Uitwisseling van informatie op verzoek Voorbeeldclausules

Uitwisseling van informatie op verzoek. 1. De bevoegde autoriteiten van het Vorstendom Andorra en de lidstaten van de Europese Gemeenschap wisselen gegevens uit over gedragingen die worden beschouwd als belastingfraude overeenkomstig de wetgeving van de staat aan welke het ver- zoek is gericht, of soortgelijke aangelegenheden met betrekking tot de onder deze overeenkomst vallende inkomsten. Onder „soortgelijke aangelegenheden” worden uitsluitend overtredingen verstaan met dezelfde graad van onrechtmatigheid als het geval is voor gedragingen die worden beschouwd als belastingfraude overeenkomstig de wetgeving van de staat aan welke het ver- zoek is gericht. Wanneer het Vorstendom Andorra de staat is aan welke het verzoek is gericht, verbindt het zich ertoe, zolang het begrip belastingfraude niet in zijn nationale recht is opgenomen, voor de in de eerste alinea vermelde doeleinden met belastingfraude gelijk te stellen alle gedragingen die, middels bedrog, afbreuk doen aan de financiële belangen van de schatkist van de ver- zoekende staat en die uit hoofde van de wetten van het Vor- stendom Andorra als oplichting worden beschouwd. In antwoord op een zorgvuldig gemotiveerd verzoek verstrekt de staat aan welke het verzoek is gericht, gegevens met betrek- king tot de vorengenoemde aangelegenheden waarnaar de ver- zoekende staat een onderzoek instelt, of mogelijk wenst in te stellen, op civielrechtelijke of strafrechtelijke basis. 2. Bij het bepalen of informatie in antwoord op een verzoek kan worden verstrekt, past de staat aan welke het verzoek is gericht, de regels betreffende verjaring toe overeenkomstig de wetgeving van de verzoekende staat in plaats van de regels betreffende verjaring van de staat aan welke het verzoek is ge- richt. 3. De staat aan welke het verzoek is gericht, verstrekt de informatie indien de verzoekende staat een redelijk vermoeden heeft dat de gedragingen belastingfraude vormen of soortgelijke aangelegenheden betreffen. Wanneer het Vorstendom Andorra de staat is aan welke het verzoek is gericht, moet de ontvanke- lijkheid van het verzoek door de juridische autoriteit van het Vorstendom Andorra worden getoetst aan de hand van de op- gegeven redenen in vergelijking met de in dit artikel gestelde eisen binnen een termijn van twee maanden. 4. Het vermoeden van de verzoekende staat dat de gedragin- gen belastingfraude vormen of soortgelijke aangelegenheden be- treffen, kan zijn gebaseerd op: a) documenten, al dan niet geauthentiseerd, omvattende, maar niet daartoe beperkt, beschei...
Uitwisseling van informatie op verzoek. Dit artikel bevat belangrijke bepalingen, waarin conform het OESO-modeluitwisselingsverdrag is vast- gelegd dat de verzochte informatie moet worden uitgewisseld ook als geen sprake is van een belang voor de eigen nationale belastingheffing of geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de bevraagde partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (‘dubbele strafbaarheid’). Ook wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. De gecommit- teerde landen hebben zich hierop expliciet moeten vastleggen in hun OESO-toezegging. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de WIB heeft Nederland geen probleem aan deze bepalingen te voldoen. Ook de Caymaneilanden hebben de laatste jaren de nationale wetgeving aangepast om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. In hun streven naar een breed wer- kende informatie-uitwisseling zijn partijen overeengekomen dat verzoeken ook kunnen zien op be- lastingzaken die betrekking hebben op een verder verleden. In afwijking van het OESO-modelverdrag is daarom geen weigeringsgrond opgenomen, die bijvoorbeeld toestaat verzoeken af te wijzen die zien op belastingjaren langer dan vijf jaar terug.
