De procedure. 1.1. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) heeft op 3 april 2018 in overeenstemming met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) onder overlegging van 4 producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 een memorie van eis, tevens houdende akte vermeerdering van eis ((de “memorie van eis”) ingediend, met 1 productie. Daarbij heeft eiseres, voor zover op haar de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [de heer vL] als getuige. Verweerster heeft overeenkomstig artikel 15.2 van het Arbitragereglement bij akte van 19 juni 2018 een memorie van antwoord met 1 productie ingediend, waarin ook een eis in reconventie is opgenomen. Daarbij heeft verweerster, voor zover op haar de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [mevrouw X.] als getuige over de gang van zaken rond de migratie en de daarbij gemaakte afspraken. Bij akte van 22 juni 2018 heeft eiseres, verweerster in reconventie, een memorie van antwoord in reconventie ingediend. 1.2. Bij brief van 30 april 2018 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen en in overeenstemming met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard. 1.3. Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft de arbiter, in het licht van het bewijsaanbod van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]. Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegd, met twee producties. Daarop heeft verweerster bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerd. 1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van: (a) Hoofdsom € 18.985,99; (b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67 (c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en (d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt. 1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen. 1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat: (a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen; (b) subsidiair alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op een door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De procedure. 1.1. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) heeft op 3 april 2018 in overeenstemming met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement Het verloop van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) onder overlegging procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 4 producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 een memorie van eis, tevens houdende akte vermeerdering van eis ((de “memorie van eis”) ingediend6 juni 2013, met 1 productie. Daarbij heeft eiseres2 producties; - de incidentele conclusie tot tussenkomst, voor zover op haar de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [de heer vL] als getuige. Verweerster heeft overeenkomstig subsidiair voeging (artikel 15.2 van het Arbitragereglement bij akte 217 Rv) van 19 juni 2018 een memorie 2013 van NUV; - de conclusie van antwoord met 1 productie ingediendhoudende referte in het incident tot tussenkomst van VOB, waarin ook een eis in reconventie is opgenomen. Daarbij heeft verweerster, voor zover op haar alsmede de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [mevrouw X.] als getuige over de gang van zaken rond de migratie en de daarbij gemaakte afspraken. Bij akte van 22 juni 2018 heeft eiseres, verweerster in reconventie, een memorie conclusie van antwoord in reconventie ingediendhet incident tot tussenkomst subsidiair voeging van Stichting Leenrecht, beide van 3 juli 2013; - de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging (artikel 217 Rv) van 3 juli 2013 van XXXX; - de conclusie van antwoord houdende referte in het incident tot tussenkomst van VOB, alsmede de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst subsidiair voeging van Stichting Leenrecht, beide van 17 juli 2013; - de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging (art. 217 Rv) van 17 juli 2013 van Xxxxxxxxxx; - de conclusie van antwoord houdende referte in het incident tot tussenkomst van VOB, alsmede de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst subsidiair voeging van Xxxxxxxxx, beide van 17 juli 2013; - het vonnis in incident van 28 augustus 2013, waarbij de rechtbank NUV, LIRA en Pictoright heeft toegestaan tussen te komen in de zaak tussen VOB en Stichting Leenrecht; - de conclusie van eis in tussenkomst van NUV; - de conclusie van eis in tussenkomst van LIRA en Pictoright met producties 1-6; - de conclusie van antwoord van Stichting Leenrecht, met producties 1-2; - de conclusie van antwoord in tussenkomst van VOB, met producties 3-4; - het tussenvonnis van 18 december 2013 waarbij een comparitie van partijen is bevolen; - de akte houdende een productie van VOB met productie 5; - de akte houdende overlegging producties van NUV met producties 1-37; - het proceskostenoverzicht van NUV in de vorm van producties 38 en 39; - het proceskostenoverzicht van LIRA en Pictoright in de vorm van productie 7; - het proces-verbaal van comparitie van 27 mei 2014 en de daaraan gehechte pleitnotities van de advocaten van partijen; - het tussenvonnis van 3 september 2014, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er aanleiding bestaat om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie en partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over de formulering van die vragen; - de akte houdende uitlating prejudiciële vragen van 1 oktober 2014 van VOB; - de akte van 15 oktober 2014 van Stichting Leenrecht; - de akte uitlating prejudiciële vragen van 15 oktober 2014 van NUV; - de akte uitlating prejudiciële vragen van 15 oktober 2014 van XXXX en Pictoright; - het faxbericht van 19 februari 2015 van NUV; - het faxbericht van VOB van 9 maart 2015 met een reactie op het hiervoor genoemde faxbericht van NUV; - het faxbericht van Stichting Leenrecht waarin zij meldt geen gebruik te maken van de gelegenheid om te reageren op het genoemde faxbericht van NUV.
