van verweerder op als voornaamste reden voor hun eigen vertrek. - De assistenten ervaren het werken met verweerder als spanningsvol en hebben geen rek meer over om dit vol te houden. - Voor alle betrokkenen wordt het ontstaan en bestaan van problemen als zodanig niet als bijzonder aangemerkt. Voor de hoeveelheid en de aard ervan is dat wel het geval. Verweerder is onvoorspelbaar in zijn gedrag, in de zin dat hij zich steeds weer buiten het verwachtingspatroon van zijn omgeving begeeft. De boventoon echter vormen de constateringen dat verweerder het bestaan van problemen niet serieus neemt, ontkent en niet over zijn bijdrage en over oplossingen wil praten of daarvoor de verantwoordelijkheid bij anderen legt. - De commissie heeft niet met verweerder gesproken. - De problemen binnen de vakgroep bestaan al langdurig. Hiervoor is te weinig steun geweest vanuit directie, management en medische staf. Op grond hiervan komt de commissie tot de volgende conclusies: - De vakgroep dermatologie kent jarenlange problemen, die het nu erg moeilijk zullen maken de noodzakelijke nieuwe dermatoloog aan te trekken. De huidige oplossingen zijn per definitie tijdelijk. Tot een werkelijke opbouw van de dermatologie kan het op deze wijze niet komen. - Voor betrokkenen is de rek er uit. Alle gesprekspartners geven aan weinig heil te zien in een voortzetting van de huidige wijze van functioneren van verweerder. - Het functioneren van verweerder vormt een probleem dat nadrukkelijk om een aanpak vraagt. Essentiële voorwaarde is dat verweerder zich zal moeten realiseren dat er ernstige problemen zijn, waarin hij een centrale rol vervult. Zo lang verweerder hiervan niet nadrukkelijk en op overtuigende wijze blijkt geeft, schat de commissie de kans op een succesvol vervolg van de vakgroep dermatologie, waarvan verweerder deel uitmaakt, in als nihil. Als aanbevelingen vermeldt de commissie: Als verweerder nadrukkelijk en op overtuigende wijze onderkent wat de problemen zijn en wat daarin zijn rol is, zal een oplossing gezocht kunnen worden in het creëren van een situatie waarin verweerder zich nadrukkelijk laat sturen en leiden en waarin hij verantwoording moet afleggen over zijn functioneren, met name in organisatorische zin. Hierbij zullen vooraf afspraken moeten worden gemaakt, waaraan het functioneren van verweerder zal moeten voldoen. Deze afspraken zullen op vastgestelde momenten worden getoetst. De commissie ziet hiervoor drie mogelijkheden:
1. het aanstellen van een collega-dermatoloog, waaraan verweerder verantwoording schuldig is.
2. verweerder legt verantwoording af aan de directie.
3. verweerder legt verantwoording af aan de directie en het stafbestuur gezamenlijk. Het stafbestuur heeft op 22 september 1997 aan de directie kenbaar gemaakt de conclusies van dit rapport te onderschrijven. De aanbevelingen laat men voor rekening van de directie. De directie maakt de conclusies van dit rapport tot de hare, maar ziet geen enkel nut in de aanbevelingen van de commissie na alles wat er gebeurd is, mede omdat de commissie uitgaat van onhaalbare veronderstellingen. Er is inmiddels sprake van een volstrekt verstoorde verhouding tussen verweerder en de directie. Xxxxxxx verwijt tot slot verweerder dat hij juridische steun heeft gezocht bij het verdedigen van zijn stelling dat hij, op grond van toezeggingen uit het verleden, recht heeft op uitbreiding van zijn werkzaamheden en wederom juridische steun zocht nadat de onderzoekscommissie was ingesteld. Eiseres vindt dat stemmingmakerij. Xxxxxxx concludeert dat zij niet in staat is de vakgroep dermatologie goed te laten functioneren zolang verweerder in dienst is. Er dienen dringend nieuwe kandidaten te worden gevonden, doch dit wordt moeilijk, zo niet onmogelijk, zolang verweerder in dienst is en kan terugkomen. Eiseres is van oordeel dat al deze omstandigheden moeten leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij zij bereid is om verweerder in aanmerking te brengen voor een wachtgelduitkering als bedoeld in de Uitkeringsregeling van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxx, uitgaande van een loondienstverband vanaf 1 maart 1991.
2.3. Het standpunt van verweerder komt -zakelijk weergegeven- op het volgende neer. - Het Scheidsgerecht is niet bevoegd te beslissen in deze, zulks gelet op het bepaalde in de artikelen 42 en 50 van de CAO voor het Ziekenhuiswezen. Een ontbindingsprocedure heeft niets te maken met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, maar juist met de ontbinding daarvan. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan op grond van genoemde artikelen derhalve slechts plaatsvinden door tussenkomst van de kantonrechter. - Verweerder is arbeidsongeschikt sinds 4 juni 1997 door omstandigheden binnen het ziekenhuis, welke zich eerst na de eerdere ziekteperiode heeft voorgedaan. In 1995 raakte verweerder ziek ten gevolge van problemen in de prive-sfeer, zodat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid in 1997 een andere is. Tijdens ziekte geldt een opzegverbod van twee jaar, ter bescherming van de werknemer. Verweerder beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod. Het Scheidsgerecht dient zich terughoudend op te stellen bij de beoordeling van dit ontbindingsverzoek. - Verweerder ontkent de stellingen van eiseres en stelt daar -zakelijk weergegeven- het volgende tegenover: Verweerder stelt voorop dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor hij niet onnodig moeilijk heeft gedaan ter zake van zijn wensen omtrent de verscheurvariant en omvang van zijn werkzaamheden. Bij toetreding tot het ziekenhuis had hij de praktijk van hun toenmalige collega X.zijn voorganger overgenomen. Vervolgens bleek echter de formatieplaats van de andere (zittende) dermatoloog, die voor optie tegen zijn pensioen aan zat, te komen te vervallen. Daar dit een potentiële onderbezetting van de, sterk groeiende, dermatologiepraktijk betekende, leek het verweerder verstandig de overblijvende formatieplaats te delen met een collega in dienstverband en verder elders als vrijgevestigd specialist werkzaam te zijn. Het ziekenhuis wilde de formatieplaats aanvankelijk echter slechts door een dermatoloog vervuld zien. Uiteindelijk is via het stafbestuur de kwestie opgelost en mocht hij per 1 had gekozenmaart 1991 parttime (0,5 fte) gaan werken in het ziekenhuis. Wel kreeg hij de toezegging van de toenmalige directeur dat hij en zijn collega, feitelijk over bij uitbreiding van de formatie, de gelegenheid zouden krijgen hun werkzaamheden uit te nemen breiden. Het is ook vast gebruik in het ziekenhuis om formatie-uitbreidingen eerst aan zittende specialisten aan te bieden. Van ernstige irritaties tussen verweerder en te exploiterende directie is verweerder toen niets gebleken. In elk geval is hij hierop nimmer aangesproken. Verweerder is dan ook zonder problemen in dienst gekomen van eiseres. Inmiddels zit er bovendien een andere directie. Het zich elders vestigen als zelfstandig dermatoloog ging onverwachts niet door, zodat verweerder, toen met ingang van 1 januari 1994 die mogelijkheid zich voordeed, 0,6 fte is gaan werken. Verweerder ontkent, buiten de zesde plaats beroept eiseres mogelijkheid om van een formatie-uitbreiding te profiteren, uitbreiding van zijn werkzaamheden te hebben geëist. Wel heeft hij bij gelegenheid (als hij elders aan de slag kon) geprobeerd duidelijkheid te krijgen over toekomstige formatie-uitbreidingen. Het management van het ziekenhuis heeft zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op vanaf het moment dat hij uit verweerder na zijn eerste ziekteperiode de werkzaamheden hervatte, jegens verweerder niet positief en toekomstgericht opgesteld. Er was een stappenplan opgesteld door eiseres en de bedrijfsarts, waarover verweerder niet geraadpleegd was; na drie weken arbeidstherapie werd verweerder door de bedrijfsarts voor 25 % hersteld verklaard. Verweerder voelde zich hierdoor zeer opgejaagd en geïrriteerd, hetgeen mede veroorzaakt werd door de wijze waarop een en ander aan hem werd gepresenteerd. Na anderhalve maand is, blijkens het ziekenhuis vertrokmemo van 15 maart 1996, door de heer C gesteld dat organisatorisch gezien de reïntegratie van verweerder mislukt is. Hierbij zijn twee gegevens van belangDe bedrijfsarts zou verweerder laten weten dat reïntegratie niet mogelijk zou zijn. In Deze bespreking en de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet conclusie van de praktijk heer C zijn geheim gehouden voor verweerder. Xxxxxxxxx is hiermee aangetoond dat het gevoel van verweerder dat hij niet meer serieus werd genomen na zijn eerdere ziekteperiode, geheel terecht was. Verweerder heeft verder zijn twijfels omtrent de onafhankelijkheid van een van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie leden van de maatschappen gynaecologie commissie, die door de directie benaderd is, een medewerker van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijkZorgconsult.
