Inhoudelijke beoordeling Voorbeeldclausules

Inhoudelijke beoordeling. Volgens artikel 9, voor zover van belang, is bagage niet verzekerd als verzekerde niet de normale voorzichtigheid in acht neemt, waarbij normale voorzichtigheid betekent dat de verzekerde in redelijkheid betere maatregelen had moeten nemen om schade te voorkomen. Bij diefstalgevoelige bagage is volgens het artikel aan dit vereiste niet voldaan als de verzekerde in een taxi de bagage niet meeneemt als handbagage. Van de bagage die de consument heeft opgegeven als verdwenen, heeft de verzekeraar de koffer, de (weekend)tas en de sieraden aangemerkt als diefstalgevoelige bagage in de zin van het overzicht “Begrippen” van de bijzondere voorwaarden. De verzekeraar heeft met betrekking tot de koffer en weekendtas afgezien van een beroep op artikel 9. Wat betreft de sieraden stelt de verzekeraar zich wel op het standpunt dat de consument niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen door deze te laten vervoeren in een koffer of tas in de kofferbak van de taxi. De consument heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat in redelijkheid niet van hem en zijn partner gevergd kon worden zij de sieraden bij zich hielden als handbagage. Voor de sieraden heeft de verzekeraar zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat deze niet vallen onder de dekking van de verzekering. Voor zover de verzekeraar zich in de procedure in beroep op het standpunt stelt dat ook andere bagage, waaronder de koffer en weekendtas zelf zijn aan te merken als diefstalgevoelige bagage, overweegt de Commissie van Beroep dat een redelijke uitleg van artikel 9 van de bijzondere voorwaarden meebrengt dat de koffer en weekendtas hier niet onder zijn begrepen.
Inhoudelijke beoordeling. De opdracht wordt gegund op basis van Beste Kwaliteit Verhouding. Als beoordelingsmethodiek is gekozen voor de Gewogen Factor Methode. Door middel van deze methode wordt de kwalitatief meest passende inschrijving geselecteerd. In het overzicht hieronder ziet u de gunningscriteria voor deze aanbesteding. Per criterium ziet u het aantal punten dat u maximaal kunt scoren. Gunningscriterium Elementen MAX. SCORE Vernieuwend karakter De mate waarin het voorstel relevant is voor de doelstellingen en prioriteiten van deze challenge. 300 De mate waarin het profiel, de ervaring en de activiteiten van de deelnemende organisaties relevant zijn voor het beantwoorden van de challenge. De mate waarin het voorstel geschikt is om synergie tot stand te brengen tussen de inventarisatie van iemands talenten ten behoeve van persoonlijke profilering, arbeidsmarktmatch (functiestandaarden) en/of match met een opleiding (kwalificatiestandaarden). De mate waarin het voorstel innovatief is. In hoeverre is het voorstel nieuw en/of een aanvulling op andere initiatieven die reeds door de deelnemende organisaties worden uitgevoerd.
Inhoudelijke beoordeling. 3.13 Volgens het beoordelingskader van de Commissie van Beroep van Kifid moet de kredietvergoeding gedurende de looptijd in de pas blijven met de referentierente. Het verschil, dat gedurende de looptijd van het krediet moet worden gehanteerd, wordt bij aanvang bepaald.
Inhoudelijke beoordeling. 4.3 Klager verwijt de psychiater dat hij in 2013 opzettelijk onjuiste declaraties heeft ingediend voor specialistische geestelijke gezondheidszorg, terwijl die zorg in werkelijkheid niet (volledig) aan de verzekerden van klager is geleverd. Klager onderbouwt dit met de stelling dat de psychiater in 2013 frauduleus heeft gehandeld door onder meer zonder grond stelselmatig parallelle DBC’s te openen en directe en indirecte tijd te declareren voor deze zorg. Evenals het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager gegrond is. Ook is het Centraal Tuchtcollege het eens met de maatregel die door het Regionaal Tuchtcollege aan de psychiater is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege zal hierna aan de hand van de beroepsgronden (grieven) uitleggen hoe dit oordeel tot stand is gekomen.
Inhoudelijke beoordeling. De Geschilleninstantie heeft kennis genomen van de klacht en de daarbij overgelegde documenten evenals het verweerschrift en de daarbij overgelegde documenten. De Geschilleninstantie zal de klacht beoordelen waarbij zij in hoofdzaak de vraag zal beantwoorden of verweerster heeft gehandeld zoals van een tandartspraktijk onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden.