1.2. Bij brief van 30 april 2018 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen en in overeenstemming met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaardVonnis is nader bepaald op heden.
1.3. Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft de arbiter, in het licht van het bewijsaanbod van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]. Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegd, met twee producties. Daarop heeft verweerster bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerd.
1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van:
(a) Hoofdsom € 18.985,99;
(b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67
(c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
(d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt.
1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen.
1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat:
(a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
(b) subsidiair alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op een door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;
Appears in 1 contract
Samples: Vonnis
De procedure. 1.1. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) heeft op 3 april 2018 in overeenstemming met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement Het verloop van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) onder overlegging procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 4 18 november 2010 met producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van 1 t/m 8; - de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 een memorie van eis, tevens houdende akte vermeerdering van eis ((de “memorie van eis”) ingediend, met 1 productie. Daarbij heeft eiseres, voor zover op haar de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [de heer vL] als getuige. Verweerster heeft overeenkomstig artikel 15.2 van het Arbitragereglement bij akte van 19 juni 2018 een memorie conclusie van antwoord met 1 productie ingediend, waarin ook een tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 4 van 30 maart 2011; - het tussenvonnis van 13 april 2011, waarbij een comparitie is opgenomen. Daarbij heeft verweerster, voor zover op haar bepaald; - de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, instructie van de rechtbank aan partijen van 7 december 2011 waarin onder meer gelegenheid is gegeven bij akte in te gaan op een rapport van Xxxxxxxxxxx, met bepaling dat die akte uiterlijk twee weken voorafgaand aan de comparitie dient te worden ingediend; - het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 januari 2012 met de daarin genoemde stukken; - de rolinstructie ter rolle van 21 november 2012; - de akte uitlaten zijdens Snoek c.s. van 19 december 2012 met de producties 15 en 16A en 16B (per abuis is niet doorgenummerd); - de akte uitlaten zijdens [A] van 16 januari 2013; - de (fax)brief van xx. Xxxxxxx van 17 januari 2013 waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen een deel van de inhoud van de door [A] genomen akte; - de rolbeslissingen van 30 januari 2013 waarbij de beslissing op het horen door Snoek c.s. gemaakte bezwaar wordt aangehouden tot eindvonnis en waarbij het verzoek van [mevrouw X.A] als getuige over tot het nemen van een nadere akte niet wordt toegestaan; - het zijdens [A] ter rolle van 13 februari 2013 ingediende B7-formulier waarbij wordt verzocht pleidooi te bepalen; - de gang akte uitlaten zijdens Snoek c.s. van zaken rond 27 februari 2013; - de migratie rolbeslissing van 2 oktober 2013 waarbij het verzoek om pleidooi is toegestaan en bepaald op 9 januari 2014 te 14.00 uur; - de daarbij gemaakte afsprakenakte houdende overlegging van producties zijdens Snoek c.s. Bij van 9 januari 2014 met productie 16 (per abuis is niet doorgenummerd); - de akte houdende overlegging van 22 juni 2018 heeft eiseresproducties zijdens [A] met producties 13 t/m 25, verweerster welke is genomen ter zitting van 9 januari 2014; - de akte houdende overlegging van productie zijdens Snoek c.s. met productie 17, zijnde een opgave en specificatie van de proceskosten ex artikel 1019h Rv, welke is genomen ter zitting van 9 januari 2014; - de door beide partijen gehanteerde pleitnotities ter zitting van 9 januari 2014; in reconventiede pleitnota van Xxxxx c.s. is doorgehaald paragraaf 8, een memorie van antwoord in reconventie ingediendwelke niet is gepleit.
1.2. Bij brief Ter zitting van 30 april 2018 9 januari 2014 heeft [A] aangegeven dat op 8 januari 2014 aan de kamer voor het bestuur kwekersrecht en de advocaat van de SGOA wederpartij een ‘akte wijziging tevens vermeerdering eis’ met inachtneming van een aantal producties is gestuurd. De kamer voor het kwekersrecht heeft te kennen gegeven de wensen van partijen stukken niet te hebben ontvangen. Snoek c.s. heeft tegen de akte en in overeenstemming de producties bezwaar gemaakt. Na beraad heeft de kamer voor het kwekersrecht de akte zowel als de producties geweigerd wegens strijd met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaardde goede procesorde.
