BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling. 1. Krachtens artikel 1622, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet de nie- tigheid van de handelingen verricht vóór de toewijzing, op straffe van verval, worden opgeworpen ten laatste binnen acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden en aanwezig te zijn bij de toewijzing, als be- doeld in het derde lid van artikel 1582 van hetzelfde wetboek. Voormeld artikel 1622, tweede lid, beoogt enkel procedurehandelingen en geen vonnissen, die, ingevolge artikel 20 van hetzelfde wetboek, enkel kunnen worden vernietigd door de rechtsmiddelen bij de wet bepaald. Deze rechtsmiddelen worden ingesteld binnen de bij de wet voor het instellen van die rechtsmiddelen bepaalde termijn zonder dat zij onderworpen zijn aan de vervaltermijn van acht dagen als bedoeld in artikel 1622, tweede lid van het Ge- rechtelijk Wetboek. 2. Wanneer een op eenzijdig verzoekschrift gewezen vonnis betekend is aan de derde, moet deze het derdenverzet, krachtens artikel 1034 van het Gerechtelijk Wetboek, instellen binnen een maand nadat de beslissing hem is betekend. 3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat: - bij beschikking van 6 oktober 2005 van de Beslagrechter te Mechelen, notaris Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx te Lier werd aangesteld om over te gaan tot de veiling van de ten laste van de eiseres in beslag genomen onroerende goederen en tot de verrichtingen van de rangregeling; - bij exploot van 4 november 2005 deze beschikking aan de eiseres werd bete- kend en de eiseres bij het exploot werd aangemaand om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden overeenkomstig artikel 1582, derde lid, van het Gerechte- lijk Wetboek; - de eiseres tegen deze beschikking derdenverzet heeft gedaan bij exploot van 5 december 2005; - de eiseres de nietigverklaring van de beschikking vordert omdat zij 'ultra petita' zou zijn gewezen; 4. De appelrechters oordelen dat de nietigheid van de beschikking van 6 oktober 2005 waarop de eiseres haar vordering steunt, betrekking heeft op onregelmatig- heden die zich hebben voorgedaan vóór de toewijzing, zodat zij niet kunnen wor- den ingeroepen na het verstrijken van de in artikel 1622, tweede lid, van het Ge- rechtelijk Wetboek bedoelde vervaltermijn van acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden. 5. Door op die gronden de vordering van de eiseres ongegrond te verklaren ver- antwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde arrest. Houdt de beslissing over de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Gent. 4 oktober 2007 – 1° kamer – Voorzitter: de x. Xxxxxxxxxxxxx, voorzitter – Verslaggever: de x. Xxxxx – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxxxx, advocaat-generaal – Advocaten: mrs. Geinger en Simont. VERENIGDE KAMERS - 4 oktober 2007
Appears in 1 contract
Samples: Arrest Van Het Hof Van Cassatie
BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling. 1. Eerste onderdeel Krachtens artikel 162229bis, tweede §1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet de nie- tigheid wet van 21 november 1989 be- treffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, in de versie die op de feiten van toepassing is, vóór de wijziging ervan bij artikel 1 van de handelingen verricht vóór de toewijzingwet van 13 april 1995, op straffe van vervalwordt bij een verkeersongeval waarbij een motor- rijtuig betrokken is, worden opgeworpen ten laatste binnen acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen met uitzondering van de verkoopvoorwaarden stoffelijke schade, alle schade ver- oorzaakt aan elk slachtoffer of zijn rechthebbenden en aanwezig te