Inhoudelijke beoordeling. De Geschilleninstantie Mondzorg overweegt als volgt. In de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) is bepaald dat een behandelingsovereenkomst door een zorgverlener slechts kan worden opgezegd indien sprake is van gewichtige redenen en daarnaast wordt voldaan aan een aantal bij de specifieke situatie behorende zorgvuldigheidseisen. Een van de zorgvuldigheidseisen is dat een redelijke termijn in acht moet worden genomen tussen het voorstel van de zorgverlener om de behandelingsovereenkomst met de patiënt te beëindigen en de daadwerkelijke beëindiging. Verder dient de beroepsbeoefenaar medisch noodzakelijke hulp voort te zetten en zoveel mogelijk mee te werken aan het vinden van een alternatief voor zorg. De Geschilleninstantie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van verweerder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat verweerder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van onzorgvuldig handelen en/of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van verweerder. Van onzorgvuldigheid wordt gesproken indien niet volgens de regels der medische kunst is gehandeld en er een fout is gemaakt die een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot in dezelfde omstandigheden niet zou hebben gemaakt. De tekortkoming moet aan verweerder kunnen worden verweten en klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. De Geschilleninstantie Mondzorg stelt vast dat op 23 november 2016 tussen klaagster en B een behandelingsovereenkomst als bedoeld in de Wet op de Geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Klaagster heeft voorafgaande hieraan op 2 november 2016 een begroting van B ten behoeve van de beugelbehandeling bij haar dochter ad € 2.022,02 ondertekend. Hoewel H als eerste de beugel bij de dochter van klaagster heeft geplaatst en destijds haar behandelend tandarts was is verweerder door het aangaan van de behandelingsovereenkomst degene die klaagster aan kan spreken met betrekking tot het niet nakomen van de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst en het voortijdig beëindigen hiervan en niet H. Verweerder heeft als reden voor het direct beëindigen van de behandelingsovereenkomst aangevoerd dat het voor hem onmogelijk was om een opvolger voor de lopende beugelbehandelingen te vinden nadat orthodontist I zijn werkzaamheden wegens gezondheidsredenen niet meer kon voortzetten. De Geschilleninstantie Mondzorg maakt uit de stukken op dat orthodontist I begin maart 2018 zij...
Inhoudelijke beoordeling. De Geschilleninstantie Mondzorg stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of verweerster met betrekking tot de klikprothese in de onderkaak van klaagster heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tandtechnieker mag worden verwacht. Als verweerster daarin tekortschoot komt de vraag aan de orde of klaagster als gevolg daarvan onnodig lang pijn had en schade heeft ondervonden. De Geschilleninstantie Xxxxxxxx overweegt dat verweerster – nadat zij op 28 mei 2018 de protheses bij klaagster had geplaatst - in verband met stabiliteitsproblemen van de prothese in de onderkaak, bij klaagster op 21 november 2018 een klikprothese op implantaten in de onderkaak heeft geplaatst. Op 23 mei 2019 heeft een rebasing plaatsgevonden van deze klikprothese. Tijdens deze behandeling is er tevens een stukje aan de rechterzijde van de klikprothese weggeslepen. Een behandeling bestaande uit het rebasen/opvullen van een prothese en het bijslijpen van een prothetische voorziening in geval van drukplaatsen is een gangbare behandeling indien er sprake is van ruimte tussen de kaak en de prothese ten gevolge van botresorptie en er drukplekken aanwezig zijn. Toen klaagster naar aanleiding van deze behandeling pijnklachten kreeg, heeft verweerster tijdens meerdere consulten getracht klaagster van haar pijnklachten af te helpen hetgeen niet is gelukt. Van eind juni 2019 tot oktober 2019 toen klaagster voor het eerst een klacht heeft ingediend bij de Geschilleninstantie Mondzorg hebben er geen afspraken dan wel contactmomenten meer plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Klaagster is in juli 2019 voor een second opinion bij tandarts E geweest. Door E is geconstateerd dat de beethoogte van de protheses 3,5 mm te laag was waardoor de aanwezigheid van een prothese in de bovenkaak niet zichtbaar was en klaagster een ingevallen gezicht had. Tevens is geconstateerd dat de beet op slot stond en de kiezen van de prothese in de bovenkaak te ver naar buiten stonden waardoor klaagster genoodzaakt was de prothese met plakmiddelen vast te zetten. Door E is geadviseerd een volledig nieuwe prothese in de bovenkaak en een nieuwe klikprothese voor de onderkaak te maken waarvoor hij een aanvraag bij de Zorgverzekeraar heeft ingediend. De Geschilleninstantie Mondzorg ziet gelet op de bevindingen van tandarts E en de aanhoudende functionerings- en pijnklachten van klaagster voldoende aanleiding voor het oordeel dat de protheses van klaagster van meet af aan niet vo...