1.3. Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft de arbiter, in het licht van het bewijsaanbod van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren Ten slotte is vonnis bepaald op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]. Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegd, met twee producties. Daarop heeft verweerster bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerdheden.
1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van:
(a) Hoofdsom € 18.985,99;
(b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67
(c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
(d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt.
1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen.
1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat:
(a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
(b) subsidiair alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op een door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;
Appears in 1 contract
Samples: Court Ruling
De procedure. 1.1. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) 1.1 Eiser heeft op 3 april 2018 in overeenstemming deze procedure aanhangig gemaakt met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) onder overlegging van 4 producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 een memorie van eiseis van 5 september 2018 (met bijlagen, tevens houdende akte vermeerdering genummerd 1-16). Xxxxx heeft daarbij het Scheidsgerecht verzocht om: primair:
1. te verklaren voor recht dat de opzegging per 1 juli 2018 van eis het lidmaatschap van verweerster nietig is en er rechtens geen (geldige) opzegging heeft plaatsgevonden;
2. te bepalen dat eiser in staat wordt gesteld (verlengd) te re-integreren op basis van de “memorie uitoefening van eis”) ingediendfuncties en taken zoals eiser deze gebruikelijk deed vóór zijn ziekmelding per 27 februari 2017;
3. te bepalen dat, met 1 productie. Daarbij heeft eiseres, indien en voor zover op haar blijvende beperkingen in de bewijslast zou rustenweg zouden staan aan een volledige hervatting en zouden leiden tot de vaststelling van partiële arbeidsongeschiktheid, verweerster de ver- plichting heeft om samen met eiser te streven naar een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [regeling die hem in staat stelt de heer vL] als getuigepraktijkuitoefe- ning te blijven voortzetten; en subsidiair:
4. Verweerster heeft overeenkomstig artikel 15.2 van het Arbitragereglement bij akte van 19 juni 2018 een memorie van antwoord met 1 productie ingediend, waarin ook een eis in reconventie is opgenomen. Daarbij heeft verweerster, indien en voor zover op haar de bewijslast opzegging in stand zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen dienen te blijven aan eiser ten laste van [mevrouw X.] als getuige over de gang van zaken rond de migratie en de daarbij gemaakte afspraken. Bij akte van 22 juni 2018 heeft eiseres, verweerster in reconventie, een memorie van antwoord in reconventie ingediend.
1.2. Bij brief van 30 april 2018 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen en in overeenstemming met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard.
1.3. Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft de arbiter, in het licht van het bewijsaanbod van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]vergoeding toe te kennen (door xxxxx later gesteld op € 1.700.000,-- bruto); primair en subsidiair:
5. Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegd, met twee producties. Daarop heeft verweerster bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerd.
1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van:
(a) Hoofdsom € 18.985,99;
(b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67
(c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
(d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt.
1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen.
1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat:
(a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure.
1.2 Met een memorie van antwoord (met producties, het salaris genummerd 1-21) van 17 oktober 2018 heeft verweer- ster verweer gevoerd. Zij heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiser onder veroordeling van eiser in de kosten van de procedure, niet zijnde de kosten van rechtsbijstand van ver- weerster.
1.3 Met een brief van 6 december 2018 heeft de gemachtigde daaronder begrepen;van xxxxx een aantal nadere producties inge- zonden (genummerd 17-24) en met een brief van 18 december 2018 nog een (ongenummerde) productie.
