Afspiegelingsbeginsel Voorbeeldclausules

Afspiegelingsbeginsel. Het beginsel, zoals bedoeld in artikel 11 van de Ontslagregeling, om de plaatsing- dan wel de ontslagvolgorde te bepalen per categorie uitwisselbare functies van een organisatieonderdeel op basis van de leeftijdsopbouw binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies. Het personeel van de categorie uitwisselbare functies wordt ingedeeld in vijf leeftijdsgroepen, te weten: - Van 15 tot 25 jaar; - Van 25 tot 35 jaar; - Van 35 tot 45 jaar; - Van 45 tot 55 jaar; - Van 55 en de AOW-gerechtigde leeftijd. (Voordat het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast worden eerst de werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt boventallig verklaard.) De verdeling van de te plaatsen werknemers over de leeftijdsgroepen dient zo plaats te vinden dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies voor en na de inkrimping verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk is. Vervolgens wordt binnen leeftijdsgroep de werknemer met het langste dienstverband als eerste geplaatst.
Afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel betekent dat anciënniteit wordt toegepast op (wettelijk voorgeschreven) leeftijdsgroepen (15-24, 25-34, 35-44, 45-54 en 55 jaar - AOW-leeftijd). De AOW-gerechtigde leeftijd is de datum waarop de AOW voor de betrokken medewerker volgens de Algemene Ouderdomswet standaard tot uitkering komt.
Afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel betekent dat anciënniteit wordt toegepast op (wettelijk voorgeschreven) leeftijdsgroepen (15-24, 25-34, 35-44, 45-54 en 55 jaar - AOW-leeftijd.
Afspiegelingsbeginsel. Een door het UWV vastgestelde methodiek voor het bepalen van boventalligheid van werknemers, uitgewerkt in de Uitvoeringsregels Ontslag om bedrijfseconomische redenen. Het wordt bij een ontslag om bedrijfseco- nomische redenen gebruikt om te bepalen welke werknemer binnen een categorie uitwisselbare functies voor ontslag moet worden voorgedragen. Het personeel wordt, per categorie uitwisselbare functies, in leeftijds- groepen ingedeeld (te weten 15-24 jaar, 25-34 jaar, 35-44 jaar, 45-54 jaar en 55 jaar tot aan de AOW-ge- rechtigde leeftijd), waarna het personeelsbestand zo wordt ingekrompen dat de leeftijdsopbouw binnen de categorieën uitwisselbare functies voor en na de reorganisatie verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk blijft en binnen een leeftijdsgroep de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag in aanmer- king komt.
Afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel is in het belang van een evenwichtige leeftijdsopbouw en de vertegenwoordiging van verschillende groepen van werknemers in de organisatie. Het houdt in dat werknemers met vergelijkbare functies worden ingedeeld in leeftijdsgroepen en dat binnen die leeftijdsgroepen de werknemer met het kortste dienstverband het eerst als boventallig wordt aangemerkt. Het personeel wordt per uitwisselbare functie ingedeeld in vijf leeftijdscategorieën, te weten 15-24 jaar, 25-34 jaar, 35-44 jaar, 45-54 jaar en 55 jaar en ouder. Vervolgens wordt bij deze vijf categorieën apart bekeken welke werknemers het laatst in dienst zijn gekomen (het anciënniteitbeginsel). Bij een gelijke uitkomst gaat de oudere werknemer voor de jongere.
Afspiegelingsbeginsel. De wettelijk vastgestelde leeftijdsgroepen zijn: - tot 25 jaar, - 25 tot 35 jaar, - 35 tot 45 jaar, - 45 tot 55 jaar en - 55 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd. (werknemers boven de AOW gerechtigde leeftijd komen als eerste in aanmerking voor ontslag, voor werknemers uit de bovengenoemde leeftijdsgroepen) Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel wordt de navolgende werkwijze gehanteerd. De werkgever:
Afspiegelingsbeginsel. Het beginsel, als bedoeld in artikel 11 van de Ontslagregeling, waarbij binnen een categorie uitwisselbare functies, op grond van leeftijdsgroepen en de duur van het dienstverband van de werknemers, een volgorde van boventalligheid van werknemers wordt vastgesteld. De leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar tot de wettelijke AOW-gerechtigde leeftijd. Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel bij werkgever wordt, indien en zolang de Ontslagregeling dit voorschrijft, in beginsel uitgegaan van de gemeente waarbinnen de vestiging van de werkgever gesitueerd is en waar de arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij er redenen zijn om te besluiten dat wordt uitgegaan van de bedrijfsvestiging of de gehele onderneming. Wanneer werkzaamheden in één of meerdere gemeenten of bedrijfsvestigingen vervallen, wordt de werknemer aan die gemeenten of bedrijfsvestigingen toegerekend voor het aantal uren dat hij in de betreffende gemeenten of bedrijfsvestigingen werkt. De werknemer van wie de arbeidsplaats vervalt en die volgens de plaatsingsprocedure niet geplaatst kan worden in het nieuwe formatieplaatsenplan en die van deze boventalligheid schriftelijk in kennis is gesteld door de werkgever.
Afspiegelingsbeginsel. Op grond van het afspiegelingsbeginsel dient in fase 2 te worden bepaald welke werknemers boventallig worden verklaard. Het afspiegelingsbeginsel uit de regels van het UWV wordt toegepast. Dit houdt in dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies voor en na de organisatiewijziging zo veel mogelijk gelijk blijft. Per leeftijdsgroep worden de werknemers met het kortste dienstverband als eerste boventallig verklaard. Daarbij moet het aantal werknemers binnen een groep uitwisselbare functies worden verdeeld over vijf leeftijdscategorieën: 15 tot en met 24 jaar; 25 tot en met 34 jaar; 35 tot en met 44 jaar; 45 tot en met 54 jaar en vanaf 55 jaar.
Afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel staat beschreven in artikel 11 van de Ontslagregeling.
Afspiegelingsbeginsel. Het conform de vigerende Ontslagregeling verplichte criterium om de volgorde van boventalligheid van medewerkers op uitwisselbare functies bij organisatiewijzigingen te bepalen. Kort gezegd komt dit criterium er op neer dat alle medewerkers in ongeveer dezelfde functie (“uitwisselbare functie”) worden verdeeld in 5 vastgestelde leeftijdscategorieën en de selectie van de boventallige medewerkers evenredig over deze leeftijdscategorieën wordt verdeeld, waarbij de medewerker met het kortste dienstverband in elke leeftijdscategorie als eerste boventallig wordt verklaard. Met het afspiegelingsbeginsel wordt bereikt dat de boventallige medewerkers evenredig worden verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën en wordt voorkomen dat altijd de medewerkers met het kortste dienstverband (en dat zijn in de regel de jongste medewerkers) boventallig worden verklaard. Indien er sprake is van gelijke anciënniteit, geeft leeftijd de doorslag waarbij de oudste werknemer de functie aangeboden krijgt.