Lucht Voorbeeldclausules

Lucht vaartuigen‌ Niet gedekt zijn aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt met of door een (lucht)vaartuig. Deze uitsluiting geldt echter niet voor:
Lucht. Op grond van art. 5.16 eerste lid, onder d, juncto tweede lid, onder d, van de Wet milieubeheer kan een Tracébesluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, worden vastgesteld indien dat Tracébesluit betrekking heeft op een project dat is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12, eerste lid, of artikel 5.13 eerste lid, vastgesteld programma. Dit programma betreft het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor de regio waarbinnen dit project valt, heeft de Europese Commissie op basis van het ontwerp-NSL op 7 april 0000 xxx Xxxxxxxxx derogatie verleend voor stikstofdioxide (NO2) tot 1 januari 2015, vastgelegd in voorschrift 2.1, bijlage 2, Wm. De derogatie voor fijn stof was verleend tot 11 juni 2011, vastgelegd in voorschrift 4.2, bijlage 2, Wm. Vanaf dat tijdstip zijn voor fijn stof de grenswaarden conform voorschrift 4.1, bijlage 2, Wm van toepassing.. Het NSL is door de toenmalige Minster van Volksgezondheid Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) vastgesteld op 30 juli 2009 en op 1 augustus 2009 in werking getreden. Het project A27/A1 Aansluiting Utrecht-Noord - Knooppunt Eemnes - Aansluiting Bunschoten- Spakenburg is met de volgende projectkenmerken opgenomen in de 6e melding Infrastructuur en Milieu d.d. 22 april 2014 met kenmerk IenM/BSK-2014/97481), waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu conform de wijzigingsprocedure NSL op 15 mei (kenmerk IENM/BSK-2014/112333) heeft ingestemd. Na het afgeven van de beschikking staat het project met de volgende kenmerken in het NSL opgenomen: • NSL-projectnummer: 1953 • Wegnummer en projectnaam: MIRT-project A27/A1, Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes- aansluiting Bunschoten • Bevoegd gezag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu • Ligging: -- • Type: 3 (infrastructuur) • Omvang:
Lucht. Bij de effectvergelijking voor luchtkwaliteit heeft een beoordeling plaats gevonden op het al dan niet voldoen aan de wettelijke normen, de noodzaak voor het treffen van luchtspecifieke maatregelen, emissies, overschrijdingsoppervlakken en een ver- schilanalyse. Geconcludeerd is dat zowel het Voorkeursalternatief als het Alternatief Meerenak- kerweg en het MMA een geringe invloed heeft op de luchtkwaliteit. De effecten op de luchtkwaliteit bij het Voorkeursalternatief en het MMA zijn zodanig dat zonder een luchtspecifieke maatregel voldaan wordt aan de luchtkwaliteitsnormen zoals die gesteld worden in Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Bij het Alternatief Meerenak- kerweg is wel een maatregel noodzakelijk. Deze maatregel betreft het plaatsen van een scherm van 2 meter hoog en 50 meter lang langs de Noord-Brabantlaan nabij de onderdoorgang met de N2/A2. Door deze maatregel en doordat bij het Voorkeur- salternatief en het MMA een (lichte) verbetering optreed in een gebied waar sprake is van een grenswaarde-overschrijding, scoren het Voorkeursalternatief en het MMA qua luchtkwaliteit iets positiever dan het Alternatief Meerenakkerweg.
Lucht. 2.1 Algemeen. Voor de volgende stoffen de Sodabedrijven naar de lucht worden geëmitteerd, zijn wettelijke: (grenswaarden) vastgesteld die ingevolge artikel 8.8 de Wm bij de beslissing op de aanvraag in acht moeten worden genomen: stikstofdioxide en zwaveldioxide. Wij hebben vastgesteld dat wettelijke grenswaarden voor deze stoffen niet worden overschreden. Geen van de binnen de Sodabedrijven gebruikte geëmitteerde stoffen wordt voor wat betreft het compartiment lucht aangemerkt als een zwarte-lijst-stof, Ammoniak, stikstofoxiden en kamen voor op de lijst van prioritaire stoffen Er worden geen stoffen geëmitteerd waar- voor volgens de NER een mínimalisatieverplichting geldt. In het Provinciaal Milieubeleidsplan is vermeld dat emissies en verspreiding van stoffen primair brongericht dienen te wor- den aangepakt. Voor emissies van niet-zwarte-lijst-stoffen geldt dat met toepassing van het ten minste de best toepasbare technieken dienen te worden toegepast. de praktijk betekent dit toepassing van de stand der techniek conform de NER.
