Stof Voorbeeldclausules

Stof. Bepaling : Etiket(ten) en UN-nummer op de 4 zijden en de juiste transportnaam op tenminste 2 zijden (hoogte van 65 mm - IMDG 5.3.2.0) Verschillende stoffen Bepaling : Etiket(ten) en UN-nummer op beide late- rale zijden van elk compartiment, etiket van elk model op beide uiteinden en de juiste transportnaam op tenminste 2 zijden (hoogte van 65 mm - IMDG 5.3.2.0) Zonder maritiem vervoer Bepaling : (2 opties) : 1) (leeg) Oranje bord voorzijde en achterzijde 2) Etiket(ten) aan elke laterale zijde
Stof. Bepaling : Etiket(ten) op de 4 zijden en oranje marke- ringsborden op de 2 laterale zijden Verschillende stoffen Bepaling : Etiket(ten) aan beide zijden van elk compar- timent, evenals kenmerken aan de voor- en achterkant en oranje markeringsbord op beide laterale zijden van elk compartiment Met maritiem vervoer
Stof. CONFECTIE LABELLING EN VERPAKKING
Stof. In de BBT-conclusies Afvalverbranding is voor stof een range van 2-5 mg/Nm3 (bij 11 vol. % O2) als etmaalgemiddelde opgenomen. Er wordt een etmaalgemiddelde concentratie aangevraagd van 3 mg/Nm3 (bij 11 vol. % O2). Dit is binnen de BBT-range, maar niet de onderkant (wel lager dan de emissiegrenswaarde conform artikel 5.20 van het Activiteitenbesluit). Xxxxx heeft onderbouwd dat de jaargemiddelde concentratie waarschijnlijk <1 mg/Nm3 zal zijn, maar dat vanwege mogelijke pieken de etmaalgemiddelde vooraf niet lager kan worden gegarandeerd. Wij hebben de aangevraagde etmaalgemiddelde waarde in een voorschrift aan deze vergunning verbonden. Daarbij nemen wij een jaarvracht op die gebaseerd is op een emissiegrenswaarde van 2 mg/Nm3. Dit enerzijds omdat Xxxxx aangeeft dat deze waarde naar verwachting (ruimschoots) haalbaar is en anderzijds omdat deze waarde waarde aansluit aan de onderkant van de BBT-range. Bovendien is scherp vergunning conform SLA doelstelling, hetgeen hiermee wordt bewerkstelligd. In de BBT-conclusies Afvalverbranding is voor deze stof een range van 2-6 mg/Nm3 (bij 11 vol. % O2) als etmaalgemiddelde opgenomen. Er wordt een etmaalgemiddelde concentratie aangevraagd van 5 mg/Nm3 (bij 11 vol. % O2). Dit is binnen de BBT-range, maar niet de onderkant (wel lager dan de emissiegrenswaarde conform artikel 5.20 van het Activiteitenbesluit). In de BBT-conclusie wordt aangegeven dat de ondergrens van de range kan worden behaald bij gebruik van een natte gaswasser; de bovengrens van de range kan gerelateerd zijn aan het gebruik van injectie van droog adsorbent. Dat laatste past Verda toe. Daarbij is onderbouwd waarom gekozen is voor een droog systeem en geen nat systeem. De belangrijkste onderbouwing daarbij is dat een droog systeem bij hogere temperaturen kan werken (circa 160 °C) t.o.v. een nat systeem (circa 60 °C). Dat is energetisch gunstiger omdat de nageschakelde SCR De-NOx bij een temperatuur van circa 240 °C bedreven wordt. Bij een nat systeem zouden de afgassen dus verder opgewarmd moeten worden, resulterend in meer CO2 en NOx emissie. Daarom stemmen wij in met de aangevraagde emissiegrenswaarde. Wij hebben deze waarde dan ook in een voorschrift aan deze vergunning verbonden. Tevens hebben wij de jaarvracht opgenomen in de voorschriften. In de BBT-conclusies Afvalverbranding is voor deze stof een haalbare emissie van <1 mg/Nm3 (bij 11 vol. % O2) als etmaalgemiddelde (of bemonsteringstijd gemiddelde) opgenomen. Er wordt een concentratie aangevr...