(b) subsidiair alle overeenkomsten tussen 1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 19 december 2018. Xxxxxxxx was eiser in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn echtgenote. Aan de zijde van ver- weerster waren aanwezig X., voorzitter van verweerster, D., vicevoorzitter van verweerster en E., lid van de vakgroep, bijgestaan door de gemachtigden van verweerster. De gemachtigden van de partijen zijn geëindigd op een heb- ben het woord gevoerd aan de hand van de door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;hen overgelegde pleitnotities.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De procedure. 1.1. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) heeft op 3 april 2018 in overeenstemming met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement Het verloop van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering procedure blijkt uit: - de inleidende dagvaarding van 7 augustus 2013; - het exploot van 1 oktober 2013, waarbij de zaak door Street One bij vervroeging is aangebracht; - de akte aanvulling gronden, wijziging (hierna te noemen het “Arbitragereglement”vermindering) onder overlegging van 4 producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 een memorie van eis, tevens houdende akte vermeerdering overlegging producties van 30 oktober 2013 van [X], met 9 producties; - de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie tevens houdende conclusie tot voeging ex artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ((de “memorie hierna: Rv) van eis”) ingediend11 december 2013 van Street One, met 1 productie. Daarbij heeft eiseres15 producties; - het tussenvonnis van 25 juni 2014, voor zover waarbij een comparitie van partijen is bevolen; - de beschikking van 30 juni 2014 waarbij de comparitie van partijen nader is bepaald op haar 30 september 2014; - de bewijslast zou rustenakte tot wijziging/vermindering van eis tevens akte overlegging aanvullende productie van 4 juni 2014 van Street One, met productie 16; - de op 15 september 2014 van Street One ontvangen productie 17, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen gespecificeerde kostenopgave; - de bij brief van 16 september 2014 aangekondigde eisvermeerdering van [X], met producties 10 tot en met 13, waaronder een gespecificeerde kostenopgave; - de heer vLop 29 september 2014 van Street One ontvangen akte overlegging productie, met productie 18, een aanvullende gespecificeerde kostenopgave; - het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 30 september 2014, alsmede de door partijen ter comparitie overgelegde pleitaantekeningen. De bij brief van 16 september 2014 aangekondigde eiswijziging is opgenomen in de pleitaantekeningen van de raadsman van [X].
1.2. De dagvaarding is uitgebracht namens [X] als getuigeen de vennootschap onder firma Xxxxxxxx.xx. Verweerster heeft overeenkomstig artikel 15.2 Nadat Street One en Xxxxxxxx.xx tot een minnelijke regeling zijn gekomen, is de zaak tussen hen doorgehaald. Ook de door Street One tegen de vennoten van Xxxxxxxx.xx begonnen zaak, waartoe op 3 december 2013 een dagvaarding is uitgebracht (zaak-/rolnummer C/09/456138/ HA ZA 13-1361), is na het Arbitragereglement bereiken van die minnelijke regeling doorgehaald. De door Street One bij akte van 19 juni 2018 een memorie conclusie van antwoord met 1 productie ingediend, waarin ook een ingestelde eis in reconventie is opgenomen. Daarbij heeft verweerster, voor zover op haar de bewijslast zou rusten, een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van [mevrouw X.] als getuige over de gang van zaken rond de migratie en de daarbij gemaakte afspraken. Bij bij akte van 22 4 juni 2018 heeft eiseres, verweerster in reconventie, een memorie van antwoord in reconventie ingediend.
1.2. Bij brief van 30 april 2018 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen en in overeenstemming met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard2014 ingetrokken.
1.3. Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft de arbiter, in het licht van het bewijsaanbod van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]. Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegd, met twee producties. Daarop heeft verweerster bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerdTen slotte is vonnis bepaald.
1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van:
(a) Hoofdsom € 18.985,99;
(b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67
(c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
(d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt.
1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen.
1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat:
(a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
(b) subsidiair alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op een door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;
Appears in 1 contract
Samples: Vonnis