Lucht. Bij de aanvraag om vergunning is rapportage gevoegd naar de emissies van de inrichting. Het betreft “Luchtkwaliteitsonderzoek Auto- en Scheepssloperij Treffers B.V. te Haarlem. Onderdeel van de aanvraag van een omgevingsvergunning milieu” d.d. 15 maart 2017 met referentie 00000-00000-00. Uit dit onderzoek is gebleken dat binnen de inrichting beoogde bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd waarbij emissies van fijnstof en NOx zijn te verwachten. Het betreft verbrandingsemissies ten gevolge van interne en externe voertuig(transport)bewegingen en dieselmaterieel op het terrein. Het op de inrichting aanwezige schroot kan (indien geroest) worden aangeduid als stortgoed, welke in potentie stuifgevoelig is. Omdat schroot wordt gezien als een inert materiaal zijn in het Activiteitenbesluit dienaangaande al voorschriften opgenomen in hoofdstuk 3 die een directe werking hebben. Daarnaast kan het zijn dat er ook niet-inerte materialen worden opgeslagen, voor deze materialen hebben we voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden. In het luchtkwaliteitsonderzoek zijn concentraties van de voor de toets aan de Wet luchtkwaliteit maatgevende stoffen in kaart gebracht op rekenpunten in de omgeving van de inrichting. De berekende waarden zijn getoetst aan de bepalingen uit de (vigerende) wet- en regelgeving en vormen de basis voor het maken van een zorgvuldige afweging omtrent het aspect luchtkwaliteit. Berekeningen zijn uitgevoerd met STACKS+ in de software-implementatie GeoMilieu op basis van kentallen. Uit het onderzoek volgt dat de activiteiten van de inrichting niet leiden tot een overschrijding van grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5.
Lucht. Emissies
Lucht. 10.1 Emissies uit stoffen uit puntbronnen
Lucht. Het studiegebied wordt enerzijds bepaald door de zones beïnvloed door rechtstreekse emissie uit de stallen (geur-, ammoniak-, stof- en CO2-emissie ten gevolge van de verbranding van fossiele brandstoffen), alsook anderzijds de emissies gepaard gaand met het uitspreiden van mest. Het stof aanwezig in de ventilatielucht bestaat voornamelijk uit kleine voederdeeltjes en huidschilfers. De effecten beperken zich vaak tot 1 kilometer, hoewel een verdere dispersie uiteraard niet uitgesloten kan worden. Voortgaand op emissies van bedrijven van vergelijkbare grootte, kan veiligheidshalve gesteld worden dat de voornaamste effecten voornamelijk plaatsvinden binnen een straal van ongeveer 2 km.
Lucht. Voornaamste gegevensbronnen:
Lucht. In het kader van de effectbeoordeling van veeteeltbedrijven, is bij de beschrijving van de referentietoestand voornamelijk de toestand met betrekking tot de ammoniakemissie en daarmee samenhangend de geur en de verzurende luchtverontreiniging van belang, evenals fijn stof. De ventilatielucht uit de stallen bevat echter eveneens een hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4). Deze wordt geproduceerd door de ademhaling van de dieren, verbranding van petroleum en van fermentatieprocessen in de mest. Beide stoffen zijn voorname natuurlijke broeikasgassen. Antropogene concentraties van ammoniak in de lucht overschrijden sterk de natuurlijke achtergrondconcentraties. Schattingen van zulke achtergrondconcentraties lopen uiteen van 0,2μg/m³ tot 4μg/m³ (Xxxxxxxxx et al., 1994). Vergelijking met de NH3-concentraties in enkele andere landen toont aan dat de waarden in Vlaanderen behoren tot de hoogste ter wereld (7,8 – 35 µg/ m3). Globaal gesteld kunnen drie periodes opgemerkt worden waarin een verhoging van de ammoniakconcentraties plaatsvindt, met name februari-maart, mei en augustus-september. Minimum concentraties werden in december vastgesteld. De verhoogde metingen in deze periodes zijn vermoedelijk voor een groot deel te wijten aan het uitrijden van mest. Op de meeste meetplaatsen die gelokaliseerd zijn in de onmiddellijke omgeving van veestallen, werden eveneens hogere concentraties gemeten (De Fré et al., 1999). Emissiebeperkende maatregelen zoals emissiearme toediening van dierlijke mest, emissiearme stallen en aangepaste voedertechnieken zijn nodig. In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf is geen VMM-meetpunt gelegen. Toch kan op basis van het bestaande meetnet een schatting gebeuren van de NHx-concentratie in de lucht. De NHx-concentratie in de lucht bedroeg 22,8 μg/m³ in 2002 (VMM). De norm van de Wereld Gezondheidsorganisatie van 8 µg/m3 wordt in het studiegebied overschreden. Voor wat betreft de volksgezondheid stellen de gemeten NH3-concentraties geen problemen (De Fré et al., 1999). Mogelijke effecten van aërosolvorming op het ademhalingsstelsel van gevoelige individuen (astma- en CARA-lijders) in gebieden waar NH3-concentraties van 30 tot 50 μg/m³ worden gemeten, zijn echter niet uit te sluiten. Daarbij dient opgemerkt dat weinig bekend is over de specifieke effecten van ammoniumaërosolen. Bijkomend onderzoek is hier nog nodig. Geurconcentraties in de lucht zijn voornamelijk afkomstig van de dierlijke mestproductie en van de afbraak van...