Eenmalige uitkering bij werkloosheid Voorbeeldclausules

Eenmalige uitkering bij werkloosheid. 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste aandachtsstreep die voldoet aan de wekeneis uit artikel 17 van de WW en op die basis een nieuw recht heeft op een WW-uitkering, ontvangt een eenmalige uitkering. 2. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 1, vierde aandachtsstreep van wie het dienstverband is beëindigd per of na 2 oktober 2014 heeft recht op een eenmalige uitkering. 3. De hoogte van de eenmalige uitkering is 10% van het loon over 13 weken. 4. In afwijking van lid 3 geldt het volgende voor de werknemer die bij het intreden van de werkloosheid 55 jaar of ouder is èn een dienstverband van minimaal 10 jaar heeft. Als de werknemer werkloos wordt in de periode van 15 november van enig jaar tot en met 14 maart van het daaropvolgende jaar, bedraagt de eenmalige uitkering € 731,- bruto. Bij de vaststelling van de termijn van 10 jaar worden perioden van werkloosheid in de periode van 15 november tot en met 14 maart gelijkgesteld met perioden van werken. Ook werkzaamheden voor een andere werkgever in de genoemde periode (‘opvularbeid’) worden gelijkgesteld met perioden van werken bij de ‘oude’ werkgever. 5. De uitkering wordt maximaal 1 keer per nieuw recht en 1 keer per jaar verstrekt. Voor dat jaar wordt gerekend vanaf de eerste werkloosheidsdag waarvoor een werknemer als bedoeld in lid 1 of 2 een eenmalige uitkering heeft ontvangen. 6. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de eenmalige uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouwen & Wonen of CNV Vakmensen. Daarbij dient hij een ontslagbewijs en een toekenningsbeschikking WW of ZW van UWV te overleggen en verder alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eenmalige uitkering. De werknemer dient zich te melden binnen 5 jaar, gerekend vanaf de eerste werkloosheidsdag waarvoor hij recht had op een eenmalige uitkering.
Eenmalige uitkering bij werkloosheid. 1. Een werknemer die werkloos wordt en voldoet aan de daarvoor gestelde voorwaarden in het reglement van het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid heeft aanspraak op een aanvulling ineens van € 425,-. 2. De werknemer moet zich, om in aanmerking te komen voor de uitkering als bedoeld in lid 1, via de vakbondsconsulent, melden bij APG. 3. Voor de financiering van de regeling is premie verschuldigd aan het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid die gelijkelijk door werkgever en werknemer wordt opgebracht.
Eenmalige uitkering bij werkloosheid. Dit artikel is komen te vervallen.

Related to Eenmalige uitkering bij werkloosheid

  • Loondoorbetaling bij ziekte 5.1.1 Voor werknemers die ziek zijn geworden geldt in beginsel een loondoorbetalingsplicht van twee jaar. Tijdens het eerste jaar van ziekte betaalt de werkgever aan de zieke werknemer 100 procent van het laatstverdiende brutoloon dat aan de werknemer zou zijn uitbetaald, indien de werknemer niet ziek zou zijn. Tijdens het tweede ziektejaar betaalt de werkgever aan de zieke werknemer 70 procent van het totale laatstverdiende brutoloon. 5.1.2 Bij succesvolle re-integratie in het tweede ziektejaar ontvangt de werknemer met terugwerkende kracht over de periode dat de werknemer inspanning heeft verricht voor de re-integratie een aanvulling in het tweede ziektejaar van 20 procent van het laatstverdiende brutoloon. Er is sprake van een succesvolle re-integratie als de werknemer twee maanden gere-integreerd is tegen minimaal 50 procent van het brutoloon. De peildatum voor de bepaling van de hoogte van het brutoloon is de laatste dag van het eerste ziektejaar. 5.1.3 Als het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) oordeelt dat de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen om de werknemer te re-integreren of het re-integratieverslag niet tijdig heeft ingediend, kan de loondoorbetalingsverplichting worden verlengd met maximaal een jaar. Gedurende deze verlengde periode vult de werkgever het wettelijk verplichte brutoloon van 70 procent uit artikel 7:629 BW aan tot 100 procent van het brutoloon. 5.1.4 De werkgever kan het doorbetalen van brutoloon bij ziekte opschorten, zolang de werknemer de controlevoorschriften van de werkgever en/of arbodienst niet of onvoldoende naleeft of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie of weigert passende arbeid te verrichten. 5.1.5 Als het UWV instemt met een gezamenlijk verzoek van de werkgever en werknemer om de wachttijd voor de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) te verlengen, zal de werkgever 100 procent van het brutoloon van de werknemer doorbetalen voor een periode van maximaal vier maanden.