Bedenkingen Voorbeeldclausules

Bedenkingen. 1. De werknemer die bedenkingen heeft tegen een functie-indeling kan de werkgever verzoeken de indeling in heroverweging te nemen. De werknemer dient dat verzoek in eerste instantie in bij zijn lijnmanager. 2. De in lid 1 bedoelde bedenkingen dienen binnen twee weken na bekendmaking van de functie-indeling schriftelijk en gemotiveerd bij de lijnmanager ingediend te worden.
Bedenkingen. Binnen vier weken na dagtekening van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving kan de werknemer bij de werkgever tegen het voorgenomen indelingsbesluit schriftelijk en met redenen omkleed zijn bedenkingen indienen.
Bedenkingen. Tegen een verzoek tot avv kunnen binnen een termijn van drie weken, genoemd in de bekendmaking van het verzoek in de Staatscourant door belanghebbenden bedenkingen worden ingebracht (artikel 4, derde lid, Wet AVV). Buiten de periode van tervisielegging ingediende bedenkingen worden niet in behandeling genomen. Bedenkingen kunnen zo nodig door de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving aan cao-partijen worden voorgelegd met het verzoek om een reactie binnen een termijn van drie weken. Eerst na een reactie van partijen kan de bedenkingenprocedure weer worden voortgezet. De bedenkingen, de reactie van cao-partijen en het voorgenomen besluit van de Minister of eventueel specifieke vragen van de Minister worden aan de Stichting van de Arbeid voorgelegd met een verzoek om een reactie, tenzij de bedenkingen in het licht van staand beleid evident kansloos zijn. Voorbeelden van bedenkingen die als evident kansloos zullen worden aangemerkt zijn bedenkingen: - in verband met onvoldoende betrokkenheid bij cao-overleg; - welke in het geheel niet zijn beargumenteerd; - die een herhaling zijn van eerder ingebrachte bedenkingen waarover al besloten is; - welke worden ingebracht door een werkgever die al gebonden is aan de cao waarop het avv-verzoek betrekking heeft; - betrekking hebbend op de inhoud van cao-bepalingen voor zover deze cao-bepalingen op grond van dit toetsingskader voor avv in aanmerking komen; - betrekking hebbend op de kosten voortvloeiend uit de verbindend verklaarde cao-bepalingen; - in verband met (vermeende) werkingssfeeroverlap (zie paragraaf 6.2.) indien partijen bij de cao waarmee de overlap zou bestaan schriftelijk verklaren dat er in geen enkel opzicht sprake is van overlap; - van de zijde van een onderneming of subsector welke onderneming of subsector hetzij blijkens schriftelijke mededeling van de om avv verzoekende partijen niet onder de werkingssfeer van de bedrijfstak-cao valt, hetzij - op grond van een in de bedrijfstak-cao opgenomen en verbindend te verklaren (dispensatie)bepaling - is uitgezonderd van die cao, hetzij van het verzoek tot avv is uitgezonderd. De Stichting van de Arbeid wordt geïnformeerd over besluiten betreffende evident kansloze en herhalingsbedenkingen. De Stichting wordt ook geïnformeerd over aanhoudende werkingssfeergeschillen (zie paragraaf 6.2.) zodat zij kan bezien of haar tussenkomst wenselijk is. Van een besluit tot algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen wordt mededeling gedaan in de Staat...