Uitwisseling van informatie op verzoek. 1. De bevoegde autoriteiten van het Vorstendom Monaco en de lidstaten van de Europese Gemeenschap wisselen gegevens uit over gedragingen die overeenkomstig het interne recht van de staat aan welke het verzoek is gericht, worden beschouwd als belastingfraude ter zake van de belasting van inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Wanneer het Vorstendom Monaco de staat is aan welke het verzoek is gericht, worden als belastingfraude ter zake van de belasting van inkomsten uit spaargelden in de vorm van rente- betaling beschouwd: — het gebruiken van een vals, vervalst of inhoudelijk onjuist geschrift met het oogmerk zich te onttrekken of te proberen zich te onttrekken aan de volledige of gedeeltelijke betaling van de belasting op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Dit is strafbaar met een geldboete zoals bepaald in artikel 26, lid 4, van het Monegaskische Straf- wetboek, waarvan het bedrag op het viervoudige van de ontdoken belasting kan worden vastgesteld, en met een ge- vangenisstraf van acht dagen tot twee jaar dan wel met slechts één van deze straffen; — het op bedrieglijke wijze bewerkstelligen van een volledige of gedeeltelijke teruggaaf van de belasting op inkomsten uit spaargelden. Dit is strafbaar met de geldboete zoals bepaald in artikel 26, lid 4, van het Monegaskische Strafwetboek, waarvan het bedrag op het viervoudige van de onterecht ontvangen som kan worden vastgesteld, en met een gevan- genisstraf van acht dagen tot twee maanden dan wel met slechts één van deze straffen; — het met opzet niet dan wel slechts gedeeltelijk invorderen van het verschuldigde bedrag door eenieder die is belast met de inning van de belasting op inkomsten uit spaargelden. Dit is strafbaar met een geldboete ten belope van een bedrag zoals bepaald in artikel 26, lid 4, van het Monegaskische Strafwetboek; — het met opzet achterhouden van de geïnde bedragen tot bevoordeling van zichzelf of een ander door eenieder die is belast met de inning van de belasting op inkomsten uit spaargelden. Dit is strafbaar met een geldboete ten belope van een bedrag zoals bepaald in artikel 26, lid 4, van het Monegaskische Strafwetboek. Zodra de in artikel 13, lid 3, omschreven voorwaarden effectief zijn vervuld, zijn de in dit artikel gedefinieerde beginselen in- zake de uitwisseling van informatie van toepassing op soortge- lijke overtredingen met dezelfde graad van onrechtmatigheid als de hierboven omschreven gevallen van belastingfraude krach- tens de wetg...
Uitwisseling van informatie op verzoek. Dit artikel bevat belangrijke bepalingen, waarin conform het OESO-modeluitwisselingsverdrag is vastgelegd dat de verzochte informatie moet worden uitgewisseld ook als geen sprake is van een be­lang voor de eigen nationale belastingheffing of geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de bevraagde partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aange­merkt (‘dubbele strafbaarheid’). Ook wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. De ge­committeerde landen hebben zich hierop expliciet moeten vastleggen in hun OESO-toezegging. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de WIB heeft Nederland geen probleem aan deze bepalingen te voldoen. Ook de Britse Maagdeneilanden hebben de laatste jaren de nationale wetgeving aangepast om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. De in het vijfde lid, onderdeel a, opgenomen bepaling stemt overeen met de in het vierde lid, onderdeel b, van het OESO-modeluitwisselingsverdrag opgenomen bepaling. Ingevolge het vijfde lid, onderdeel b, is er geen verplichting tot het verstrekken van informatie met betrekking tot een tijdvak dat meer dan zes jaar ligt voor het desbetreffende belastingtijdvak. De in deze bepaling opgenomen termijn sluit aan bij de bewaartermijn die geldt in de Britse Maagdeneilanden. Op verzoek van de Britse Maagdeneilanden is in het vijfde lid, onderdeel c, neergelegd dat geen inlichtin­gen behoeven te worden verstrekt die niet direct betrekking hebben op de belastingbetaler. Het zesde tot en met zevende lid zijn sterk gericht op de uitvoering van de informatie-uitwisseling. Het gaat om de inrichting van verzoeken door de verzoekende administratie op een zodanige manier dat gewaarborgd wordt dat de bevraagde partij niet onnodig wordt lastig gevallen en tijdig kan reage­ren. In het zevende lid is een verplichting voor de bevraagde partij opgenomen om spoedig richting de verzoekende partij aan te geven dat er onvolkomenheden in het verzoek zitten of dat er belemmerin­gen zijn aan het verzoek om informatie te voldoen.