zijn bij voortvloeiend uit lichame- lijke letsels of het overlijden, vergoed door de toewijzingverzekeraar die de aansprakelijk- heid dekt van de eigenaar of de houder van het motorrijtuig overeenkomstig deze wet. Artikel 29bis, als be- doeld in het derde lid van artikel 1582 van hetzelfde wetboek. Voormeld artikel 1622§1, tweede eerste lid, beoogt enkel procedurehandelingen in de versie die gewijzigd is door artikel 1 van de wet van 13 april 1995, en geen vonnissendie door het bestreden vonnis toegepast wordt, diebreidt de verplichting tot vergoeding waarin het voorziet uit tot de verzekeraar van de bestuurder van het bij het ongeval betrokken motorrijtuig. Overeenkomstig de derde paragraaf van dit artikel, ingevolge die verwijst naar artikel 20 1 van hetzelfde wetboekde wet van 21 november 1989, enkel kunnen worden vernietigd zijn de daarin opgelegde regels niet van toe- passing op wegverkeersongevallen waarbij een op spoorstaven gebonden motor- rijtuig betrokken is. Als antwoord op een prejudiciële vraag die in de zaak op 8 december 1997 door de rechtsmiddelen eerste rechter aan het Grondwettelijk Hof gesteld werd, heeft dat hof bij arrest nr. 92/98 van 15 juli 1998 voor recht gezegd dat artikel 29bis van de wet bepaaldvan 21 november 1989 de artikelen 10 en 11 van de Xxxxxxxx xxxxxxx, in zover- re het de motorrijtuigen die aan spoorstaven zijn gebonden uitsluit van het stelsel van vergoeding waarin het voorziet. Deze rechtsmiddelen worden ingesteld binnen Het bestreden vonnis, dat zich krachtens artikel 28 van de bij Bijzondere Wet op het Grondwettelijk Hof naar dit arrest moet voegen, beslist dat de verweerder zich tot staving van zijn vordering tegen de eiseres kan beroepen op artikel 29bis van de wet voor het instellen van 21 november 1989. Het bestreden vonnis, dat de toepassing van die rechtsmiddelen bepaalde termijn zonder dat zij onderworpen zijn aan wetsbepaling uitbreidt tot de vervaltermijn van acht dagen als bedoeld in artikel 1622eiseres, tweede lid eigenares van het Ge- rechtelijk Wetboek.
2. Wanneer een op eenzijdig verzoekschrift gewezen vonnis betekend is aan de derdebij het ongeval betrokken motorrijtuig, moet deze het derdenverzetzonder vast te stellen dat zij, krachtens artikel 1034 van het Gerechtelijk Wetboek, instellen binnen een maand nadat de beslissing hem is betekend.
3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat: - bij beschikking van 6 oktober 2005 10 van de Beslagrechter te Mechelenwet van 21 november 1989, notaris Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx te Lier werd aangesteld om over te gaan tot de veiling ten aan- zien van de ten laste van benadeelde dezelfde verplichtingen heeft als de eiseres in beslag genomen onroerende goederen en tot de verrichtingen van de rangregeling; - bij exploot van 4 november 2005 deze beschikking aan de eiseres werd bete- kend en de eiseres bij het exploot werd aangemaand om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden overeenkomstig artikel 1582verzekeraar, derde lid, van het Gerechte- lijk Wetboek; - de eiseres tegen deze beschikking derdenverzet heeft gedaan bij exploot van 5 december 2005; - de eiseres de nietigverklaring van de beschikking vordert omdat zij 'ultra petita' zou verant- woordt zijn gewezen;
4. De appelrechters oordelen dat de nietigheid van de beschikking van 6 oktober 2005 waarop de eiseres haar vordering steunt, betrekking heeft op onregelmatig- heden die zich hebben voorgedaan vóór de toewijzing, zodat zij niet kunnen wor- den ingeroepen na het verstrijken van de in artikel 1622, tweede lid, van het Ge- rechtelijk Wetboek bedoelde vervaltermijn van acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden.