De procedure. 1.11.1 Eiseres heeft met een brief van 19 maart 2020 van haar gemachtigde deze procedure aanhangig gemaakt. Xxxxxxx (hierna ook te noemen “[Leverancier]”) heeft op 3 april 2018 in overeenstemming met de artikelen 6.1 van het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) onder overlegging van 4 producties een inleidend verzoekschrift bij het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) ingediend. Het Bureau van de SGOA heeft verweerster (hierna ook te noemen “[Afnemer]”) hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerster bij Kort Antwoord van 23 april 2018 heeft gereageerd. Overeenkomstig artikel 15.1 van het Arbitragereglement heeft eiseres bij akte van 28 mei 2018 Met een memorie van eis, tevens houdende akte vermeerdering eis van eis ((de “memorie van eis”) ingediend, met 1 productie. Daarbij 27 maart 2020 heeft eisereszij verzocht dat het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis, voor zover op haar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) oordeelt dat de bewijslast zou rustenmondelinge opzegging van verweersters van de maatschapsover- eenkomst jegens eiseres onrechtmatig is wegens strijd met de maatschapsover- eenkomst, een bewijsaanbod gedaandan wel dat de bedoelde opzegging jegens eiseres naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, onder meer met als gevolg dat de opzeg- ging niet rechtsgeldig is;
2) oordeelt dat de schriftelijke opzegging van de maatschapsovereenkomst door verweersters d.d. 31 oktober 2019 jegens eiseres onrechtmatig is omdat de wijze waarop de opzegging is geschied niet is voorzien in de maatschapsovereenkomst en verweersters daarmee in strijd handelen met de maatschapsovereenkomst, dan wel dat de eerder bedoelde opzegging jegens eiseres naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, met als gevolg dat de opzegging d.d. 31 oktober 2019 niet rechtsgeldig is;
3) oordeelt dat het horen van [non-concurrentiebeding dat is opgenomen in de heer vL] als getuige. Verweerster heeft overeenkomstig artikel 15.2 maatschaps- overeenkomst nietig is, dan wel dat het toepassen van het Arbitragereglement non-concurrentiebe- ding in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid on- aanvaardbaar is;
4) oordeelt dat eiseres als maat deel blijft uitmaken van de maatschap tot aan de datum van het arbitraal vonnis in dit geding, met behoud van honorarium en alle overige rechten en plichten, uitgezonderd het non-concurrentiebeding;
5) oordeelt dat eiseres uittreedt op de datum van het in dit geding te wijzen arbi- traal vonnis, overeenkomstig de wijze waarop dat is geregeld in de maatschaps- overeenkomst;
6) verweersters hoofdelijk gebiedt tot uitbetaling van de door eiseres verrichte werkzaamheden in januari en februari 2019 ad € 22.500,--, uiterlijk 14 dagen na datum van het arbitraal xxxxxx in dit geding;
7) verweersters hoofdelijk gebiedt tot uitbetaling van de ingroei, ter hoogte van € 177.250,--, uiterlijk 14 dagen na datum van het arbitraal xxxxxx in dit geding;
8) oordeelt dat verweersters onrechtmatig hebben gehandeld door eiseres niet uit te nodigen voor maatschapsvergaderingen en eiseres uit te stoten van informatie betreffende de maatschap;
9) oordeelt dat verweersters onrechtmatig hebben gehandeld door eiseres zonder rechtmatige grond te laten volgen en daarmee een onaanvaardbare inbreuk te maken op het privéleven van eiseres;
10) verweersters te gebieden tot het overhandigen van het rapport dat door de privé- detective is opgesteld naar aanleiding van het volgen van eiseres, dan wel tot het overhandigen van enig schriftelijk stuk waaruit enige rapportage van de volg- werkzaamheden van de privédetective blijkt, dan wel het overhandigen van een uitgewerkt verslag van het mondelinge rapport indien door de privédetective mondeling is gerapporteerd aan verweersters;
11) verweersters hoofdelijk veroordeelt tot het vergoeden van de materiële schade aan de zijde van eiseres ter hoogte van € 558.000,--, uiterlijk 14 dagen na datum van het arbitraal vonnis in dit geding;
12) verweersters hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de immateriële schade aan de zijde van eiseres ter hoogte van € 100.000,--, uiterlijk 14 dagen na datum van het arbitraal vonnis in dit geding;
13) verweersters hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de rechtsbijstand van eise- res, ter hoogte van € 6.223,65, welk bedrag uiterlijk 14 dagen na datum van het arbitraal vonnis in dit geding dient te worden betaald;
14) verweersters hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de arbitrage bij akte het Scheids- gerecht, met inbegrip van 19 juni 2018 het honorarium van de arbiters;
15) oordeelt dat verweersters het kapitaalsaldo van eiseres niet mogen aanwenden voor de door verweersters gemaakte kosten van de rechtsbijstand;
16) verweersters hoofdelijk veroordeelt om aan eiseres een dwangsom van € 50.000,- - met een maximum van € 500.000,--, of een door uw Scheidsgerecht te bepalen bedrag, te betalen voor iedere dag dat verweersters niet, dan wel niet volledig, binnen de hiervoor bij respectievelijk punt 6, 7, 11, 12 en 13 genoemde termijn uit- voering geven aan het bij respectievelijk punt 6, 7, 11, 12 en 13 bedoelde gebod;
17) verweersters enige andere veroordeling oplegt zoals de arbiters van het Scheids- gerecht in goede justitie vermenen te behoren. Bij deze memorie zijn 32 producties (genummerd 1-32) gevoegd.