Uitwisseling van informatie op verzoek. Dit artikel bevat belangrijke bepalingen, waarin conform het OESO-modeluitwisselingsverdrag is vastgelegd dat de verzochte informatie moet worden uitgewisseld ook als geen sprake is van een be­lang voor de eigen nationale belastingheffing of geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de bevraagde partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aange­merkt (‘dubbele strafbaarheid’). Ook wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de WIB heeft Nederland geen probleem aan deze bepalingen te voldoen. Ook de Bahama’s kunnen voldoen aan de verplichtingen die uit dit Verdrag en andere TIEA’s en be­lastingverdragen voortvloeien. Het vijfde lid is gericht op de uitvoering van de informatie-uitwisseling en bepaalt aan welke eisen het informatieverzoek moet voldoen. In het zesde lid is een inspanningsverplichting voor de bevraagde partij opgenomen om zo snel mogelijk te reageren op het verzoek om informatie. Anders dan in het OESO-modeluitwisselingsver­drag is op verzoek van de Bahama’s geen vaste termijn overeengekomen voor beantwoording van een informatieverzoek, In het kader van een totaalcompromis was dit verzoek voor Nederland accep­tabel, mede omdat Nederland al eerder een dergelijke bepaling was overeengekomen. Bovendien is in september 2009 tijdens het vijfde Global Forum on Transparency and Information Exchange afge­sproken dat internationale peer review zal plaatsvinden waarbij de efficiëntie van de informatie-uitwis­seling wordt onderzocht.9 Dit peer review-proces zal naar verwachting spoedige afwikkeling van informatieverzoeken afdwingen.
Uitwisseling van informatie op verzoek. Dit artikel bevat belangrijke bepalingen, waarin conform het modelverdrag is vastgelegd dat de verzochte informatie moet worden uitgewisseld ook als geen sprake is van een belang voor de eigen nationale belastingheffing of geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de bevraagde partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (‘dubbele straf­baarheid’). Ook wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. De gecommitteerde landen hebben zich hierop expliciet moeten vastleggen in hun OESO-toezegging. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de WIB heeft Nederland geen probleem aan deze bepalingen te voldoen. Ook Bermuda heeft de laatste jaren de nationale wetgeving aangepast om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. De formulering van het vierde lid wijkt iets af van dit lid in het modelverdrag, maar hiermee zijn geen substantiële inhoudelijke wijzigingen beoogd. In onderdeel b is aan ‘juridisch eigendom’(‘legal ownership’) toegevoegd de term uiteindelijk gerechtigde (‘beneficial ownership’) om hiermee een zo breed mogelijke reikwijdte van de bepaling te krijgen. Het gaat daarbij om de uiteindelijk gerechtigde die meestal tevens de belastingplichtige is. Dit komt overeen met de Anti Money Laundering Recommendations van de Financial Action Task Force (FATF, een intergouvernementeel samen­werkingsverband van landen met belangrijke financiële centra dat zich bezig houdt met de bestrijding van witwassen en van de financiering van terrorisme). Niet zozeer het verkrijgen van informatie over de juridische eigenaar is een probleem. Aan die informatie kan Bermuda relatief ge­makkelijk komen, maar het verkrijgen van informatie over een uiteindelijk gerechtigde (‘beneficial owner’) is lastiger. Daarom leek het verstandig de verkrijgbaarheid van dat soort informatie expliciet vast te leggen. Voor zover bij trusts sprake is van eigendom, vallen, alhoewel niet expliciet vermeld, trusts onder het begrip “other persons”. Ten aanzien van trusts is het meest relevant de informatie over instellers, trustees, begunstigden en de positie in een keten van eigendomsverhoudingen. Uitdrukkelijk is opge­nomen dat hierover informatie kan worden ingewonnen. Ingevolge het vijfde lid is er geen verplichting tot het verstrekken van informatie met betrekking tot een periode van meer dan zes jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak waarvoor de informatie wordt gevraagd. De in deze bepaling opgenomen ter...