Appears in 1 contract
Samples: Arbeidsovereenkomst
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 2.1. Xxxxxxxxxx, geboren op 00 E 1945, is met ingang van 1 januari 2002 april 1992 in dienst getreden van eiseres in de functie van directeur. Verweerder is A. ontstaan dertig jaar in de gezondheidszorg werkzaam, waarvan veertien jaar als gevolg directeur. Zijn inkomen bedraagt bruto fl. 10.593,30 per maand exclusief vakantietoeslag. Vanaf 1 oktober 1997 is verweerder op non-actief gesteld.
2.2. Het standpunt van eiseres komt -zakelijk weergegeven- op het volgende neer. Er is sprake van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit dringende reden tot ontbinding van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. arbeidsovereenkomst. Verweerder heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehadernstige wijze de plichten, voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, veronachtzaamd. In januari 2008 Xxxxxxx stelt dat verweerder zijn verdiensten heeft gehad in de maatschappen gynaecologie fase van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit realiseren van de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008nieuwbouw van eiseres, waarvoor hij een bonus heeft ontvangen. De omvang problemen zijn ontstaan nadat de nieuwbouw is betrokken. De capaciteitsuitbreiding van 70 naar 120 bedden stelt hoge eisen aan de managementscapaciteiten van de werkzaamheden directeur. Het blijkt in de loop van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door 1997 dat verweerder onvoldoende leiding kan geven aan het management- team. Er ontstaan conflicten en een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid extern bureau wordt als de ‘Holding’ingeschakeld. De totstandkoming financiële gang van zaken blijkt de grootste oorzaak van de Holding hield verband met landelijke afspraken problemen te zijn. Vervolgens verliest het management-team het vertrouwen in verweerder. Wederom wordt de hulp ingeroepen van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekochteen derde. Deze afkoop houdt in moet constateren dat van nieuwe leden er geen goodwillbedrag kan worden gevorderdbasis voor vertrouwen meer is. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan Vervolgens bleek het bestuur dat verweerder ook het bestuur onvoldoende had geïnformeerd omtrent de financiële stand van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak zaken bij eiseres. Eiseres bevindt zich in een financieel deplorabele situatie. Eiseres is op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden grond van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplichtander tot de conclusie gekomen dat het dienstverband tussen partijen wegens gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW dient te worden ontbonden.
2.3. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1Het standpunt van verweerder komt -zakelijk weergegeven- op het volgende neer. Dit betekende Verweerder stelt voorop dat H. nakoming hij zijn verdiensten heeft gehad in de fase van de goodwillgarantie verlangdenieuwbouw, die in 1997 met succes werd afgerond en dat verweerder voor deze verdiensten beloond is middels gratificaties. Hij heeft per 1 augustus 2008Verweerder ontkent dat er problemen ontstonden nadat de nieuwbouw werd betrokken. Een en ander vergde een aangepaste, op professionele organisatie. De periode van opbouw van een dergelijke organisatie startte in 1997. Het extern bureau werd ingeschakeld als onafhankelijk deskundig adviseur, omdat ook de leeftijd taakinvulling van 56 jaar verweerder en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichtingleden van het managementteam onder de loep dienden te worden genomen. Dit bedrag vormt Verweerder stelt dat financiën regelmatig onderwerp van gesprek was, maar met name omdat het managementteam de contant gemaakte waarde taakstellingen niet haalde. Het bestuur heeft zich steeds achter verweerder opgesteld, ook naar het managementteam toe. Er werd met instemming van de afkoopverplichting bij de leeftijd alle partijen een bemiddelaar aangezocht. De conclusies van 65 jaardeze bemiddelaar zijn tot stand gekomen, zonder dat verweerder voldoende gelegenheid heeft gehad op hoor en wederhoor. Met Het bestuur heeft verweerder als een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel blok laten vallen zonder verweerder behoorlijk gehoord te hebben. Pas in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--daarop volgende kantongerechtsprocedure, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder eiseres aanhangig had gemaakt, hoorde verweerder wat nu precies de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt verwijten van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaaldinhielden. Er is geen grond voor een verplichting sprake van hen dat verweerder tegenover het managementteam of de Raad van Bestuur enige informatie heeft achtergehouden. Verweerder ziet in dat de basis om dit bedrag thans aan zijn dienstverband met eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling continueren wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres erg smal is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, Hij zal zich nu noodgedwongen moeten neerleggen bij een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde ontbinding van de praktijk arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden, onder toekenning van X., dan wel diens aandeel in een met het oog op de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie omstandigheden van het voormalige F. en het G. in januari 2008geval, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijkbillijke vergoeding.
Appears in 1 contract
Samples: Arbeidsovereenkomst
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 2.1. Verweerster exploiteert een ziekenhuis met vestigingen in X en Y. Zij is in 1984 ontstaan uit een fusie van de twee ziekenhuizen in die plaatsen. Eiser sub 1 is krachtens toelatingsovereenkomst van 15 januari 2002 1990 als gynaecoloog aan het ziekenhuis van verweerster verbonden, na eerst als zodanig verbonden te zijn geweest aan het ziekenhuis te X; eiser sub 2 is A. ontstaan krachtens toelatingsovereenkomst van 23 november 1989 als gevolg gynaecoloog aan het ziekenhuis verbonden, na eerst als zodanig verbonden te zijn geweest aan het ziekenhuis te Y. Op 1 oktober 1988 zijn de in beide vestigingen van het ziekenhuis werkzame gynaecologen in één maatschap gaan samenwerken.
2.2. Naar aanleiding van problemen in de samenwerking tussen de – op dat moment vijf – gynaecologen heeft verweerster op 18 januari 1993 hun te kennen gegeven dat door de problemen de continuïteit en de kwaliteit van de zorg naar haar oordeel in ernstige mate in gevaar kwam. Om die reden heeft zij voorgesteld om de Nederlandse vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie een bindend advies uit te laten brengen met betrekking tot de vraag of en zo ja op welke wijze binnen het ziekenhuis de gynaecologische zorgverlening door de gynaecologen adequaat zou kunnen worden geëffectueerd.
2.3. Op 5 maart 1993 is een commissie van bindend adviseurs samengesteld. Deze commissie heeft op 25 oktober 1993 haar rapport uitgebracht. In dit rapport werden aanwijzingen gegeven omtrent de wijze waarop de gynaecologen met elkaar dienden te werken en werd bepaald dat zij zich daarbij dienden te laten begeleiden door een van buiten afkomstige persoon. Omtrent eisers wordt onder meer opgemerkt: `De heer A dient zijn superioriteitshouding en zijn op basis daarvan niet bespreekbaar doen zijn van afspraken waarin de mening van de collegae-gynaecologen au serieux genomen wordt te laten varen. Voorts geeft hij blijk van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met gebrek aan respect t.o.v. de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit overige leden van de maatschap en de directie. Van de heer A wordt verwacht, dat ook hij heel in het bijzonder het `harmoniemodel' wil nastreven door de gelijkwaardigheid van de teamleden te erkennen en consensus te willen bevorderen. Hij dient speciaal aandacht te besteden aan een adequate werkverdeling. Voorts dient hij bereid te zijn tot overleg in de regio betreffende de oncologische gynaecologie binnen in overeenstemming met de standpunten van de NVOG.' `De brede belangstelling van de heer B is in een algemeen ziekenhuis zeer goed bruikbaar maar vraagt tevens dat op onderdelen van deelspecialistische expertise van collegae gebruik gemaakt wordt. Door de ontstane conflicten lijkt dat onvoldoende te gebeuren. Van de heer B wordt verwacht dat hij de specifieke aanbevelingen aan zijn collegae realiseerbaar maakt door algemene samenwerking te willen nastreven en de gelijkwaardigheid van alle gynaecologen als uitgangspunt te accepteren voor het voormalige F.. I. regelen en uitvoeren van alle werkzaamheden.'
