Toetreding en uittreding. 20.1 Toetreding geschiedt per 1 januari van enig jaar en uittreding op 31 december van enig jaar.
20.2 Voor toetreding is instemming benodigd van de reeds aan de regeling deelnemende colleges.
20.3 Een gemeente kan zelfstandig besluiten tot uittreding door toezending aan het bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen die op grond van wettelijke bepalingen hiertoe bevoegd zijn.
20.4 Het bestuur zendt het besluit tot uittreding van een gemeente ter kennisneming aan de colleges van de overige gemeenten.
20.5 Uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld.
20.6 Het bestuur stelt regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden betaald.
20.7 Het bestuur stelt in overleg met de uittredende gemeente ten minste zes maanden voor het beoogde tijdstip van uittreding een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Daarbij kan overeen gekomen worden dat de uittredende gemeente bepaalde verplichtingen ten opzichte van derden overneemt, ten einde de kosten van uittreding te beperken.
20.8 Bij het ontbreken van overeenstemming over uitkomst van de berekening zoals bedoeld in het zesde lid, vragen het bestuur en het college van de uittredende gemeente gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van de berekening als bedoeld in het zesde lid. Dit advies bevat in ieder geval de volgende elementen:
(a) Eventueel nog te verrekenen bedragen, uitgaande van de bestaande systematiek voor berekening van financiële bijdrage per gemeente;
(b) Kosten van de uittredende gemeente die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de uittreding;
(c) Kosten in verband met mogelijk doorlopende verplichtingen ten aanzien van aanbieders van jeugdhulp tot levering aan de uittredende gemeente;
(d) Overige frictiekosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de uittreding.
20.9 Het advies van de in het achtste lid bedoelde deskundige is voor partijen bindend, onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de wet. De kosten voor het inschakelen van de deskundige worden in gelijke mate over beide partijen verdeeld.
Toetreding en uittreding. Ten aanzien van wijziging, toetreding en uittreding bepaalt artikel 1 lid 3 Wgr dat deze besluiten onder dezelfde werking vallen als de oprichting. Dit houdt in dat dezelfde procedure moet worden gevolgd, bijvoorbeeld besluiten van alle colleges na toestemming van de raden, bekendmaking en inschrijving in het register als bedoeld in artikel 27 Wgr. Artikel 9 Wgr bepaalt dat de regeling bepalingen inhoudt omtrent wijziging, opheffing, toetreding en de gevolgen van uittreding.
Toetreding en uittreding. 1. De toetreding en uittreding van leden geschiedt volgens de procedure van de statutenwijziging. De overheid die wenst toe te treden en de deelnemer die wenst uit te treden, legt aan de Linieraad de daartoe strekkende beslissing van zijn bevoegd orgaan voor.
2. De Linieraad regelt de voorwaarden en de gevolgen van de toetreding van de nieuwe leden en aan de uittreding van de bestaande deelnemers.
Toetreding en uittreding. 1. Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals bedoeld in de Wet Veiligheidsregio’s.
2. Het algemeen bestuurt regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.
Toetreding en uittreding. 1. Toetreding geschiedt per 1 januari van enig jaar en uittreding op 31 december van enig jaar.
2. Voor toetreding is instemming benodigd van de reeds aan de GR deelnemende colleges.
3. Een deelnemende gemeente kan zelfstandig besluiten tot uittreding door toezending aan het bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen die op grond van wettelijke bepalingen hiertoe bevoegd zijn.
4. Het bestuur zendt het besluit tot uittreding van een gemeente ter kennisneming aan de colleges van de overige deelnemende gemeenten.
5. Uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld.
6. Het financiële nadeel dat voor de andere deelnemende gemeenten ontstaat door het beëindigen van de deelname door de uittredende gemeente aan het uitvoeringsprogramma, wordt over een periode van drie jaar vanaf datum uittreding zichtbaar gemaakt en door de uittredende gemeente ter compensatie aan het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden vergoed.
7. De berekening van het financiële nadeel geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten:
a. het aandeel van de uittredende gemeente in de overhead (de zogenaamde niet vermijdbare desintegratiekosten) gedurende drie jaar;
b. drie keer het aandeel van de uittredende gemeente in de jaarkosten fte ten behoeve van de vorming van een voorziening voor verplichtingen die volgen uit de afvloeiing van personeel, herplaatsingskosten (werk naar werkbegeleiding) en transitievergoedingen die rechtstreeks voortvloeien uit de beëindiging van taken als gevolg van voornoemde uittreding.
8. Indien de uittredende gemeente haar fte-aandeel met ingang van de datum van uittreding overneemt wordt het financiële nadeel verminderd met drie keer haar aandeel in de jaarkosten fte.
9. Naast de in het achtste lid beschreven mogelijkheden ter compensatie kan bij de berekening van het financiële nadeel rekening worden gehouden met andere voorstellen van de uittredende gemeente waarmee de kostenrisico’s voor de andere deelnemende gemeenten worden verlaagd.
10. Het op basis van het zevende tot en met negende lid berekende financiële nadeel wordt door de uittredende gemeente aan de gemeenschappelijke regeling jaarlijks vergoed gedurende drie jaar of tegen contante waarde afgekocht middels een afkoopsom.
11. Bij het ontbreken van overeenstemming over de hoogte van het berekende financiële nadeel als bedoeld in het tiende lid vragen het bestuur van d...
Toetreding en uittreding. In artikel 9, lid 1 van de wet is bepaald dat de voor een onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen inhoudt omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Omdat de indeling in veiligheidsregio's bij wet is bepaald, is in artikel 36 opgenomen dat toetreding en uittreding slechts is toegestaan als in de wet- en regelgeving de landelijke verdeling in veiligheidsregio's wordt gewijzigd. Het is dan aan het algemeen bestuur om daarvan de gevolgen te regelen.
Toetreding en uittreding. Toetreding tot en uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de Wvr. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding.
Toetreding en uittreding. De samenwerking Versnelling010 staat, onder door partijen onderling nog nader te bepalen voorwaarden, open voor toetreding van andere partijen. Partijen dienen in ieder geval onderhavige samenwerkingsovereenkomst te onderschrijven. • Het staat een partij vrij om de samenwerking Xxxxxxxxxxx000 te verlaten. Zij dient de overige Partijen een maand voordat zij de samenwerking verlaat schriftelijk en gemotiveerd hiervan op de hoogte te stellen. • Afspraken inzake vertrouwelijkheid en geheimhouding welke Partijen met elkaar aangaan in het kader van deze overeenkomst blijven ook van kracht nadat een der Partijen heeft opgezegd.
Toetreding en uittreding. 1. Toetreding van een andere gemeente tot de regeling of uittreding van een gemeente uit de regeling, is mogelijk vanaf 1 januari 2021. Artikel 20.
Toetreding en uittreding. Toetreding geschiedt per 1 januari van enig jaar en uittreding op 31 december van enig jaar.