VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS Voorbeeldclausules

VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS. 1 De werknemer van 60 jaar of ouder kan per kalenderkwartaal vrije uren opnemen met inachtneming van de volgende regels. 2 De beschikbare vrije uren bedragen voor de in het eerste lid bedoelde werknemer, die op de eerste dag van het kalenderkwartaal de leeftijd van: - 60 jaar heeft bereikt: 13 uren per kalenderkwartaal; - 61 jaar heeft bereikt: 26 uren per kalenderkwartaal; - 62 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; - 63 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; - 64 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; - 65 jaar heeft bereikt: 52 uren per kalenderkwartaal. 3 De in lid 2 genoemde uren worden naar evenredigheid per week opgebouwd. Geen uren worden opgebouwd gedurende de tijd die de werknemer afwezig is bijvoorbeeld vanwege vakantie, arbeidsongeschiktheid of verlof krachtens artikel 39. 4 De tijden waarop de werknemer de vrije uren opneemt, worden in overleg met de werkgever volgens een nader overeen te komen rooster vastgesteld vóór de aanvang van elk kalenderkwartaal. a De in lid 2 bedoelde vrije uren kunnen uitsluitend in het betreffende kalenderkwartaal worden opgenomen. Niet genoten vrije uren vervallen aan het einde van het kwartaal. b In afwijking van het in lid 5 sub a bepaalde is het in de volgende situaties mogelijk opgebouwde niet genoten vrije uren mee te nemen naar het eerstvolgende kwartaal; bij vakantie, arbeidsongeschiktheid of verlof krachtens artikel 39. 6 De werknemer die gebruik maakt van de in lid 2 bedoelde mogelijkheid tot het opnemen van vrije uren, ontvangt over deze vrije uren 85% van het voor hem geldende inkomen. 7 De vrije uren mogen niet worden vervangen door een uitkering in geld. 8 Deze regeling geldt onverminderd de in artikel 35 genoemde regeling betreffende extra vakantie-uren voor oudere werknemers. 9 Voor de toepassing van pensioenregelingen en overige arbeidsvoorwaarden blijven de opgenomen vrije uren voor 100% van het inkomen per uur gelden.
VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS. 15.1 De oudere werknemer kan een keuze maken tussen een van onderstaande regelingen als bedoeld onder lid 2 of lid 3. 15.2 De werknemer, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan vanaf 2 jaar voorafgaand aan zijn pensioendatum op zijn verzoek, en in overleg met zijn leidinggevende, zijn werkzaamheden verrichten middels een werkweek van 4 dagen à 8 uur (d.w.z. een normale wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 32 uur); zulks met behoud van salaris en pensioenrechten. Het recht gaat in op de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd 60 jaar bereikt. 15.3 De werknemer kan vanaf 4 jaar voorafgaand aan zijn pensioendatum hersteldagen opnemen tegen inlevering van xxxxxxx en met behoud van pensioenopbouw. Dit komt bij een voltijd dienstverband neer op 90% werken tegen 95% salaris met 100% pensioenopbouw.
VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS. De werknemer, geboren in 1949 of eerder, die de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt, respectievelijk de werknemer, geboren 1950 t/m 1954, die de leeftijd van 59 jaar heeft bereikt, respectievelijk de werknemer, geboren in 1955 of later, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan op zijn verzoek, en in overleg met zijn leidinggevende, zijn werkzaamheden verrichten middels een werkweek van 4 dagen à 8 uur (d.w.z. een normale wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 32 uur); zulks met behoud van salaris en pensioenrechten. Het recht gaat in op de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 58 (resp. 59, resp. 60) jaar bereikt, voor de duur van 2 jaar voorafgaand aan de geplande pensioendatum.
VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS. 1. De werknemer van 60 jaar of ouder kan per kalenderkwartaal vrije uren opnemen met inachtne- ming van de volgende regels. 2. De beschikbare vrije uren bedragen voor de in het eerste lid bedoelde werknemer, die op de eerste dag van het kalenderkwartaal de leeftijd van: – 60 jaar heeft bereikt: 13 uren per kalenderkwartaal; – 61 jaar heeft bereikt: 26 uren per kalenderkwartaal; – 62 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; – 63 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal;
VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS. 1. De werknemer, die de leeftijd van 60 jaar of ouder heeft bereikt en die gedurende de in artikel 5 genoemde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 36 uur op jaarbasis in de onderneming werkzaam is, kan per kalenderkwartaal vrije uren opnemen met inachtneming van de volgende regels. a. De beschikbare vrije uren bedragen voor de in het eerste lid bedoelde werknemer, die op de eerste dag van het kalender- kwartaal de leeftijd van: – 60 jaar heeft bereikt: 26 uren per kalenderkwartaal; – 61 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; – 62 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; – 63 jaar heeft bereikt: 39 uren per kalenderkwartaal; – 64 jaar heeft bereikt: 52 uren per kalenderkwartaal; b. Een werknemer als bedoeld in het eerste lid, die minder dan de in artikel 5 genoemde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 36 uur op jaarbasis doch 1⁄3 of meer dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 36 uur op jaarbasis in de onderneming werk- 22 zaam is, heeft aanspraak op een proportioneel deel van de in lid 2a genoemde aantallen uren. Een werknemer die minder dan 1⁄3 gedeelte van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 36 uur op jaarbasis in de onderneming werkzaam is, heeft geen aan- spraak op vrije uren. 3. De in lid 2a genoemde uren worden proportioneel per week opge- bouwd. Geen uren worden opgebouwd gedurende de tijd, die de werknemer verzuimt bijvoorbeeld vanwege vakantie, arbeids- ongeschiktheid of verzuim krachtens artikel 14. 4. De tijden, waarop de werknemer de vrije uren opneemt, worden in overleg met de werkgever volgens een nader overeen te komen roos- ter vastgesteld vo´o´r de aanvang van elk kalenderkwartaal. a. De in lid 2a bedoelde vrije uren kunnen uitsluitend in het betref- fende kalenderkwartaal worden opgenomen. b. De per week opgebouwde vrije uren kunnen worden opgespaard om in blokken van meer dan 2 aaneengesloten uren voor een 60-jarige, respectievelijk 3 aaneengesloten uren voor een 61-, 62- en 63-jarige, respectievelijk 4 aaneengesloten uren voor een 64-jarige te worden vastgesteld. Is dit het geval en is de werkne- mer niet in staat deze aldus opgespaarde vrije tijd te genieten vanwege verzuim bijvoorbeeld als gevolg van vakantie, arbeids- ongeschiktheid of verzuim krachtens artikel 14, dan zijn de eer- ste 2, respectievelijk 3, respectievelijk 4 uur van deze opge- spaarde vrije tijd vervallen. De aanspraak op de overige uren blijft bestaan en kan later worden ingehaald. c. Vrije uren waarop aanspraak bestaat, maar die niet...
VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS a. De werknemer, geboren 1950 t/m 1954, die de leeftijd van 59 jaar heeft bereikt, respectievelijk de werknemer, geboren in 1955 of later, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan op zijn verzoek, en in overleg met zijn leidinggevende, zijn werkzaamheden verrichten middels een werkweek van 4 dagen à 8 uur (d.w.z. een normale wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 32 uur); zulks met behoud van salaris en pensioenrechten. Het recht betreft een periode van maximaal 2 jaar, voorafgaand aan de individueel voorziene pensioendatum. b. Voor deeltijd medewerkers geldt dit recht naar rato. Van de 2 jaarsperiode kan door zowel fulltimers als parttimers worden afgeweken, door de nominale aanspraak op senioren-uren behorend bij het tijdvak van 2 jaar over een periode langer dan 2 jaar te spreiden. In samenhang hiermee zullen met elke werknemer vanaf de 59-jarige leeftijd individuele gesprekken gevoerd worden over uittredingsmogelijkheden rond het (vroeg)pensioen.

Related to VRIJE UREN OUDERE WERKNEMERS

  • Werkgeversbijdrage 1. De werkgever is per kalenderjaar een werkgeversbijdrage verschuldigd. 2. De werkgeversbijdrage is ingesteld vanuit de erkenning van de waarde van een goed overleg met de vakbonden zowel lokaal als met de werkgeversvereniging en is bedoeld om de vakbonden te compenseren voor hun bijdragen aan de vormgeving van collectieve arbeidsvoorwaarden voor alle, georganiseerde en ongeorganiseerde, ambtenaren werkzaam bij de leden van de Vereniging werken voor waterschappen. 3. De vakbonden zullen in het kader van het regulier periodiek overleg tussen cao-partijen jaarlijks informatie verschaffen omtrent de in dat jaar door hen te ontplooien activiteiten. 4. De vakbonden verbinden zich de door op basis van dit hoofdstuk ontvangen bedragen te zullen besteden voor het rechtenpakket van hun leden en voor algemene activiteiten ten behoeve van die leden. 5. De vakbonden garanderen dat deze bijdragen niet zullen worden gebruikt voor stortingen in hun weerstandskassen of voor het verlenen van financiële bijdragen aan daarmee gelijk te stellen activiteiten. In de jaarrekening van de vakbonden wordt expliciet benoemd hoe de stakingskas gevuld wordt. De jaarrekening wordt voorzien van een accountantsverklaring.