2.4. Xxxxxx aanvaardden dit bindend advies niet onvoorwaardelijk. Verweerster heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehad23 november 1993 om die reden de met hen gesloten toelatingsovereenkomsten opgezegd tegen 23 mei 1994. Eisers hebben hieromtrent een geschil bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakt. In januari 2008 zijn afwachting van de maatschappen gynaecologie beslissing van het voormalige F. Scheidsgerecht zijn zij in functie gebleven. De in het bindend advies gegeven aanwijzingen zijn tegen deze achtergrond niet ten uitvoer gelegd.
2.5. Op 28 februari 1994 heeft de Geneeskundige Inspectie van de volksgezondheid voor Noord-Brabant een rapport omtrent het functioneren van de afdeling Obstetrie en Gynaecologie van het G. formeel gefuseerdziekenhuis te X uitgebracht. I. De Inspectie kwam in dit rapport onder meer tot de volgende bevindingen: `met name de volgende aspecten zijn voor het oordeel van de inspectie van belang:
a. Het gedurende lange tijd ontbreken van iedere vorm van (professionele) communicatie tussen de gynaecologen onderling, tussen de gynaecologen en de ziekenhuisorganisatie en tussen de gynaecologen en derden;
b. Het reeds gedurende lange tijd ontbreken van continuïteit in de medische specialistische zorg terwijl continuïteit in de medische zorg uitsluitend bestaat bij gratie van de verpleging, de arts-assistenten en ``het bord'';
c. Het reeds gedurende lange tijd ontbreken van supervisie en begeleiding van de assistenten die de deskundigheid missen om obstetrische en gynaecologische medische zorg te verlenen van specialistisch niveau. Op grond hiervan is per 1 januari 2007 uit de inspectie van oordeel dat het onder de huidige omstandigheden om redenen van veiligheid en gezondheid niet langer verantwoord is dat in het C obstetrische en gynaecologische zorg wordt verleend aan patiënten.'
2.6. Op 3 maart 1994 heeft het Ministerie xxx Xxxxxxx, Volksgezondheid en Cultuur aan verweerster medegedeeld dat binnen drie maanden zodanige maatregelen dienden te worden getroffen dat weer gesproken zou kunnen worden van een verantwoorde zorgverlening, bij gebreke waarvan de erkenning van de afdeling Obstetrie en Gynaecologie zou worden ingetrokken.
2.7. Op 23 maart 1994 heeft het Scheidsgerecht bij wege van arbitraal vonnis uitspraak gedaan in het onder 2.4 genoemde geschil. De vorderingen tot nietigverklaring van de opzegging van de toelatingsovereenkomsten werden daarbij afgewezen.
2.8. Op 24 maart ontstond, na een publikatie in I, in het ziekenhuis grote deining. Vervolgens besloot verweerster het ontslag van eisers ongedaan te maken en met hen en de andere maten principe-afspraken te maken. Deze op 27 maart 1994 gemaakte afspraken hielden o.a. in dat één der maten zou uittreden en dat de maatschap getreden tussen de andere maten zou worden voortgezet. Als uitgangspunt werd opgenomen dat het niet meewerken aan deze oplossing opzegging c.q. effectuering daarvan zou meebrengen. Voorts werden aan de maten verplichtingen opgelegd en H. per 1 januari 2008door hen aanvaard. De omvang aan eisers opgelegde verplichtingen luidden als volgt: – Onvoorwaardelijke aanvaarding bindend advies voor wat betreft: - één maatschap; - volgens normen NVOG; - in beginsel wordt gelijke werkverdeling bevorderd; -externe begeleiding. - richting media. – Voor het overige volledige media stilte zolang over oplossing wordt gesproken. – Onthouden van negatieve informatie richting verwijzers, patiënten en derden.
2.9. Op 31 maart 1994 aanvaardde G de taak van extern begeleider en adviseur met als opdracht de obstetrische en gynaecologische hulpverlening in het ziekenhuis zodanig te structureren dat weer van een verantwoorde zorg sprake kan zijn. Op dat moment waren in het ziekenhuis nog slechts drie gynaecologen werkzaam, te weten eisers en J.
2.10. Op 16 mei 1994 bracht G een interimrapport uit. Daarin constateerde hij o.a. dat bij de drie aanwezige gynaecologen nog slechts zeer gedeeltelijk sprake was van een redelijke vertrouwensrelatie, een respectvolle bejegening van persoon en werkwijze en de wil tot mentaliteitsverandering om te komen tot een collegiale, gesystematiseerde en verantwoorde obstetrische en gynaecologische zorg.
2.11. Bij brief van 19 mei trok verweerster de op 22 november 1993 tegen 23 mei 1994 gedane opzegging officieel in: `Gezien echter de ontwikkelingen die zich op de afdeling gynaecologie hebben voorgedaan sedert het onderzoek van de werkzaamheden van H. binnen Geneeskundige Inspectie en de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten interventie van het F. departement, alsmede de werkafspraken die naar aanleiding daarvan met u zijn gemaakt en gezien de afspraken welke op 27 maart jl. met u tot stand zijn gekomen zal de directie aan eerder vermelde opzeggingen thans geen verdere consequenties verbinden. Die opzegging wordt derhalve hierbij ingetrokken. Het spreekt xxxxxxx dat de directie zich te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’allen tijde het recht voorbehoudt tot nieuwe maatregelen jegens u indien daartoe aanleiding zou bestaan. De totstandkoming directie vertrouwt er echter op dat uw inzet er blijvend op zal zijn gericht een goede gang van zaken op de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste afdeling gynaecologie van de Stichting G. B. M. S. F.te waarborgen.'
2.12. Begin juni besloot G tot een andere aanpak van de bestaande conflictsituatie. Hij wilde de relatieproblematiek (controversen tussen personen) en de inhoudelijke problematiek (protocollen enz.) gescheiden benaderen en aanpakken. In overleg met de directie is vervolgens externe psychologische advisering aangezocht uit de vakgroep medische psychologie van het K.
2.13. Op 30 juni 1994 hebben twee medisch psychologen gesprekken gevoerd met de drie gynaecologen afzonderlijk. In hun rapport aan G merken zij o.a. op: `In de ogen van B en A is J iemand die zich vastklampt aan regels en daar rigide mee omgaat. Hij is bovendien in hun ogen niet vaardig in de communicatie met patiënten en de eerste lijn. Daarbij komt dat hij in hun visie een zoveel lager werktempo heeft, aldus eveneens artikel 11.4dat hij een veel lagere omzet maakt bij een gelijke winstdeling. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomenJ ziet in B en A specialisten bij wie geld boven kwaliteit gaat. Daarom zien zij veel meer patiënten, omdat opereren zij meer en houden zij zich onvoldoende aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging landelijke richtlijnen van de financieringssystematiek Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (bijv. door op oneigenlijke gronden op verzoeken van medisch specialistische zorg patiënten en de eerste lijn in te gaan).' B en A – aldus het rapport – verwachten niets meer van welke interventie dan ook die zou moeten leiden tot een effectieve samenwerking met J en ook J geeft aan weinig mogelijkheden voor de toekomst te zien. De beide psychologen komen tot de slotconclusie dat er geen basis aanwezig is voor een duurzame en vruchtbare samenwerking in de Holding per 1 januari 2008 opgeheventoekomst.