Inhoudelijke beoordeling. Ter beantwoording ligt de vraag voor of verweerder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tandarts onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. Ten aanzien van het vooraf overhandigen van de begroting is erkend dat dit niet geheel volgens het eigen protocol van verweerder is verlopen. Dat klachtonderdeel is derhalve gegrond. Klaagster heeft echter niet aangevoerd schade te hebben geleden door eventuele gebrekkige informatie; zij heeft de behandeling na goed overleg ondergaan en haar klacht inclusief schadevordering spitst zich toe op de - volgens klaagster - niet passende brug en de kosten voor het maken van een nieuwe brug. Voor wat betreft het vervaardingen van de brug volgt de Geschilleninstantie de mening van verweerder dat er nazorg nodig kan zijn om de brug passend te krijgen. Tegelijkertijd is aannemelijk geworden dat de brug bij klaagster niet goed paste, hetgeen wordt uitgelegd door klaagster maar ook wordt vastgesteld in bijvoorbeeld de second opinion die klaagster heeft bijgevoegd. De Geschilleninstantie Mondzorg heeft op basis van de overgelegde stukken eveneens kunnen vaststellen dat partijen in de bemiddelingsfase dichtbij tot een oplossing zijn gekomen: beide partijen erkennen immers het bestaan van de vaststellingsovereenkomst. Klaagster heeft ter zitting aangevoerd dat verweerder deze overeenkomst zou hebben getekend. Verweerder is niet ter zitting verschenen, maar heeft in zijn laatste verweer aangegeven dat juist klaagster zou hebben afgezien van de vaststellingsovereenkomst en dat verweerder bereid is conform de vaststellingsovereenkomst te handelen. De Geschilleninstantie kan niet vaststellen hoe de communicatie rondom de vaststellingsovereenkomst exact is verlopen en waarom partijen daar verschillend over verklaren. De stelling dat deze is gesloten, althans dat er wel degelijk een afspraak is gemaakt, is ter zitting door klaagster onweersproken aangevoerd en is eveneens aannemelijk gemaakt met de overgelegde e-mail waarin klaagster verweerder vraagt om een vergoeding van de nota voor de nieuwe brug evenals de plaatsingskosten, hetgeen ‘volgens de overeenkomst’ zou zijn. Gelet op de omstandigheid dat vast staat dat de brug niet goed paste en dat het aannemelijk is gemaakt dat partijen reeds overeenstemming hadden bereikt over de afhandeling hiervan, zal de Geschilleninstantie de kosten voor de nieuwe brug evenals het plaatsen daarvan aan klaagster toewijzen.
Inhoudelijke beoordeling. De Stad zal een multidisciplinaire jury samenstellen bestaande uit vertegenwoordigers van de diensten Stedelijke Vernieuwing en Beleidsparticipatie van de Stad Gent, sogent, Infopunt Project Gent Sint-Pieters en een externe deskundige. Die jury zal op 17/2/2022 samenkomen om de voorstellen inhoudelijk te beoordelen. Op de dag van de beraadslaging van de jury (17/2/2022, tussen 14u en 16u) zullen de kandidaat procesbegeleiders hun voorstel toelichten en eventuele vragen van de jury beantwoorden. De jury beslist bij consensus. De jury stelt een beoordelingsverslag op en maakt op basis hiervan een rangschikking van de kandidaat-procesbegeleiders. De contracterende overheid behoudt zich het recht voor om, na de eerste beoordelingsronde van de projectvoorstellen, met één of meerdere (best gerangschikte) kandidaten te onderhandelen en om hen te vragen een verbeterd voorstel in te dienen.

Related to Inhoudelijke beoordeling