5. Door op die gronden de vordering van de eiseres ongegrond te verklaren ver- antwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht. Het middel onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrestvonnis. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde ver- nietigde arrest. Houdt de beslissing over de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechterfeitenrechter over. Verwijst de zaak naar het Hof de Rechtbank van Beroep Eerste Aanleg te GentNijvel, zitting hou- dende in hoger beroep. 4 oktober 3 december 2007 – 13° kamer – Voorzitter: de x. XxxxxxxxxxxxxXxxxxx, voorzitter – Verslaggever: de x. Xxxxx me- vr. Matray – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxxxxh. Xxxxxxx, advocaat-generaal – Advocaten: mrs. Geinger Maes en Simont. VERENIGDE KAMERS - 4 oktober 2007Mahieu.
Appears in 1 contract
Samples: Overeenkomst
BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling. Eerste middel Eerste onderdeel
1. Krachtens artikel 1622, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet de nie- tigheid Het onderdeel voert schending aan van de handelingen verricht vóór de toewijzingartikelen 16, op straffe van verval§2, worden opgeworpen ten laatste binnen acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden 28 en aanwezig te zijn bij de toewijzing, als be- doeld in het derde lid van artikel 1582 van hetzelfde wetboek38 Voorlopi- ge Hechteniswet. Voormeld artikel 1622, tweede lid, beoogt enkel procedurehandelingen en geen vonnissen, die, ingevolge artikel 20 van hetzelfde wetboek, enkel kunnen worden vernietigd door de rechtsmiddelen bij de wet bepaald. Deze rechtsmiddelen worden ingesteld binnen de bij de wet voor het instellen van die rechtsmiddelen bepaalde termijn zonder Het stelt dat zij onderworpen zijn aan de vervaltermijn van acht dagen als bedoeld in artikel 1622, tweede lid van het Ge- rechtelijk Wetboek.
2. Wanneer een op eenzijdig verzoekschrift gewezen vonnis betekend is aan de derde, moet deze het derdenverzet, krachtens artikel 1034 van het Gerechtelijk Wetboek, instellen binnen een maand nadat de beslissing hem is betekend.
3. Uit uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat: - bij beschikking van 6 oktober 2005 dat de on- derzoeksrechter de eiser enkel heeft ondervraagd over de reden van de Beslagrechter niet-nale- ving van de voorwaarden van zijn voorlopige invrijheidstelling, terwijl hij hem, alvorens een bevel tot aanhouding te Mechelenverlenen, notaris Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx te Lier werd aangesteld om moest ondervragen over te gaan de feiten die aan de beschuldiging ten grondslag liggen en die aanleiding kunnen geven tot de veiling afgifte van een bevel tot aanhouding.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de ten laste eiser door de onderzoeksrechter van 7 september 2007 verwijst naar de feiten waarvoor de eiser op 12 oktober 2006 in verdenking werd gesteld zoals vermeld in het bevel tot aanhouding, en vermeldt dat de onderzoeksrechter hem heeft gevraagd of zijn verklaringen verbeterd en/of aangevuld dienden te worden. Hieruit blijkt dat de eiser werd ondervraagd, zoals vereist door artikel 16, §2, Wet Voorlopige Hechtenis. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Tweede onderdeel
3. Het onderdeel voert schending aan van de eiseres in beslag genomen onroerende goederen artikelen 1319, 1320 en 1322 Bur-
1 Cass., 21 mei 2002, XX X.00.0000.X - P.02.0693.N, nr 312. gerlijk Wetboek. Het stelt dat indien het bestreden arrest zo moet begrepen worden dat volgens de appelrechters de eiser voorafgaand aan het bevel tot aanhouding door de verrichtingen onder- zoeksrechter werd ondervraagd over de feiten van de rangregeling; - bij exploot tenlastelegging, de appel- rechters de bewijskracht van 4 november 2005 deze beschikking aan de eiseres werd bete- kend en de eiseres bij het exploot werd aangemaand om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden overeenkomstig artikel 1582, derde lid, van het Gerechte- lijk Wetboek; - de eiseres tegen deze beschikking derdenverzet heeft gedaan bij exploot van 5 december 2005; - de eiseres de nietigverklaring van de beschikking vordert omdat zij 'ultra petita' zou zijn gewezen;dit proces-verbaal miskennen.
4. De appelrechters oordelen dat de nietigheid van de beschikking van 6 oktober 2005 waarop de eiseres haar vordering steunt, betrekking heeft op onregelmatig- heden die zich hebben voorgedaan vóór de toewijzing, zodat zij niet kunnen wor- den ingeroepen na het verstrijken van de in artikel 1622, tweede lid, van het Ge- rechtelijk Wetboek bedoelde vervaltermijn van acht dagen na proces-verbaal een uitlegging gegeven die met de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden.bewoordingen ervan niet onverenigbaar is. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Derde onderdeel
5. Door Anders dan het onderdeel aanvoert, beantwoordt het bestreden arrest met zijn overweging 3.1, tweede zin, eisers verweer. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Tweede middel
6. Het middel voert schending aan van de artikelen 16, 18, §1, 28 en 37 Wet Voorlopige Hechtenis. Het middel stelt dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, niet blijkt dat de beslissingen tot verlenging van de opgelegde voorwaarden op regel- matige wijze aan de eiser werden ter kennis gebracht zodat ze hem niet langer te- genwerpelijk waren.
7. Artikel 37 Voorlopige Hechteniswet bepaalt: "De beslissingen genomen ter uitvoering van de artikelen 35 en 36 worden aan de partijen betekend met inacht- neming van de vormen bepaald voor de voorlopige hechtenis. Tegen deze beslis- singen staan dezelfde rechtsmiddelen open als tegen de beslissingen die inzake voorlopige hechtenis worden genomen." Die wetsbepaling stelt geen enkele nietigheid in maar legt een vormvereiste op die gronden ertoe strekt de vordering termijnen voor hoger beroep of cassatieberoep te doen ingaan. De wet doet aldus het bestaan, de tegenwerpelijkheid of de rechtsgeldigheid van de eiseres ongegrond te verklaren ver- antwoorden door de appelrechters hun beslissing onderzoeksrechter met toepassing van artikel 36 Voorlopige Hechte- niswet genomen beslissingen niet afhangen van de betekening ervan. Het middel faalt naar recht. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat Ambtshalve onderzoek van dit arrest melding zal worden gemaakt beslissing op de kant van het vernie- tigde arrest. Houdt de beslissing over de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Gent. 4 oktober 2007 – 1° kamer – Voorzitter: de x. Xxxxxxxxxxxxx, voorzitter – Verslaggever: de x. Xxxxx – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxxxx, advocaat-generaal – Advocaten: mrs. Geinger en Simont. VERENIGDE KAMERS - 4 oktober 2007strafvordering
Appears in 1 contract
Samples: Arrest Van Het Hof Van Cassatie
BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling. Middel
1. Krachtens artikel 1622, tweede lid, de artikelen 1382 en 1383 van het Gerechtelijk Wetboek moet Burgerlijk Wetboek, is degene die door zijn schuld aan een ander schade berokkent, verplicht deze schade inte- graal te vergoeden, wat impliceert dat de nie- tigheid van benadeelde teruggeplaatst wordt in de handelingen verricht vóór toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de toewijzingdaad waarover hij zich beklaagt, op straffe van verval, worden opgeworpen ten laatste binnen acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden en aanwezig te zijn bij de toewijzing, als be- doeld in het derde lid van artikel 1582 van hetzelfde wetboek. Voormeld artikel 1622, tweede lid, beoogt enkel procedurehandelingen en geen vonnissen, die, ingevolge artikel 20 van hetzelfde wetboek, enkel kunnen worden vernietigd door de rechtsmiddelen bij de wet bepaald. Deze rechtsmiddelen worden ingesteld binnen de bij de wet voor het instellen van die rechtsmiddelen bepaalde termijn zonder dat zij onderworpen zijn aan de vervaltermijn van acht dagen als bedoeld in artikel 1622, tweede lid van het Ge- rechtelijk Wetboekniet was gesteld.