Stof. Mestvergisting vindt plaats in een waterige en gesloten omgeving. Derhalve bevat het biogas geen stof en is het niet nodig een emissie-eis op te stellen. Wel kan er stof vrijkomen als met droge co-producten wordt gewerkt. Het grootste gedeelte van co-producten wordt in een sleufsilo’s opgeslagen. Bij het inkuilen van de co-producten kan stof vrijkomen als het gaat om droge producten. Bij de aangevraagde co-producten zal de stofproductie zeer beperkt zijn en als er stof ontstaat verspreid zich dit diffuus. Omdat er maar een beperkte hoeveelheid droge co-producten worden toegepast en de handelingen bij een (mest)vergistingsinstallatie in hoofdzaak plaatsvinden in gesloten vergisters in de aangevraagde situatie, is het niet noodzakelijk om een emissie-eis voor stof op te nemen. Verder wil de inrichtinghouder mest gaan drogen de mestverwerkingsloods 7 en brood gaan drogen. De activiteiten vinden binnen plaats. Alle lucht die daar bij vrijkomt wordt via de chemische luchtwassers gereinigd. VOS (vluchtige organische stoffen) Vluchtige Organische Stoffen, ofwel hogere koolstofverbindingen (CxHy), worden niet of nauwelijks gevormd in het biogasproductieproces. Eventuele sporen van VOS in het biogas worden grotendeels verbrand in de gasmotor. Het is dus niet nodig emissie-eisen te stellen. Waterstofchloride (HCl) en waterstoffluoride (HF) De mest bevat chloride opgelost in water. Tijdens het vergistingsproces komt er geen chloride in het biogas terecht. In mest is geen fluoride aanwezig. Het is dus niet nodig emissie-eisen te stellen aan deze stoffen.
Stof. Mestvergisting vindt plaats in een waterige omgeving. Derhalve bevat het biogas geen stof en is het niet nodig een emissie-eis op te stellen. Volatile Organic Substances, ofwel hogere koolstofverbindingen, CxHy worden niet of nauwelijks gevormd in het biogasproductieproces. Eventuele sporen van VOS in het biogas zullen grotendeels worden verbrand in de gasmotor. Het is dus niet nodig emissieeisen te stellen. De mest bevat chloride opgelost in water. tijdens het vergistingsproces komt er geen chloride in het biogas terecht. In mest is geen fluoride aanwezig. Het is dus niet nodig emissie-eisen te stellen aan deze stoffen.
Stof. Bij dierverzorging zijn de belangrijkste stofbronnen: tijdens het verzorgen van dieren (stof/haar/huidschilfers); tijdens het droog schoonmaken van stallen komt stof vrij; droogvoer; droge mest. Bij geregelde blootstelling (meerdere keren per week) kan dit aanleiding geven tot ademhalingsproblemen en allergieën. Werk indien nodig met adembescherming (ge- bruik van stofkapjes en stofmaskers, gebruik van aangeblazen stoffilters). • Gebruik stofmaskers of stofkapjes van het type FFP2 of FFP3 al of niet met ademventiel of aangeblazen stoffilters. Tillen van trays • Werk niet boven schouderhoogte; • Houd de tray zo dicht mogelijk bij het lichaam tijdens het tillen; • Til met een rechte rug en laat de benen het werk doen; • Til niet gehaast; • Neem voldoende rust en pauzes; • Draag veiligheidsschoenen bij het opzetten van containerkarren, het werken met of bij heftrucks of elektrische pal- letheffers.
Stof. Bij dierverzorging zijn de belangrijkste stofbronnen: tijdens het verzorgen van dieren (stof/haar/huidschilfers); tijdens het droog schoonmaken van stallen komt stof vrij; droogvoer; droge mest. Bij geregelde blootstelling (meerdere keren per week) kan dit aanleiding geven tot ademhalingsproblemen en allergieën. Werk indien nodig met adembescherming (ge- bruik van stofkapjes en stofmaskers, gebruik van aangeblazen stoffilters). • Gebruik stofmaskers of stofkapjes van het type FFP2 of FFP3 al of niet met uitademventiel of aangeblazen stoffilters.
Stof