Vraagstelling. In de bovenstaande context van een mogelijks einde van de certificaten- steun in Vlaanderen, wensten VWEA en FEBEG met de voorliggende studie inzicht te krijgen in de volgende vragen:
Vraagstelling. In dit onderzoek is daarom heel breed gekeken naar tijdelijke en structurele mogelijkheden om meer uren te werken (aantrekkelijk te maken) voor werknemers die in cao’s worden genoemd. De vraag die in dit onderzoek centraal staat is: Is er iets opgenomen in cao’s over mogelijkheden om meer uren te werken (aantrekkelijk te maken)? Indien ja, wat is er dan over opgenomen? 5 xxxxx://xxxx.xxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxx- b7d5492a27ca65aade83ea44d4c288e006d385e2/1/pdf/advies-college-voor-de-rechten-van- de-mensgelakt.pdf
Vraagstelling. Als Geschiktheidseis dient de Gegadigde aan tenminste 4 van de 6 gevraagde Kerncompetenties per perceel te voldoen en deze aan te tonen met een of meerdere Referentieopdracht(en) zoals beschreven in hoofdstuk 9.2.1. Als Selectiecriterium wil de gemeente de Gegadigden die per perceel aan meer dan de 4 gevraagde Kerncompetenties voldoen en deze kunnen aantonen met Referentieopdrachten zoals beschreven in 9.2.1., extra punten toekennen.
Vraagstelling. Collegenota In een overleg tussen medewerkers van Provincie, gemeente Heerlen en de gemeente Maastricht en advocatenkantoor Xxxxxxxxx is dit dilemma verkend en zijn de verschillende opties beoordeeld. In dit overleg is duidelijk geworden dat de laatste constructie het meest recht doet aan de feitelijke situatie, goed uitlegbaar is en via een gemotiveerde begunstigende beschikking aan Xonar niet als precedent kan worden aangemerkt door andere organisaties, die tot het RTA zijn toegetreden (bijlage Advies kantoor Xxxxxxxxx) In een overleg tussen medewerkers van Provincie, gemeente Heerlen en de gemeente Maastricht en kantoor Xxxxxxxxx is dit dilemma verkend en zijn de verschillende opties beoordeeld. Daarbij was de conclusie, dat het beter is om de subsidie aan Xonar door gemeenten in combinatie met de subsidie van de provincie aan te merken als een incidentele, eenmalige subsidie gericht op het waarborgen van de continuïteit van Xonar. De toekenningsgrond is dan mede gegeven in de Jeugdwet (het bieden van zorgcontinuïteit door het overeind houden van één van de belangrijkste gespecialiseerde “systeemaanbieders” in de regio en daarop gebaseerde verordening Jeugd en Beleidsplan Jeugd. Daarnaast komt dan een algemene innovatiesubsidieregeling voor andere zorgaanbieders, waarvoor Xonar, zijnde een partij die daarvoor al een (specifieke) subsidie heeft ontvangen, niet meer in aanmerking komt.
Vraagstelling. De bewindvoerder heeft een bewindsbevoegdheid, die zowel het aangaan van verbintenissen voor rekening van het bewindvermogen als het beschikken over de goederen van het bewindvermogen betreft. De keerzijde daarvan is de beschikkingsonbe- voegdheid van de rechthebbende (die dan ook ten aanzien van vragen zoals zijn handelaar- schap in dezelfde positie verkeert als een stille vennoot in een commandaitaire vennootschap of in een vereniging in deelneming). Deze bevoegdheid kent in vele gevallen beperkingen, die onder meer voortvloeien uit de verplichtingen die de bewindvoerder heeft ten aanzien van de rechthebbenden. Het zou evenwel verkeerd zijn deze beperking louter verbintenisrechtelijk te zien. De bevoegdheid om over goederen te beschikken kent in ons recht beperkingen van uiteenlo- pende aard, waarvan de keerzijde wordt gevormd door beschermingsmechanismen van uit- eenlopende aard van de persoon ten wiens gunste deze beperking geldt. De belangrijkste vormen van deze beperkingen zijn a) de beschikkingsonbevoegdheid, d.i. onbevoegdheid omwille van een (ouder) zakelijk of zakelijke werkend recht van een derde, dat in beginsel erga omnes werkt; b) de verplichting niet te doen, verplichting waartegenover een schuld- vordering staat van de belanghebbende aan de schending waarvan derden zich niet mede- plichtig mogen maken; c) de vatbaarheid voor inkorting (en inbreng), keerzijde van erfrech- telijke rechten van reservatairen en andere erfgenamen; d) de nietigheden uit het huwelijks- vermogensrecht, ter bescherming van de andere echtgenoot of het gezin; e) de vatbaarheid voor naasting of erfelijke herkoop bij meerdere vormen van medeëigendom of gemeenschap. Men moet dan ook de vraag stellen wat de aard is van de beperking van de bevoegdheid van de bewindvoerder en dus ook van de bescherming van de rechthebbenden.
Vraagstelling. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Bereken op basis van de CBS-huurenquête 2013 wat de extra huurruimte is die voor commerciële verhuurders ontstaat door de invoering van de boven-inflatoire- en de inkomensafhankelijke huurverhoging en maak een inschatting hoe deze extra huurruimte zich ontwikkelt in de periode 2013 – 2017.
Vraagstelling. De opdrachtgever komt met een specifieke vraag waarbij opdrachtgever en opdrachtnemer, waaronder de architect die de opdracht zal begeleiden, rond de tafel gaan zitten en de opdracht, scope, timing,… zullen bespreken. De vraagstelling moet afgerond kunnen worden binnen de 2 weken na de schriftelijke aanvraag (email) door FOD Xxx bij de Service Manager van den opdrachtnemer.
Vraagstelling. Gevraagd is te onderzoeken of de door betrokkenen opgegeven aanrijding wel of niet heeft of kan hebben plaatsgevonden en zo ja, in hoeverre de schadebeelden passen bij de daarbij opgegeven toedracht. (…)
Vraagstelling. In de hoofdstukken 2, 3 en 4 zullen de volgende vijf aandachtspunten achter- eenvolgens aan de orde komen:
I. Wij openen met een inleiding op de betreffende periode, waarin wij aandacht besteden aan de opkomst en ontwikkeling van de voor ons onderzoek relevante groeperingen binnen en buiten de Engelse staatskerk. Vervolgens gaan wij nader in op ontwikkelingen op het gebied van de eschatologie. De specifieke vormen van de eschatologie in de door ons onderzochte periode hadden hun wortels in de interpretatie van de plaats van de Reformatie in Gods plan en in het verloop van de geschiedenis, zoals die door Engelse Protestanten gegeven werd. Aan de orde komen de volgende vragen: welke opvattingen huldigde men aangaande de kenbaarheid van het verloop van de toekomst en de dateerbaarheid van toekomstige gebeurtenissen? Welke ontwikkelingen verwachtte men nog in de periode tot aan de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel? Verwachtte men op aarde nog een heilstijd of duizendjarig rijk, hoe werkte men deze verwachting uit en hoe verbond men de bekering der Joden en de toekomst van Israël hiermee?
Vraagstelling. Motivatie van de gehanteerde indeling in periodes