2. Wanneer Het bestaan van een op eenzijdig verzoekschrift gewezen vonnis betekend is aan contractuele, wettelijke of reglementaire verplichting sluit niet uit dat schade in de derde, moet deze het derdenverzet, krachtens zin van artikel 1034 1382 of 1383 van het Gerechtelijk WetboekBurgerlijk Wetboek ontstaat, instellen binnen een maand nadat tenzij wanneer blijkens de beslissing hem is betekendinhoud of de strekking van de overeenkomst, de wet of het reglement, de te verrichten uitgave of prestatie definitief voor reke- ning moet blijven van diegene die zich ertoe heeft verbonden of die ze ingevolge de wet of het reglement moet verrichten.
3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat: - bij beschikking van 6 oktober 2005 Overeenkomstig artikel 5 van de Beslagrechter te Mechelenwet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen inzake militaire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de militairen van vredestijd, notaris Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx te Lier werd aangesteld om over te gaan tot de veiling zoals van kracht voor zijn opheffing bij artikel 48 van de ten laste wet van 18 mei 1998, verkrijgen de eiseres mi- litaire invaliden wier invaliditeit te wijten is aan een schadelijk feit dat zich heeft voorgedaan, hun leven lang, op staatskosten, de genees- en artsenijkundige zor- gen, de verpleging in beslag genomen onroerende goederen en tot de verrichtingen van de rangregeling; - bij exploot van 4 november 2005 deze beschikking aan de eiseres werd bete- kend een ziekenhuis en de eiseres bij het exploot werd aangemaand om inzage te nemen van prothese- en andere toestellen, welke door de verkoopvoorwaarden overeenkomstig artikel 1582ziekten of kwetsuren waarop de pensioenaanspraak berust, derde lid, van het Gerechte- lijk Wetboek; - de eiseres tegen deze beschikking derdenverzet heeft gedaan bij exploot van 5 december 2005; - de eiseres de nietigverklaring van de beschikking vordert omdat zij 'ultra petita' zou zijn gewezen;noodzakelijk gemaakt worden.
4. De appelrechters oordelen dat voormelde bepaling legt aan de nietigheid van Staat, in de beschikking van 6 oktober 2005 waarop rechtsverhouding met de eiseres haar vordering steuntmili- taire invaliden, betrekking heeft de verplichting op onregelmatig- heden die zich hebben voorgedaan vóór de toewijzing, zodat zij niet kunnen wor- den ingeroepen na het verstrijken van de in artikel 1622, tweede lid, van het Ge- rechtelijk Wetboek bedoelde vervaltermijn van acht dagen na de aanmaning om inzage kosten ten laste te nemen van de verkoopvoorwaarden.
5hun medische zorgen. Door op die gronden de vordering Deze verplichting strekt tot voordeel van de eiseres ongegrond te verklaren ver- antwoorden bedoelde militairen. Noch uit de appelrechters hun beslissing niet naar rechtinhoud noch uit de strekking van deze bepaling, volgt dat de kosten van de medische zorgen voor de militaire invaliden definitief voor rekening moe- ten blijven van de Staat wanneer een derde aansprakelijk is voor het schadelijke feit dat de medische zorgen noodzakelijk heeft gemaakt. Het middel is gegrond. middel, dat uitgaat van het tegendeel, faalt naar recht Dictum Het Hof, Vernietigt Verwerpt het bestreden arrestcassatieberoep. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op Veroordeelt de kant van het vernie- tigde arresteisers in de kosten. Houdt de beslissing over de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Gent. 4 1 oktober 2007 – 13° kamer – VoorzitterVoorzitter en Verslaggever: de x. Xxxxxxxxxxxxx, voorzitter – Verslaggever: de x. Xxxxx voorzit- ter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxxxxmevr. Xxxxxxx, advocaat-generaal – Advocaten: mrs. Geinger en Simont. VERENIGDE KAMERS - 4 oktober 2007van Eeckhoutte.
Appears in 1 contract
Samples: Arrest Van Het Hof Van Cassatie
BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
1. Krachtens Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van de kamer van inbeschuldi- gingstelling dat overeenkomstig de artikelen 189ter en 235ter Wetboek van Strafvordering controle uitoefent over de toepassing van hier de bijzondere op- sporingsmethode observatie en infiltratie.
1 Zie Cass., 9 sept.1992, AR 9850, AC, 1992, nr.601 en noot; 14 juni 1994, AR 6736, AC, 1994, nr.303; XXXXXXXX, X., Beginselen van Strafrechtspleging, 3de ed.2003, nr.103, p.59. Nr. 448 - 2.10.07 XXX XXX XXXXXXXX 0000
0. Artikel 235ter, §6, Wetboek van Strafvordering bepaalde dat tegen de controle van het vertrouwelijk dossier door de kamer van inbeschuldigingstelling geen rechtsmiddel openstaat. Dit bracht met zich dat daartegen geen cassatieberoep kon worden ingesteld. Het Grondwettelijk Hof heeft evenwel bij arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 artikel 1622235ter, §6, Wetboek van Strafvordering vernietigd. Aldus is het gemeen recht terug toepasselijk.
3. Artikel 416, eerste lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt dat cassatieberoep tegen voorbereidende arresten en arresten van onderzoek of tegen in laatste aan- leg gewezen vonnissen van dezelfde soort eerst openstaat na het eindarrest of het eindvonnis; de vrijwillige tenuitvoerlegging van die voorbereidende arresten of vonnissen kan in geen geval als middel van niet-ontvankelijkheid worden inge- roepen. Artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt evenwel dat het vo- rige lid niet van toepassing is op arresten of vonnissen inzake bevoegdheid of met toepassing van de artikelen 135 en 235bis, noch op arresten of vonnissen in- zake de burgerlijke rechtsvordering die uitspraak doen over het beginsel van aan- sprakelijkheid, noch op arresten waarbij overeenkomstig artikel 524bis, §1, uit- spraak wordt gedaan over de strafvordering en een bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen wordt bevolen, noch op verwijzingsarresten overeenkom- stig artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit heb- ben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.
4. Een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat overeenkomstig de artikelen 189ter en 235ter Wetboek van Strafvordering controle uitoefent over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethode observatie en infiltratie, is enerzijds een voorbereidend arrest en is anderzijds niet begrepen onder de uit- zonderingen vermeld in artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. Hieruit volgt dat tegen dit arrest maar eerst cassatieberoep openstaat na het eindarrest of eindvonnis. Bijgevolg zou het cassatieberoep niet ontvankelijk zijn.
5. Overeenkomstig artikel 235bis Wetboek van Strafvordering onderzoekt de ka- mer van inbeschuldigingstelling, bij de regeling van de rechtspleging of in de an- dere gevallen waarin ze kennisneemt van de zaak, de regelmatigheid van de rechtspleging. Anders dan in het geval van een controle van de bijzondere opsporingsmethode observatie en infiltratie, laat artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering cassatieberoep toe tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling ge- wezen bij toepassing van artikel 235bis Wetboek van Strafvordering. De proce- dure van de artikelen 189ter en 235ter Wetboek van Strafvordering van de ene kant en de procedure van artikel 235bis van de andere kant zijn evenwel dermate vergelijkbaar dat de vraag rijst of dit onderscheid wel verenigbaar is met het ge- lijkheidsbeginsel neergelegd in de artikelen 10 en 11 Grondwet. Het Hof stelt hierover ambtshalve een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof. Dictum Het Hof, Xxxxx elke verdere beslissing aan totdat het Grondwettelijk Hof zal geantwoord hebben op volgende prejudiciële vraag: “Schenden artikel 235ter en/of artikel 416, tweede lid, van Wetboek van Straf- vordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat daarin niet wordt voorzien in een onmiddellijk cassatieberoep tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling bij een controle van het vertrouwelijk dossier overeen- komstig de artikelen 189ter en/of 235ter van het Wetboek van Strafvordering dat een voorbereidend arrest is, terwijl artikel 416, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet de nie- tigheid van Strafvordering, in afwijking van het eerste lid van dat artikel, onmiddellijk cas- satieberoep toelaat tegen het arrest van de handelingen verricht vóór de toewijzing, op straffe kamer van verval, worden opgeworpen ten laatste binnen acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen inbeschuldigingstelling gewezen met toepassing van artikel 235bis van het Wetboek van Strafvordering betreffende het onderzoek van de verkoopvoorwaarden en aanwezig te zijn regelmatigheid van de rechtspleging dat een gelijkaardig voorbereidend arrest is als dit gewezen bij de toewijzing, als be- doeld in het derde lid toepassing van artikel 1582 van hetzelfde wetboek. Voormeld artikel 1622, tweede lid, beoogt enkel procedurehandelingen en geen vonnissen, die, ingevolge artikel 20 van hetzelfde wetboek, enkel kunnen worden vernietigd door de rechtsmiddelen bij de wet bepaald. Deze rechtsmiddelen worden ingesteld binnen de bij de wet voor het instellen van die rechtsmiddelen bepaalde termijn zonder dat zij onderworpen zijn aan de vervaltermijn van acht dagen als bedoeld in artikel 1622, tweede lid 235ter van het Ge- rechtelijk Wetboek.
2. Wanneer een op eenzijdig verzoekschrift gewezen vonnis betekend is aan de derde, moet deze het derdenverzet, krachtens artikel 1034 Wetboek van het Gerechtelijk Wetboek, instellen binnen een maand nadat de beslissing hem is betekend.
3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat: - bij beschikking van 6 oktober 2005 van de Beslagrechter te Mechelen, notaris Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx te Lier werd aangesteld om over te gaan tot de veiling van de ten laste van de eiseres in beslag genomen onroerende goederen en tot de verrichtingen van de rangregeling; - bij exploot van 4 november 2005 deze beschikking aan de eiseres werd bete- kend en de eiseres bij het exploot werd aangemaand om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden overeenkomstig artikel 1582, derde lid, van het Gerechte- lijk Wetboek; - de eiseres tegen deze beschikking derdenverzet heeft gedaan bij exploot van 5 december 2005; - de eiseres de nietigverklaring van de beschikking vordert omdat zij 'ultra petita' zou zijn gewezen;
4. De appelrechters oordelen dat de nietigheid van de beschikking van 6 oktober 2005 waarop de eiseres haar vordering steunt, betrekking heeft op onregelmatig- heden die zich hebben voorgedaan vóór de toewijzing, zodat zij niet kunnen wor- den ingeroepen na het verstrijken van de in artikel 1622, tweede lid, van het Ge- rechtelijk Wetboek bedoelde vervaltermijn van acht dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopvoorwaarden.
5. Door op die gronden de vordering van de eiseres ongegrond te verklaren ver- antwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde arrest. Houdt de beslissing over de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Gent. 4 Strafvordering?” 2 oktober 2007 – 12° kamer – Voorzitter: de x. Xxxxxxxxxxxxxh. Forrier, voorzitter – Verslaggeverafdelingsvoorzitter –Verslagge- ver: de x. Xxxxx Xxxxxxxxxx – Gelijkluidende conclusie van de x. XxxxxxxxXxxxxxxxxxx, advocaat-generaal gene- raal – Advocaten: mrs. Geinger X. Xxxxxx, Gent en Simont. VERENIGDE KAMERS - 4 oktober 2007J. Xxx Xxxxxx, Gent.
Appears in 1 contract
Samples: Arrest Van Het Hof Van Cassatie