1.2 Verweersters hebben met een e-mail van 4 mei 2020 een memorie van antwoord met 1 productie ingediend, waarin ook een te- vens houdende voorwaardelijke eis in reconventie is opgenomeningediend. Daarbij heeft verweersterBij deze memorie zijn 5 producties (genummerd 1-5) gevoegd. Verweersters hebben in conventie geconclu- deerd tot afwijzing van de vorderingen van eiseres. Voorwaardelijk, voor zover het geval het Scheidsgerecht van oordeel mocht zijn dat de schriftelijke opzegging van 31 oktober 2019 geen rechtsgevolg heeft gehad en eiseres op haar 1 mei 2020 nog altijd vennoot in de bewijslast zou rustenmaatschap is, hebben verweersters verzocht om de maatschapsovereenkomst ten aan- zien van eiseres wegens gewichtige redenen te ontbinden op de datum van het arbitraal vonnis in deze procedure. Zowel in conventie als in (voorwaardelijke) reconventie heb- ben verweersters tot slot verzocht dat het Scheidsgerecht eiseres veroordeelt in de kos- ten van de arbitrale procedure alsmede de kosten van rechtsbijstand van verweersters ten belope van een bewijsaanbod gedaan, onder meer bedrag dat door het horen van [mevrouw X.] als getuige over de gang van zaken rond de migratie en de daarbij gemaakte afspraken. Bij akte van 22 juni 2018 heeft eiseres, verweerster in reconventie, een memorie van antwoord in reconventie ingediendarbiters redelijk wordt geacht.
1.2. Bij brief van 30 april 2018 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen en in overeenstemming met artikel 10 en 11 juncto artikel 13 van het Arbitragereglement mr. [Arbiter] als arbiter in dit geschil benoemd, die zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard.
1.3. Bij 1.3 Met een e-mail van 20 juni 2018 29 mei 2020 heeft de arbitergemachtigde van eiseres 14 nadere producties (genummerd 33-46) ingezonden, in het licht waarvan productie 33 een 35 pagina’s tellende reactie op de memorie van het bewijsaanbod antwoord van partijen, en mede gezien het feit dat partijen hebben meegedeeld geen zitting te wensen, uit oogpunt van proces economie ieder der partijen in de gelegenheid gesteld verweersters xxxxxx.
1.4 Met een verklaring over te leggen van de door haar met name genoemde getuige, waarbij de andere partij schriftelijk zou mogen reageren op daarbij overgelegde producties. Bij e- mail van 3 juli 2018 heeft verweerster een verklaring overgelegd van [mevrouw C.]. Bij e-mail van 24 juli 2018 2 juni 2020 heeft de gemachtigde van eiseres een nadere productie (genummerd 47) ingezonden.
1.5 Met een e-mail van 5 juni 2020 heeft de gemachtigde van eiseres 1 nadere productie (genummerd 48) ingezonden.
1.6 Met een e-mail van 5 juni 2020 heeft de gemachtigde van verweersters een nadere ant- woordmemorie ingezonden, met daarbij drie nadere producties (genummerd 6-8).
1.7 Met een e-mail van 8 juni 2020 heeft eiseres een akte ter zake van bewijs overgelegdhaar eis gewijzigd in die zin dat de vorde- ringen 1-16 zoals hiervoor weergegeven worden gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat tevens wordt verzocht dat het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis, met twee producties. Daarop heeft verweerster voor zover moge- lijk uitvoerbaar bij akte uitlating producties van 14 augustus 2018 gereageerd.
1.4. In haar memorie van eis heeft [Leverancier], na vermeerdering van eis, het navolgende gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling vanvoorraad:
(a) Hoofdsom € 18.985,99;
(b) wettelijke handelsrente ex art 6:119a BW berekend tot 6 februari 2018 € 1.214,67
(c) buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op de algemene voorwaarden van [Leverancier], van € 2.836,59 derhalve in totaal € 23.037,25, vermeerderd met de vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
(d) integrale vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten op grond van artikel 7.1.3. van de Algemene voorwaarden, ‘op basis van na afloop van het geding te overleggen declaraties met specificatie’, naast ‘de reguliere kosten van de arbitrage’, althans tot een zodanig bedrag als de arbiter passend oordeelt.
1.5. In haar memorie van antwoord heeft [Xxxxxxx] de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden en zij heeft verzocht [Leverancier] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen.
1.6. Voorts heeft [Afnemer] in reconventie gevorderd vast te stellen dat:
(a) alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op 1 juni 2017, met veroordeling van [Leverancier] tot creditering van alle uit in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
(b) subsidiair alle overeenkomsten tussen partijen zijn geëindigd op een door het arbitraal college in redelijkheid te bepalen andere datum doch uiterlijk 31 december 2017;
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis