Inplanting. De inplanting der gebouwen is vrij mits behoud van een vrije strook van :
1. tenminste 10 (tien) meter uit de rooilijn van de Tieltsesteenweg, behoudens andere aanduiding op het inrichtings- en verkoopplan;
2. tenminste 6 (zes) meter uit de rooilijn van de interne wegenis, behoudens andere aanduiding op het inrichtings- en verkoopplan;
3. tenminste 5 (vijf) meter uit de andere perceelsgrenzen;
Inplanting. Elke evenementenruimte moet tot op ten minste 60 m door de voertuigen van de hulpdiensten kunnen benaderd worden via de openbare weg of een weg die voldoet aan de volgende eisen. - minimale vrije breedte: 4 m; - minimale draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant; - minimale vrije hoogte: 4 m; - maximale helling: 6%; - draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een maximale asbelasting van 13 ton moeten er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen. Voor evenementenruimten in tenten met verdiepingen of gebouwen met meer dan één bouwlaag moeten de voertuigen van de hulpdiensten, ongeacht de verdieping waar de evenementenruimte zich bevindt, tenminste één punt in de wand van een tentconstructie of in een gevel van het gebouw kunnen bereiken dat op een herkenbare plaats toegang geeft tot de evenementenruimte. Een inplantingsplan van de evenementenruimte en/of –zone, met de kenmerken van de omgeving, moet aan de bevoegde brandweer worden overgemaakt. Alle aanwezige hydranten, waterwinplaatsen en gasafsluiters, welke aanwezig zijn binnen de evenementenzone, moeten te allen tijde vrij en bereikbaar blijven. De reguliere aanduidingen, van voormelde hydranten, waterwinplaatsen en gasafsluiters moeten op elk moment goed zichtbaar blijven vanaf de openbare weg.
Inplanting. Eerste twee bouwlagen Derde bouwlaag
Inplanting. De Contractant moet er zich van vergewissen dat de plannen die hem door Xxxx zijn overgemaakt met de realiteit overeenstemmen en compatibel zijn met de reeds gerealiseerde of de nog te realiseren werken; hij moet, binnen de 15 Dagen na ontvangst van de plannen, Xxxx op de hoogte brengen van elke vastgestelde afwijking. De zone waar de werken moeten worden uitgevoerd, wordt op het terrein vastgesteld en aangeduid door een door Xxxx geplaatste afbakening, maar valt onder het toezicht en verantwoordelijkheid van de Contractant tot aan de voorlopige oplevering. De Contractant mag eveneens zelf afbakenen, volgens zijn eigen behoeftes en overeenkomstig de door Xxxx vastgelegde reglementen ter zake. Hij moet Xxxx onmiddellijk op de hoogte brengen van alle eventueel vastgestelde afwijkingen. De aanpassing van de afbakening in functie van de voortgang van de werken gebeurt in samenspraak met Xxxx. De Contractant neemt alle nodige maatregelen voor de vervanging van ieder beschadigd of verdwenen element of van elk element dat hij gedurende de periode van de werken moet verplaatsen of bedekken. Xxxx behoudt zich het recht voor om op elk ogenblik en op kosten en risico van de Contractant elke inplanting te doen aanpassen die niet overeenstemt met de plannen en/of bestaande tracés of merktekens. Bij gebreke aan naleving van de hiertoe door Xxxx aan de Contractanten gegeven bevelen, kan Xxxx zich op kosten en op het risico van de Contractant in zijn plaats stellen of hem vervangen door een derde conform artikel 5.5.