2.3 2.14. Bij brief van 22 februari 1996 16 juli 1994 bood G zijn eindrapport aan de directie aan. In die brief schrijft hij o.a.: `Daar juist het collectief van gynaecologen in staat moet zijn verantwoorde en optimale kwaliteit van zorg te leveren kan het niet anders zijn dan dat het collectief aansprakelijk wordt en ook is gesteld voor het ontbreken daarvan. Vandaar dat ondergetekende als extern begeleider alle aandacht gewijd heeft aan en veel energie gestoken in de aanpak van het disfunctioneren van het collectief. De eindrapportage van deze bemoeienis levert helaas de teleurstellende constatering op dat door onwil tot samenwerken, de persoonlijke tegenstellingen en het niet bij te leggen verschil in attitude, samenwerken op een duurzame en vruchtbare wijze nu en in de toekomst niet mogelijk is en derhalve verdere begeleiding zinloos.' En verder: `Het ligt dan in de lijn der verwachtingen – af te leiden uit de eerdere uitspraak van WVC –, dat de Geneeskundige Inspectie de enige voor haar nog openstaande weg zal bewandelen nl. die van WVC te adviseren de afdeling obstetrie en gynaecologie te X te sluiten, mits de Directie op korte termijn overgaat tot drastisch ingrijpen in genoemde afdeling. De Directie kan dan niet veel anders meer doen dan het collectief van gynaecologen de toelating tot het C te ontzeggen.'
2.15. Bij brief van 19 juli 1994 heeft de toenmalige directie aan eisers de toelatingsovereenkomst wegens gewichtige redenen opgezegd met ingang van het F. 21 januari 1995. Refererend aan het bestuur rapport van G wordt in die brief opgemerkt: `De conclusies uit het rapport van G, ondersteund door de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – rapportage van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschiltweetal psychologen, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan zeer gebrekkige samenwerking tussen de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug thans aan het ziekenhuis verbonden gynaecologen irreparabel is, hebben wij met diepe teleurstelling ontvangen. Zoals u weet heeft G zijn opdracht eerst aanvaard nadat in het laatste weekend van maart een aantal maatregelen waren genomen teneinde het voortbestaan van de afdeling Obstetrie en verkrijgt weer Gynaecologie te verzekeren. Aanvankelijk was er het vertrouwen dat de toen ingezette weg, die reeds was vooraf gegaan door maatregelen naar aanleiding van het rapport van de Geneeskundige Inspectie van eind februari 1994, zou leiden tot een hersteld vertrouwen tussen de gynaecologen onderling en degenen waarmede zij werken alsmede tot herstel van de kwaliteit van de zorg op de afdeling. Onder die omstandigheden heeft de directie er voor gekozen aan een eerdere opzegging d.d. 22 november 1993 van de toelatingsovereenkomst met u geen verdere consequenties te verbinden, echter wel zich het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een voorbehouden nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over maatregelen te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessiejegens u indien daartoe aanleiding zou bestaan.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Opzegging Toelatingsovereenkomsten
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 1 januari 2002 Eisers zijn allen verloskundige in de regio Z.. De stichting exploiteert twee ziekenhuizen, één in de regio Z. en één in S..
2.2 Tussen partijen bestaat een contractuele verhouding krachtens welke de verloskundigen onder eigen verantwoordelijkheid op de verloskundige afdeling van het ziekenhuis in Z. of S. of in het zogeheten Y te S. (poliklinische) bevallingen mogen verrichten onder de in de overeenkomst opgenomen voorwaarden. De stichting heeft zich verbonden naar vermogen de patiënten die zich in dit verband aan haar zorg toevertrouwen, te behandelen (artikel 3.1). Voorts moet de stichting de verloskundigen naar vermogen ruimte en outillage en personeel ter beschikking stellen en hun gelegenheid verschaffen de poliklinische werkzaamheden op de afdeling verlos- kunde van het ziekenhuis te verrichten (artikel 3.2). Ingevolge artikel 3.8 is A. ontstaan de stichting gehou- den tijdig het voorgenomen besluit tot sluiting van de afdeling verloskunde aan de verloskundi- gen te melden.
2.3 De verloskundigen maken in de praktijk (vrijwel) uitsluitend gebruik van de faciliteiten van de ziekenhuislocatie te Z. in verband met de afstand van hun werkgebied tot dit ziekenhuis.
2.4 De stichting ervaart grote problemen in het aanbieden van de vereiste verloskundige zorg op twee locaties in de komende vakantieweken. Er is sprake van onvoldoende personeel als gevolg van het vertrek van personeelsleden en het niet tijdig kunnen vervangen daarvan en van een fusie tussen het F. Ziekenhuis toch al beperkte bezetting tijdens de vakantie. Voorts zijn in Z. onvoldoende kinderartsen be- schikbaar.
2.5 De stichting heeft op 5 juli 2010 aan de verloskundigen medegedeeld dat zij voornemens was de afdeling verloskunde met ingang van maandag 12 juli in Z. gedurende drie weken te sluiten. Na heropening zal de sluiting in Z. direct gevolgd worden door een sluiting van de afdeling ver- loskunde in S., eveneens voor een periode van drie weken.
2.6 De stichting stelt zich op het standpunt dat de onderbezetting van de afdeling verloskunde (bij beide ziekenhuislocaties) niet op een andere aanvaardbare wijze het hoofd kan worden gebo- den. De stichting houdt zich daarbij aan de van overheidswege gestelde norm voor een aanrijd- tijd van maximaal 45 minuten. Door de beide afdelingen opeenvolgend te sluiten wordt be- werkstelligd dat sprake is van goede zorgverlening; artsen en medewerkers van beide locaties zijn dan tezamen werkzaam bij de geopende locatie waardoor per saldo sprake is van een ade- quate bezetting. Voor zeer spoedeisende hulp blijft zorgverlening door de (gesloten) zieken- huisafdeling mogelijk.
2.7 De verloskundigen hebben aangevoerd dat de stichting zich schuldig maakt aan toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar contractuele verplichtingen omdat het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen besluit onzorg- vuldig is genomen, onvoldoende is gekeken naar alternatieve mogelijkheden terwijl daarover onvoldoende tijdig overleg heeft plaatsgevonden met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehadverloskundigen. In januari 2008 Daardoor zijn de maatschappen gynaecologie ver- loskundigen niet in staat om te zoeken naar adequate alternatieven. Zij vrezen voor het welzijn van hun patiënten omdat het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. niet verantwoord is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden om in geval van eerder overlijdenspoed naar het ziekenhuis te S. te gaan vanwege de aanrijdtijd. Daarnaast zal noodgedwongen op voorhand besloten moeten worden tot veel meer poliklinische bevallingen in S. teneinde dit risico zoveel mogelijk te ver- mijden. Het gevolg van het besluit is bovendien dat patiënten tegen hun wens in elders zullen moeten bevallen, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste waardoor de geboorteplaats van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4kinderen een andere is dan gewenst en er onaanvaardbare stress optreedt bij de patiënten. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging De verloskundigen zullen financiële problemen ondervinden van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is tijdelijke sluiting omdat zij in veel gevallen (als zij hun patiënten willen begeleiden naar S.) waarneming zullen moeten regelen. Dit financiële belang hebben de Holding per 1 januari 2008 opgehevenverlos- kundigen evenwel niet aan hun vordering in kort geding ten grondslag gelegd. Xxxxxx stellen zich met name op het standpunt dat de patiëntenzorg in gevaar komt door de voorgenomen maatregelen.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. 2.8 De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stichting stelt zich op het standpunt dat zij aan de overeenkomst voldoet door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden aanbieden van de goodwillrechten verbonden in artikel 3.2 bedoelde faciliteiten op de locatie S.. Voorts is er – zeker in dit stadium – geen aanvaardbaar alternatief voor adequate patiëntenzorg denkbaar. Pas eind juni is aan de stichting duidelijk geworden dat sprake was van een zodanig personeelsprobleem dat, bij het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming openhouden van de raad beide afdelingen, sprake zou zijn van bestuur een ontoereikende bezetting om ade- quate zorg te kunnen garanderen. Om die reden is op vrijdag 2 juli 2010 een start gemaakt met het maken van eisereseen draaiboek “verloskunde zomer 2010” welk draaiboek op maandag 5 juli 2010 is afgerond waarna de verloskundigen in Z. zijn ingelicht. Xxxxxxx verwijt verweerders Op 6 en 7 juli 2010 heeft an- dermaal overleg plaatsgevonden. In het draaiboek is rekening gehouden met de positie van de verloskundigen. Zo is sprake van een compensatieregeling (in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingengeval van inkomstenderving) terwijl daarnaast een opeenvolgende sluiting van beide locaties inhoudt dat de verloskundigen in het gebied Z. en S. in gelijke zin getroffen worden. Een alternatieve regeling, zoals vastgelegd waarbij de lo- catie in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, Z. zes weken zou openblijven en de financiële belangen van eisereslocatie te S. zes weken zou dichtgaat, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders is niet denk- baar omdat in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat Z. sprake is van ongerechtvaardigde verrijking een onderbezetting van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant kinderartsen en de praktijk kinderartsen in S. niet bereid zijn om zes weken lang in Z. te werken. Bovendien zou een dergelijke oplossing geen recht doen aan andere belangen van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessieandere betrokkenen.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per 1 januari 2002 Eiser, die is A. ontstaan als gevolg geboren op 30 maart 1957 en thans dus 56 jaar oud is, is vrijgevestigd orthopeed. Hij is op basis van een fusie tussen het F. Ziekenhuis toelatingsovereenkomst werkzaam in Z. en het G Ziekenhuis een kliniek van verweerster in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak Y. die is gericht op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008medisch-specialistische bewegingszorg, waaronder heupchirurgie. De omvang toelatingsovereenkomst dateert van 29 november 2010. Xxxxx is in juni 2011 begonnen met zijn werkzaamheden in de werkzaamheden van H. binnen de maatschap kliniek. Voordien was hij gedurende de laatste vele jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichttewerkzaam in het E. te X.. Daar had hij zich gespecialiseerd in heupoperaties.
2.2 Op 20 december 1995 hebben Voordat hij instemde met de vrijgevestigde medisch specialisten toelatingsovereenkomst heeft eiser met verweerster gesproken over het gebruik door de kliniek van protheses van het F. merk F.. Hij heeft zijn voorkeur uitgesproken voor andere protheses. Verweerster heeft op een later moment te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als kennen gegeven dat zij de ‘Holding’. De totstandkoming F.-protheses bleef gebruiken.
2.3 Artikel 24 van de Holding hield verband met landelijke afspraken toelatingsovereenkomst betreft de mogelijkheid van destijds, die onder meer inhielden opzegging van de overeenkomst door verweerster. Volgens lid 1 zal opzegging slechts plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard dat redelijkerwijs van verweerster niet gevergd kan worden de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijdsovereenkomst te continueren. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst lid 3 is bepaald dat het bestuur (van verweerster) niet tot opzegging overgaat dan nadat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging medisch specialist, de maatschap/vennootschap of het samenwerkingsverband waarvan de specialist deel uitmaakt, en het stafbestuur zijn gehoord. Artikel 27 van de overeenkomst voorziet, voor zover thans van belang, in de bevoegdheid van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat Scheidsgerecht ten aanzien van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste “[a]lle geschillen welke mochten ontstaan naar aanleiding van de Stichting G. B. M. S. F.onderhavige overeenkomst, aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting dan wel van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging nadere regelingen die daaruit voortvloeien”.
2.4 Na verloop van de financieringssystematiek eerste zes maanden na de aanvang van medisch specialistische zorg eisers werkzaamheden in de kliniek van verweerster is vastgesteld dat in de Holding per 1 praktijk van eiser (in elk geval) het aantal heupluxaties groter was dan verwacht mocht worden en gebruikelijk is. Bij de desbetreffende heupoperaties is gebruikgemaakt van zogeheten totale heupproteses van F.. Xxxxx is hierop door zijn collega-orthopeden aangesproken in een bespreking op 18 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 2012. Hij heeft de toenmalige directie van bij die gelegenheid te kennen gegeven het F. te hoge aantal complicaties niet te kunnen verklaren. Er zijn enkele afspraken gemaakt over monitoring door zijn collega’s en melding aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijkverweerster.
2.5 Hoewel In een bespreking op 10 april 2012 is aan xxxxx opnieuw voorgehouden dat het aantal heupluxaties bij hem te hoog was. Het bestuur heeft, na hierover te zijn geïnformeerd, aan de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen eveneens aan de kliniek verbonden orthopeden G. en H. voor optie 1gevraagd een (intern) onderzoek uit te voeren. Dit betekende dat H. nakoming Tezamen met D. worden zij als de founding othopeden van de goodwillgarantie verlangdekliniek aangeduid. Hij heeft per 1 augustus 2008, G. en H. hebben op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, 10 mei 2012 een rapport uitgebracht met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komentitel “Kwaliteitsbewaking orthopedische zorg B.- kliniek”. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake dit rapport is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van meer het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.volgende vermeld:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. in conventie en in reconventie
2.1 Per 1 januari 2002 Eiser, thans 55 jaar oud, is A. ontstaan werkzaam als gevolg van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op vrijgevestigd medisch specialist (persoonlijkeinternist- endocrinoloog) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij brief van 22 februari 1996 heeft de toenmalige directie van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van bij het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak sinds 1993, en wel op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niettoelatingsovereenkomst. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantieDeze overeenkomst, die tot uitbetaling komt als voor het laatst is vernieuwd op 16 februari 2012, houdt onder meer het volgende in. - Artikel 18 bepaalt dat de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan instelling – in dit geval dus het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aanwijzingen aan de medisch specialist kan geven omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. - Artikel 23 houdt in dat de instelling de overeenkomst door opzegging kan beëindigen, onder meer indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt door gebrek aan samenwerking van de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar binnen het ziekenhuis voortzetting van zijn werkzaamheden redelijkerwijs van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen instelling niet kan worden gevergd (lid 1, onder c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de oorspronkelijke goodwill en instelling niet kan worden verlangd de huidige goodwill aan overeenkomst met de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de ongewijzigd in 1995 ingebrachte waardestand te houden (lid 1, onder f). Indien de huidige waarde meer is, behoudt - Artikel 26 (“Goodwill”) bepaalt dat de medisch specialist daarvan 100% en betaalt het recht heeft goodwill te bedingen bij de overname van zijn medisch specialistische praktijk uitgeoefend in de instelling, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. Hieraan is toegevoegd dat het ziekenhuis hierin geen partij is. - Artikel 27 bevat een concurrentiebeding. In lid 5 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de medisch specialist die na het beëindigen van de overeenkomst een bedrag gelijk goodwillvergoeding ontvangt voor de overdracht van zijn praktijk aan 2,5% een opvolger, zich gedurende een periode van twee jaren onthoudt van directe participatie in een zorgaanbod buiten de instelling dat concurreert met de overgedragen praktijk. Hiervan is sprake indien de medisch specialist zich gedurende die termijn binnen het adherentiegebied van de instelling vestigt.
2.2 Eiser is lid van de maatschap Interne Geneeskunde MDL (hierna: de maatschap). De maatschap bestaat thans uit 22 leden en is sinds enkele jaren ingedeeld in vijf clusters. Xxxxx maakt deel uit van het gegarandeerde bedrag per cluster endocrinologie/algemene infectieziekten, dat vier leden telt, onder wie zijn collega dr. D. (hierna: D.), die ook al sinds ongeveer twintig jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar deel uitmaakt van de praktijk.
2.5 Hoewel maatschap. Xxxxx is gedurende vele jaren belast geweest met opleidingswerkzaamheden en heeft in dat verband vele nevenfuncties buiten de instelling van het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaarziekenhuis bekleed. Met een akte brief van cessie gedateerd 21 september 2011 18 juli 2012 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van het ziekenhuis de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel toelatingsovereenkomst met eiser opgezegd. Hieraan ging onder meer het volgende vooraf.
2.3 In mei 2009 heeft xxxxx in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--een vertrouwelijk gesprek met X., die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht toen ongeveer een jaar voorzitter (en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming enig lid) van de raad van bestuur was, melding gemaakt van eiseresmogelijk disfunctioneren van D.. C. heeft aan eiser geheimhouding toegezegd en heeft vervolgens vertrouwelijk een onderzoek laten verrichten op basis van dossiers die eiser hem beschikbaar had gesteld; xxxxx had twintig dossiers aangeleverd, waarvan er dertien zijn onderzocht. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende Het onderzoek is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessie.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is uitgevoerd door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel gewordeninternisten prof. Evenmin bestaat voor hendr. E. en dr. F.. Hun rapport van 23 juli 2009, verweerdershierna ook: het rapport E., een verplichting om vermeldt onder meer het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegdvolgende: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.Vertrouwelijk
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per Eiser is sedert 1 januari 2002 is A. ontstaan 2003 als gevolg orthopedisch chirurg werkzaam in het door verweerster geëxploiteerde ziekenhuis, laatstelijk op grond van een fusie tussen het F. Ziekenhuis in Z. en het G Ziekenhuis in X. Verweerders maakten samen met de gynaecoloog X. en later ook met de gynaecoloog I. deel uit Toelatingsovereenkomst van de maatschap gynaecologie binnen het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehad. In januari 2008 zijn de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008. De omvang van de werkzaamheden van H. binnen de maatschap was gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en later door werkzaamheden die hij, met goedvinden van verweerders, elders verrichtte25 mei 2009.
2.2 Op 20 december 1995 hebben Het ziekenhuis van verweerster is een fusieziekenhuis. Pas twaalf jaar na de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als fusie zijn, op 1 mei 2010, na bemiddeling door Bureau J. de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekochttot dan toe bestaande maatschappen orthopedie samengevoegd. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. In verband met de wijziging van de financieringssystematiek van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgehevenmaatschap bestaat naast eiser thans uit vier andere orthopeden.
2.3 Bij In 2007 is eiser door verweerster aangesproken op het feit dat hij tijdens werkzaamheden zijn geduld verloor, over welk gedrag medewerkers van verweerster zich hadden beklaagd. In een brief van 22 februari 1996 heeft 14 september 2007, ondertekend door de toenmalige directie van het F. aan het bestuur voorzitter van de Holding Raad van Bestuur en de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% voorzitter van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 medische staf, is toegetreden als lid van de Holdingaan eiser bevestigd dat hij beterschap heeft beloofd.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar juni 2009 hebben medewerkers van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet poli en het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill secretariaat zich beklaagd over onheuse gedragingen en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder uitlatingen van eiser. Onduidelijk is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer isof en zo ja, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% welke actie naar aanleiding van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist die klacht is weer volledig eigenaar van de praktijkondernomen.
2.5 Hoewel Op 14 en 22 oktober 2010 hebben zich incidenten voorgedaan op de poli. Op 14 oktober 2010 heeft xxxxx het programma stilgelegd omdat hij vond dat de voorkeur van eiseres had dat alle leden van medewerkers kwalitatief onvoldoende werk afleverden. Na een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming in de ogen van de goodwillgarantie verlangdeteamleider prettig gesprek is de samenwerking daarna verder goed verlopen. Op 22 oktober 2010 is eiser volgens dezelfde teamleider “volledig uit zijn dak gegaan”. In een e-mail van diezelfde dag beklaagt zij zich erover dat het moeite kost mensen te vinden die nog met eiser willen samenwerken.
2.6 Volgens xxxxx heeft verweerster aan hem opgelegd dat hij moest meewerken aan een mediationtraject. Verweerster heeft in november 2010 Bureau J. de volgende opdracht gegeven:
2.7 Dr. K. en mr. drs. X. xxx Xxxxxx X. hebben in november en december 2010 en in januari 2011 gesprekken gevoerd met diverse ziekenhuismedewerkers en orthopeden.
2.8 In de eerste dagen van december 2010 heeft zich een aanvaring voorgedaan tussen eiser en mevrouw X., lid van de Raad van Bestuur, over de door xxxxx in e-mailverkeer gebezigde toon. Ook anderen beklagen zich over een weinig respectvolle bejegening door eiser in e- mailverkeer.
2.9 Eiser stelt dat hij zich, na een gesprek op 8 december 2010 met X., heeft gerealiseerd dat hij zijn gedrag, houding en bejegeningswijze aanmerkelijk zou moeten wijzigen. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar het gesprek ervaren als een “eye opener” en na “wake up call”. Xxxxx heeft nadien zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop communiceren en bejegening doelbewust aangepast.
2.10 Op 14 februari 2011 heeft Bureau J. een rapport uitgebracht waarvan de conclusie is dat “het grote probleem eiser is”. Bureau J. geeft aan dat eiser een uitstekend orthopeed met een grote inbreng en inzet is, maar dat zijn structurele driftaanvallen en wijze van communiceren niet langer acceptabel zijn. Bureau X. heeft ook kritiek op een andere orthopeed, M.. Hem worden een ongeïnteresseerde houding, nonchalance en slechte communicatie verweten. De geïnterviewden hebben de indruk dat hij de “kantjes er vanaf loopt”. In het rapport van Bureau J. is een plan van aanpak opgenomen: eiser moet zijn driftaanvallen onder controle zien te krijgen, zo nodig met hulp van een coach. Daarnaast mag hij zich niet meer met de organisatie bemoeien (schriftelijk noch anderszins). Hij is niet meer de leider van de goodwillverplichtingorthopeden en mag zich uitsluitend nog inhoudelijk met het vak bemoeien. Dit bedrag vormt Ook X. moet zijn gedrag veranderen, zijn operaties beter voorbereiden, terwijl hij frequent overleg moet hebben met de contant gemaakte waarde OK. Orthopeed X. xxx de leider en de woordvoerder van de afkoopverplichting bij orthopeden worden. Ter controle zal gedurende een jaar driemaandelijks een 360°-scan worden verricht ten aanzien van alle orthopeden. Daarbij heeft Bureau J. benadrukt dat niet alleen de leeftijd van 65 jaarorthopeden, maar ook “het ziekenhuis” onder een vergrootglas moet worden gelegd. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake Er moeten reële targets gesteld worden ter verbetering van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel werkwijze en de werksfeer. Een eerste target zou in de gemeenschappelijke praktijk beleving van Bureau J. de uitbreiding van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaaldmet een vijfde orthopeed kunnen zijn. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden Daarnaast zal een van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel adviseurs van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in Bureau J. de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger van de uittredend specialist. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, op de recente, onder 2.5 vermelde cessiemaandelijkse maatschapsvergaderingen begeleiden.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Scheidsgerecht Gezondheidszorg
Samenvatting van het geschil. 2.1 Per Eiser is sedert 1 januari 2002 is A. ontstaan als gevolg september 1983 op basis van een fusie toelatingsovereenkomst als cardioloog werkzaam in de (aanvankelijk twee) ziekenhuizen van B. Hij oefent de praktijk uit in maatschapsverband met twee andere cardiologen, F en G.
2.2 De samenwerking tussen de drie cardiologen verloopt al gedurende vele jaren moeizaam. In hun onderlinge verhoudingen deden zich voortdurend spanningen en problemen voor. In 1994 zijn afspraken gemaakt over herstructurering van de maatschap. Vanaf 1995 vindt begeleiding plaats. In 1996 dreigde een ontbinding van de maatschap. De hulp van een door de maatschap aangetrokken mediator is na korte tijd weer gestaakt.
2.3 De Commissie Kwaliteit van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVvC) heeft de afdeling cardiologie op 28 oktober 1996 gevisiteerd. In de conclusies van haar rapport wordt onder meer vermeld dat er “hard en medisch inhoudelijk over het F. Ziekenhuis algemeen goed” wordt gewerkt, doch dat het medisch beleid niet altijd consistent is, er geen overzichtelijke statusvoering plaatsvindt en dat de communicatie binnen de maatschap zeer te wensen overlaat. De commissie vermeldt in Z. haar rapport dat de kwaliteit van het medisch handelen onder spanning staat. De commissie doet een aantal aanbevelingen en besluit tot een hervisitatie na één jaar. Deze visitatie vindt uiteindelijk plaats op 18 maart 1998. Geconstateerd wordt dat er in vergelijking tot de vorige visitatie geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden. Hoewel de individuele cardiologen naar het G Ziekenhuis oordeel van de commissie voldoen aan de eisen voor herregistratie, acht zij de werkomstandigheden dermate ongunstig dat het op korte of lange termijn niet uitgesloten is dat zich min of meer ernstige medische fouten zullen voordoen. De commissie vermeldt in X. Verweerders maakten samen met haar rapport een groot aantal kritische opmerkingen, in het bijzonder wat betreft de gynaecoloog X. en later communicatie tussen de cardiologen, doch ook met betrekking tot het ontbreken van protocollen en een gebrekkige statusvoering. Er wordt melding gemaakt van “near accidents”. In een brief van 2 juli 1998 spreekt het dagelijks bestuur van de gynaecoloog I. deel NVvC zijn verontrusting uit naar aanleiding van dit rapport van de Commissie Kwaliteit.
2.4 Blijkens een notitie van augustus 1998 wordt vanuit de medische staf van het ziekenhuis een Begeleidingsgroep Cardiologie ingesteld. Deze groep heeft onder meer als opdracht gekregen het begeleiden van de maatschap gynaecologie binnen cardiologie en het voormalige F.. I. heeft nooit aanspraak op (persoonlijke) goodwill gehadimplementeren van de aanbevelingen van de visitatiecommissie. In januari 2008 1999 wordt vastgesteld dat deze begeleiding onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. De raad van bestuur besluit vervolgens een interim-manager, in de persoon van H, als tijdelijk voorzitter van de maatschap cardiologie aan te stellen. Bij brief van 17 maart 1999 wordt aan de cardiologen meegedeeld dat tot beëindiging van hun toelating zal worden overgegaan, indien niet binnen drie maanden na 1 april 1999 blijkt dat door deze maatregel verbeteringen zijn opgetreden.
2.5 H merkt in zijn concept voortgangsrapportage van 19 mei 1999 ten aanzien van eiser onder meer op dat de maatschappen gynaecologie spanningen rond hem vrijwel uitsluitend te maken hebben met de kwaliteit van zijn medisch handelen: niet ingevulde statussen, chaotische correspondentie, onjuiste opname-indicaties, missers in diagnostiek en therapie. Daarnaast speelt, volgens deze rapporteur, de vergeetachtigheid van eiser een rol, evenals zijn gedrag wanneer hij wordt aangesproken op zijn handelen. Op 26 mei 1999 wordt tijdens een bespreking van deze rapportage afgesproken dat eerst het vakinhoudelijk handelen van xxxxx in beeld zal worden gebracht. H handhaaft zijn conclusies in een definitief rapport van 4 juni 1999.
2.6 In de periode van maart/mei 1999 zijn drie FONA-meldingen binnengekomen met betrekking tot eiser. Twee daarvan zijn door de directeur patiëntenzorg D op 10 juni 1999 aan eiser voorgelegd. D heeft eiser aangeraden medische hulp te vragen. Xxxxx heeft zich vervolgens ziek gemeld. Hij heeft de praktijk daarna niet meer hervat.
2.7 De advocaat van xxxxx heeft bij brief van 17 juni 1999 aan H bericht dat xxxxx niet instemt met een - aangekondigd - onderzoek naar zijn functioneren als cardioloog. Op 7 juli 1999 verschijnt de eindrapportage van H waaruit blijkt dat alle cardiologen behalve xxxxx bereid zijn mee te werken aan een vakinhoudelijk onderzoek. Op 9 juli 1999 wordt aan eiser meegedeeld dat het hem niet zonder meer is toegestaan zijn werkzaamheden in het ziekenhuis te hervatten. Daarna volgt schriftelijk en mondeling contact tussen de raadsman van eiser en het bestuur van het voormalige F. en ziekenhuis, in het G. formeel gefuseerd. I. is per 1 januari 2007 uit de maatschap getreden en H. per 1 januari 2008bijzonder met betrekking tot het voorgenomen onderzoek naar het functioneren van eiser die ten slotte in september 1999 een spoedvoorziening bij het Scheidsgerecht heeft gevraagd onder meer strekkende tot stopzetting van voormeld onderzoek. De omvang vorderingen van eiser zijn bij bindend advies van 17 september 1999 door de werkzaamheden Voorzitter van H. binnen het Scheidsgerecht afgewezen. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de maatschap inhoud van dat bindend advies.
2.8 B heeft -nadat daarover nog enige correspondentie met de raadsman van xxxxx was gedurende gevoerd- opdracht gegeven tot een onafhankelijk onderzoek naar het functioneren van (de laatste jaren van zijn lidmaatschap geringer dan voordien; eerst leden van) de Vakgroep Cardiologie. Het onderzoek is uitgevoerd door een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid commissie bestaande uit I, senioradviseur bij J, K, emeritus-hoogleraar cardiologie, en later L, cardioloog. Als secreatris en medeonderzoekster trad op M. De onderzoekscommissie is in december 1999 met haar werk begonnen en heeft in maart 2000 een rapport uitgebracht dat in het geding is gebracht. In dat uitvoerig gedocumenteerde en gemotiveerde rapport wordt ernstige kritiek geleverd op alle cardiologen, in het bijzonder wat hun gebrek aan samenwerking betreft en de onwil of onmacht om daarin verbetering te brengen. Met betrekking tot eiser komt de commissie tot het oordeel dat diens praktijkvoering medisch onaanvaardbaar is. De commissie meent dat diens jarenlang medisch-disfunctioneren door werkzaamheden die hijzijn omgeving is toegedekt en opgevangen, met goedvinden waaraan de enorme inzet, betrokkenheid en sympatieke persoonlijkheid van verweerders, elders verrichtteeiser hebben bijgedragen. Een terugkeer van eiser als cardioloog acht de commissie “onverantwoord en onmogelijk”.
2.2 Op 20 december 1995 hebben de vrijgevestigde medisch specialisten van het F. te Z. een maatschapsovereenkomst (een ‘overkoepelende ziekenhuismaatschap’) gesloten die aangeduid wordt als de ‘Holding’. De totstandkoming van de Holding hield verband met landelijke afspraken van destijds, die onder meer inhielden dat de minister zou afzien van tariefkortingen als er lokaal tripartite raamovereenkomsten gesloten zouden worden tussen ziekenhuis en vrijgevestigde medisch specialisten enerzijds en ziektekostenverzekeraars anderzijds. In artikel 11.4 van deze maatschapsovereenkomst is bepaald dat de Holding geen goodwill is verschuldigd na beëindiging van het lidmaatschap omdat de goodwill per afzonderlijke overeenkomst tussen de Holding of haar leden en het F. zal worden afgekocht. Deze afkoop houdt in dat van nieuwe leden geen goodwillbedrag kan worden gevorderd. Medisch specialisten die uittreden op 60- of 65-jarige leeftijd, of hun nabestaanden in geval van eerder overlijden, kunnen aanspraak maken op een goodwilluitkering ten laste van de Stichting G. B. M. S. F., aldus eveneens artikel 11.4. Tot oprichting van laatstgenoemde stichting is het nooit gekomen, omdat aan de door (de rechtsvoorgangster van) eiseres gestelde voorwaarden voor financiering niet was voldaan. 2.9 In verband met het voornemen van B om de wijziging toelatingsovereenkomst met eiser op te zeggen, is deze op 12 mei 2000 uitgenodigd om te worden gehoord. De raadsman van eiser heeft op 6 juni 2000 bericht dat eiser om medische redenen niet in staat is te worden gehoord en hij heeft verzocht de hoorzitting aan te houden. B is op dit verzoek niet ingegaan. Op 29 juni 2000 heeft een vergadering van de financieringssystematiek medische staf plaatsgevonden waarin de opzegging van medisch specialistische zorg is de Holding per 1 januari 2008 opgeheven.