Bedenkingen. De reden die het RSVZ opgeeft om de periode van ziekte niet gelijk te stellen is correct voor een persoon die uitsluitend in België heeft gewerkt. In dit geval heeft de xxxx Xxxx door ziekte zijn zelfstandige activiteit in Luxemburg moeten stopzetten. De Europese Verordening 883/2004 bepaalt in dergelijk geval dat voor de vaststelling van het evenredig pensioen rekening moet gehouden worden met de Luxemburgse periode alsof het periodes in België betreft. Indien betrokkene in dergelijk geval werknemer is geweest in een ander Europees land dan neemt de RVP de periode van ziekte op in het pensioen: Dit lijkt ons correct en in overeenstemming met de Europese verordeningen. Zo wordt voorkomen dat een periode van ziekte die een beroepsactiviteit onderbreekt in geen van beide landen zou worden erkend terwijl betrokkene in orde was met de sociale bijdragen daar hij vergoed werd door zijn mutualiteit in toepassing van de RIZIV wetgeving. De RVP en het RSVZ zouden op dezelfde wijze moeten werken wanneer de regels – hier de Europese Verordening – dezelfde zijn. Wij vroegen dan ook aan het RSVZ om zijn werkwijze aan te passen in overeenstemming met de Europese Verordening en de pensioenwetgeving in de regeling voor zelfstandigen. In het antwoord van 21 december 2012 stelt het RSVZ dat noch België, noch Luxemburg de periode van ziekte erkend als een verzekerde periode die pensioenrechten opent. Anderzijds is het wel zo dat deze periode rechten opent binnen een ander domein van de sociale zekerheid (ziekte- en invaliditeitsvergoedingen). Het RSVZ stelt vast dat er een juridische leemte bestaat waardoor betrokkenen benadeeld worden. Een billijke oplossing dringt zich op. Het RSVZ stemt ermee in om de werkwijze van de RVP toe te passen. Het vestigt de aandacht erop dat dergelijke perioden enkel kunnen in aanmerking komen in de berekening van het theoretisch pensioen in het geval betrokkene het statuut van zelfstandige had in de andere lidstaat op het ogenblik dat de gelijk te stellen periode aanvat.
Bedenkingen. Xxxxxxx Xxxxx was reeds vanaf 1 augustus 1997, zijnde de maand volgend op het overlijden van haar echtgenoot, in het genot van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Dit gewaarborgd inkomen werd haar destijds ambtshalve toegekend omdat haar overleden echtgenoot ook al een gewaarborgd inkomen bij zijn pensioen uitbetaald werd. Bij de wet van 22 maart 2001 werd de Inkomensgarantie voor ouderen ingesteld. Voor degenen die op dat moment gerechtigd waren op een gewaarborgd inkomen werd dit voordeel, dat behoudens uitzonderingen voordeliger was, ambtshalve vanaf 1 juni 200110 omgeschakeld naar de IGO. De wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden bepaalt onder meer dat voor de berekening ervan alle bestaansmiddelen in aanmerking komen van welke aard en oorsprong waarover de aanvrager beschikt. De wet van 22 maart 2001 tot instelling van een Inkomensgarantie voor ouderen voorzag echter dat, bij de berekening van het toe te kennen bedrag, rekening gehouden moest worden met alle bestaansmiddelen en pensioenen, van welke aard of oorsprong ook, waarover de aanvrager en/of de personen waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, beschikken. Deze andere invalshoek in de wetgeving heeft verstrekkende gevolgen. Als er immers samenwoonst was dan bepaalde de wetgever dat het bedrag van het gewaarborgd inkomen niet ambtshalve vergeleken11 wordt met het krachtens de wet toekenbare 10 Artikel 16, § 1: “Het aan de gerechtigde toegekende gewaarborgd inkomen wordt op de datum waarop deze wet in werking treedt, halve vergeleken met de inkomensgarantie die aan de gerechtigde zou worden toegekend in toepassing van deze wet.”
Bedenkingen. Uit het initieel nazicht door de Ombudsdienst Pensioenen bleek dat de RVP zich baseerde op de bepalingen van artikel 6 van de wet van 22 maart 2001. Dit artikel9 bepaalt : “Worden geacht dezelfde hoofdverblijfplaats te delen, de aanvrager en elke andere persoon die gewoonlijk met hem op dezelfde plaats verblijft. Het gewoonlijk verblijf blijkt hetzij uit de inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente waar de verblijfplaats is gevestigd, hetzij uit ieder ambtelijk of administratief stuk dat op een werkelijk verblijf op eenzelfde adres duidt”. De RVP oordeelde verder dat de huidige reglementering enkel en alleen voorziet dat mensen die apart ingeschreven zijn het bewijs kunnen leveren dat ze toch samenwonen doch niet voorziet dat mensen die op eenzelfde adres zijn ingeschreven het bewijs kunnen leveren dat ze niet samenwonen. Enkel en alleen wanneer er een verschillend adres is, is er geen samenwoonst. De melding dat de samenwonenden allebei gezinshoofd zijn is voor de RVP niet voldoende om hen als niet samenwonend te beschouwen. Daarenboven deelde de RVP ons mee dat hij op basis van de beschikbare informatie uit het Rijksregister via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid geen onderscheid kan maken tussen een werkelijk verblijf en een referentieadres. Uit de analyse van de Ombudsdienst Pensioenen bleek dat artikel 1, § 2 van de Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de Wet van 8 9 Artikel 6, § 1, 4e lid van de Wet van 22 maart 2001 tot instelling van een Inkomensgarantie voor Ouderen (Belgisch staatsblad van 29 maart 2001). augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat men op eigen aanvraag kan worden ingeschreven op een referentieadres. Deze wet verduidelijkt verder wat onder een referentieadres moet worden verstaan: “Onder referentieadres wordt verstaan het adres van ofwel een natuurlijke persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, ofwel een rechtspersoon en waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of deze rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven. De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, verbindt zich ertoe daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toek...
Bedenkingen. De ZIV-bijdrage en de solidariteitsbijdrage vallen onder de uitsluitend Belgische wettelijke bepalingen28. Tot in 2012 werd er geen ZIV-bijdrage ingehouden op de pensioenen uit een andere lidstaat van de Europese Unie die betaald werden aan de gepensioneerden die in België wonen en gedekt worden door de Belgische ziekteverzekering. De solidariteitsbijdrage werd ingehouden op de Belgische pensioenen van een gepensioneerde die in België woont maar ook op de pensioenen van diegenen die België verlieten om zich in een andere lidstaat van de Europese Unie te vestigen en die onder de sociale zekerheid van die lidstaat vallen. Dit is evenwel niet in overeenstemming met de Europese Verordening 883/2004 die de aanwijsregels inzake sociale zekerheid bevat van diegenen die zich binnen de Europese Unie verplaatsen. Ingevolge de opmerkingen terzake van de Europese Commissie heeft België zich ertoe geëngageerd om aan deze situatie een einde te maken vanaf 1 januari 2013.
Bedenkingen. De berekening van het Belgische pensioen in toepassing van de Europese verordeningen moet door de RVP in drie stappen gebeuren. Hieronder lichten wij de te gebruiken werkwijze toe. In toepassing van de Europese verordening XX xx. 000/0000 en 987/2009 genomen ten voordele van de werknemers die zich binnen de grenzen van de Europese Unie verplaatsen moeten er drie pensioenbedragen berekend worden.
Bedenkingen. Onderstaand wordt per artikel van de overeenkomst ingegaan op de bedenkingen. Eerst is de tekst van de overeenkomst weergegeven. Daarnaast is waar van toepassing de tekst van het addendum weergegeven. Met de inhoudelijke bedenkingen bij het artikel wordt afgeslo- ten.
Bedenkingen. De gemeente is expliciet niet gehouden om zich in te spannen om de RTG in formele zin mo- gelijk te maken. Het is de Provincie die de inspanningsverplichting op zich neemt om te zor- gen voor de benodigde publiekrechtelijke toestemmingen. Daarbij heeft GS van de Provincie de mogelijkheid om aan Provinciale Staten te verzoeken om een coördinatiebesluit te nemen en/of de bevoegdheid het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning aan ge- deputeerde staten te laten. Aangezien realisatie niet tot de inspanningsverplichting van Over- betuwe behoort, staat het Overbetuwe vrij om zo nodig zienswijze in te dienen en beroep in te stellen, als de gemeente dat voor het behoud van een goede leefomgeving noodzakelijk acht.