Inplanting tov de N399 Meulebeeksesteenweg tenminste 21 m vanuit de as van de weg Tov Careelstraat – centrale as evenals een uitbreiding van deze centrale as Tenminste 10 m uit de rooilijn van de wegenis Tov Careelstraat – zijassen Tenminste 8 m uit de rooilijn van de wegenis Tov spoorweg :
Inplanting. De inplanting der gebouwen is vrij mits behoud van een vrije strook van: - tenminste 7 meter uit de rooilijn van de interne openbare wegeniszone van het bedrijventerrein - tenminste 4 meter uit de andere perceelsgrenzen, uitgezonderd bij gekoppelde bouwwijze waarbij tot op de perceelsgrens kan gebouwd worden. - tenminste 5 meter vanaf de overige zonegrenzen. Dit geldt voor de perceelsgrenzen, palend aan: - de gemene gracht tussen het bedrijventerrein en de huidig gevestigde firma Verhelst. De noordelijke perceelsgrens bevindt zich in het midden van de gemene gracht. Het onderhoud van de aanpalende helft van de gemene gracht is ten laste van de kopers. - de zone voor esthetische groenbuffer met collectieve waterbuffering (zie Artikel 4.1.) - de openbare groenbuffer van 5 m, ten oosten palend aan het Plassendalegeleed. Teneinde een optimale benutting van de bouwzones te bewerkstelligen dient een koppeling van de bedrijfsgebouwen over een gemeenschappelijke perceelsgrens met een aanpalend perceel voor bedrijvigheid te worden nagestreefd. De muur die op de gemeenschappelijke zijperceelsgrens wordt opgetrokken dient een brandweerstand te hebben van minstens 1 uur, tenzij strengere voorwaarden opgelegd worden door de bevoegde besturen en/of brandweer. In deze muur mogen geen vensters en openingen voorzien worden. Er mag dus geen licht, noch zicht genomen worden via de muur op de gemeenschappelijke zijperceelsgrens. De verplicht te overdekken stapelplaatsen in open lucht voor recuperatiematerialen, grondstoffen en niet-afgewerkte producten dienen aan dezelfde inplantingsbepalingen te voldoen als voor de bebouwing binnen deze zone. Met andere woorden in de bouwvrije stroken kan geen opslag gebeuren. De niet-bebouwde perceelsdelen dienen ingericht te worden als private toeritten, als bedieningswegen of private parkeerplaatsen en dienen in een nette en voor de aanpalende eigenaars niet hinderende wijze onderhouden te worden. De overrijdbare verhardingen dienen uitgevoerd in een materiaal dat geen stofvorming geeft voor de omgeving. Parkings voor personenwagens en kleine bestel- en vrachtwagens dienen verplicht middels waterdoorlatend materialen ingericht te worden.
Inplanting. De inplanting der gebouwen is vrij mits behoud van een vrije strook van : - Langs de Brugsesteenweg: tenminste 21.00 (éénentwintig) meter vanuit de as van de weg. - Langs de nieuw ontworpen weg: tenminste 5 (vijf) meter uit de rooilijn - Langs de zone gracht + talud: tenminste 10 (tien) meter vanuit de perceelsgrens - Langs de Noord Ede: tenminste 5 (vijf) meter afstand uit de perceelsgrens - Tenminste 4 (vier) meter uit de andere perceelsgrenzen
Inplanting. Percelen langsheen de Pannestraat:
1. het gebouw dient aan te vangen aan de verplichte voorbouwgevellijn (zie bijlage 2 van de verkoopvoorwaarden). Het koppelen van 2 gebouwen dient te gebeuren op de verplichte voorbouwgevellijn. De verplichte voorbouwgevellijn dient niet verplicht voor 100% bebouwd te worden, een architecturale insprong is dus toegelaten.
2. tenminste 6,30 meter uit de rooilijn van de interne wegenis, behoudens andere aanduiding op het inrichtings- en verkoopplan;
3. tenminste 5 meter uit de perceelsgrenzen palend aan een bufferzone of onderhoudszone;
4. tenminste 3 meter uit de perceelsgrens palend aan de bufferzone langsheen de spoorweg of het Slabbelincksgeleed;
5. tenminste 5 meter uit de andere perceelsgrenzen;
6. 0,00 meter ten opzichte van één kavelgrens bij koppeling van 2 bedrijfsgebouwen op aanpalende terreinen. De inplanting der gebouwen is vrij mits behoud van een vrije strook van :
1. tenminste 8 meter uit de rooilijn van de interne wegenis, behoudens andere aanduiding op het inrichtings- en verkoopplan;
2. tenminste 5 meter uit de perceelsgrenzen palend aan een bufferzone of onderhoudszone;
3. tenminste 3 meter uit de perceelsgrens palend aan de bufferzone langsheen de spoorweg of het Slabbelincksgeleed;
4. tenminste 5 meter uit de andere perceelsgrenzen;
5. 0,00 meter ten opzichte van één kavelgrens bij koppeling van 2 bedrijfsgebouwen op aanpalende terreinen. Zie ook bijgevoegd plan “Bijlage 2 - inrichtingsplan dd. 28-09-2012"
Inplanting. Welke inplantingen voor een nieuw gebouw zijn er mogelijk op het schooldomein? Welke eventuele voor- en nadelen zijn er aan de verschillende inplantingen? Voeg hierbij een plan in bijlage toe met daarop een duidelijke markering van de projectzone. Hoe is de schaalverhouding tot de omgeving en de buren in de verschillende inplantingen. Hoe is het zicht van en naar de school?
Inplanting. De Stad zorgt voor een plaats in een waterdicht en vorstvrij lokaal (in dit geval een plaats in het ketelhuis) waarvan de oppervlakte, de omgevings- en de verkeersomstandigheden door de leveranciers van de overeenkomstige apparatuur geschikt worden geacht voor de werking van het riothermische systeem voor het gedeelte dat zich in haar gebouw bevindt. Er wordt ook een toegangsrecht verleend aan VIVAQUA voor de controle van het riothermische systeem.