2.3 Bij toelatingsovereenkomst met eiser op de agenda stond. De medische staf is, in grote meerderheid, akkoord gegaan met deze opzegging die vervolgens heeft plaatsgevonden bij brief van 22 februari 1996 heeft 30 juni 2000. De opzegging is onder verwijzing naar de toenmalige directie inhoud van het F. aan het bestuur van de Holding de garantie van het ziekenhuis bevestigd om 75% van de goodwillaanspraak op basis van het jaar 1994 uit te keren bij het bereiken van de 65rapport-jarige leeftijd – of eerder bij overlijden – van een specialist die op 20 december 1995 is toegetreden als lid van de Holding.
2.4 In het toenmalige G. bestond een dergelijke goodwillregeling niet. Bij de fusie is gezocht naar een oplossing voor dit verschil, dat een obstakel vormde voor de fusie. Aan de medisch specialisten in het F. is in 2004 de keuze geboden tussen twee opties met varianten:
1) de medisch specialist behoudt de goodwillgarantie, die tot uitbetaling komt als de specialist 65 jaar wordt, waarbij eiseres gerechtigd is tot de aan dat praktijkdeel verbonden goodwill, of:
2) de medisch specialist geeft de garantie terug aan het ziekenhuis en verkrijgt weer het recht om de praktijk zelf te verkopen en de goodwill te incasseren. Bij optie 2 – ook genoemd de ‘verscheurvariant’ – kon gekozen worden uit twee verschillende zogeheten vangnetconstructies, die door eiseres als volgt zijn beschreven:
A. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 50%. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
B. Het ziekenhuis voldoet het verschil tussen de oorspronkelijke goodwill en de huidige goodwill aan de medisch specialist indien de huidige waarde minder is dan de in 1995 ingebrachte waarde. Indien de huidige waarde meer is, behoudt de medisch specialist daarvan 100% en betaalt de medisch specialist een bedrag gelijk aan 2,5% van het gegarandeerde bedrag per jaar aan het ziekenhuis. De medisch specialist is weer volledig eigenaar van de praktijk.
2.5 Hoewel het de voorkeur van eiseres had dat alle leden van een en dezelfde maatschap dezelfde keuze maakten, was dit niet verplicht. Verweerders hebben voor optie 2 gekozen en H. voor optie 1. Dit betekende dat H. nakoming van de goodwillgarantie verlangde. Hij heeft per 1 augustus 2008, op de leeftijd van 56 jaar en na zijn uittreden uit de maatschap, met eiseres overeenstemming bereikt over een afkoopsom. Xxxxxxx heeft aan X. het bedrag van € 108.637,-- betaald bij wijze van afkoop van de goodwillverplichting. Dit bedrag vormt de contant gemaakte waarde van de afkoopverplichting bij de leeftijd van 65 jaar. Met een akte van cessie gedateerd 21 september 2011 heeft X. zijn vordering op verweerders ‘terzake van de goodwill die verbonden is aan zijn aandeel in de gemeenschappelijke praktijk van de maatschap gynaecologie Z.’ aan eiseres overgedragen voor de som van € 108.637,--, die eind 2008 aan hem was betaald. Deze overdracht is geschied onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat de vordering in kwestie nog geen deel uitmaakt van het vermogen van eiseres.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door voldoening van het met X. xxxxxxxxxxxxxx bedrag eigenaar is geworden van de goodwillrechten verbonden aan het praktijkaandeel van H.. Zij heeft verweerders verzocht en later gesommeerd het bedrag van € 108.637,-- aan haar, eiseres, te vergoeden, nu verweerders in de fusiemaatschap gynaecologie ook het daar achtergebleven praktijkdeel van H. uitoefenen. Eiseres stelt dat verweerders een nieuwe maatschapsovereenkomst hebben gesloten zonder de vereiste instemming van de raad van bestuur van eiseres. Xxxxxxx verwijt verweerders in strijd te hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, zoals vastgelegd in hun respectieve toelatingsovereenkomsten, en de financiële belangen van eiseres, ondanks schriftelijke waarschuwingen dienaangaande, te hebben veronachtzaamd. Voorts acht eiseres het handelen van verweerders in strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu verweerders beschikken over een praktijkaandeel zonder daarvoor enige vergoeding te hebben betaald, terwijl eiseres rechthebbende is tot de waarde van dat praktijkdeel. Daarbij beroept eiseres zich ook op de financiële bijdragen die zij heeft geleverd aan verweerders als inkomensgarantie na de fusie en op haar inspanningen om tot een fusiemaatschap gynaecologie te komen. In de derde plaats stelt eiseres dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van verweerders, nu dezen een praktijkdeel hebben kunnen exploiteren zonder daarvoor enige vergoeding aan eiseres te betalen. In de vierde plaats stelt eiseres dat verweerders door te weigeren de verzochte vergoeding te betalen, in strijd handelen met de regel dat ieder bedrag dat eiseres J gedaan op grond van de goodwillgarantie aan een medisch specialist betaalt, wordt terugbetaald door hetzij de fusiemaatschap hetzij de opvolger in art. 19 van de uittredend specialistovereenkomst bedoelde gewichtige redenen van zodanig klemmende aard dat redelijkerwijs van het bestuur niet gevergd kan worden dat de overeenkomst wordt voortgezet. In de vijfde plaats stelt eiseres dat verweerders hun recht hebben misbruikt door zelf te kiezen voor de verscheurvariant en de praktijk van hun toenmalige collega X., die voor optie 1 had gekozen, feitelijk over te nemen en te exploiteren. In de zesde plaats beroept eiseres zich, voor zoveel nodig, Daarbij heeft B een beroep gedaan op de recente, redenen als omschreven onder 2.5 vermelde cessiea en b van deze bepaling:
a) wanneer de specialist op ernstige wijze zijn contractuele plichten veronachtzaamt en b) wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of de geschiktheid blijkt te bezitten zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten.
2.7 Verweerders reageren als volgt op de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. Zij staan volledig buiten de vertrekregeling die eiseres met hun voormalige compagnon X. is overeengekomen. Zij zijn daarin niet gekend en zijn niet betrokken geweest bij de vaststelling van het bedrag van € 108.637,-- dat eiseres in dat verband aan H. heeft betaald. Er is geen grond voor een verplichting van hen om dit bedrag thans aan eiseres te betalen. Met de betaling aan X. heeft eiseres geen uitvoering gegeven aan de goodwillregeling van 1995. Als de goodwillregeling wel van toepassing zou zijn, volgt daaruit geen betalingsverplichting van verweerders jegens eiseres. Eiseres is door de betaling aan X. geen rechthebbende op diens praktijkaandeel geworden. Evenmin bestaat voor hen, verweerders, een verplichting om het aan H. toebehorende praktijkaandeel terug te kopen. Ook de cessie heeft ten opzichte van hen dus geen effect.
2.8 Verweerders betogen verder dat de waarde van de praktijk van X., dan wel diens aandeel in de gehele praktijk, door verschillende factoren geleidelijk vrijwel tot nihil was gedaald (anders gezegd: was ‘verdampt’) op het moment dat hij uit het ziekenhuis vertrok. Hierbij zijn twee gegevens van belang. In de eerste plaats zijn omstreeks 2001-2003 de kinderartsen die werkzaam waren in hetzelfde ziekenhuis als verweerders, uit het ziekenhuis vertrokken. Als gevolg daarvan is de verloskunde uit het ziekenhuis verdwenen. Daardoor is de omzet van de praktijk van de gynaecologen aanzienlijk afgenomen. Ter compensatie voor dit omzetverlies heeft eiseres aan verweerders tot en met 2005 een inkomensgarantie geboden. Na de fusie van de maatschappen gynaecologie van het voormalige F. en het G. in januari 2008, hebben verweerders zich moeten inkopen in de fusiemaatschap gynaecologie. In de tweede plaats is de feitelijke werkzaamheid van H. in de gezamenlijke praktijk gedurende de laatste jaren van zijn lidmaatschap van de maatschap sterk gekrompen. Gelet op deze omstandigheden stond het bedrag dat eiseres aan X. heeft betaald, volgens verweerders niet in een reële verhouding tot de werkelijke waarde van de praktijk.
Appears in 1 contract
Samples: Toelatingsovereenkomst