Inhoudelijke beoordeling. Met betrekking tot de klacht dat verweerder heeft gesteld niet verantwoordelijk te zijn voor behandelingen die zijn uitgevoerd door tandartsen F en G overweegt de Geschilleninstantie Mondzorg dat verweerder valt te kwalificeren als zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz. Verweerder is in hoedanigheid van zorgaanbieder verantwoordelijk voor de zorgverlening in zijn praktij k, ook als de zorg feitelijk door tandartsen wordt verleend die werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht. De Geschilleninstantie Mondzorg is van oordeel dat de klacht in zoverre gegrond is, echter de Geschilleninstantie Mondzorg meent dat klaagster verweerder niet althans niet voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de klacht te verhelpen. Dit geldt ook voor het verwijt dat achteraf wordt gemaakt over de steeds wisselende behandelaren. Ten aanzien van de gevorderde financiële compensatie overweegt de Geschilleninstantie Mondzorg dat is gesteld dat de opvolgend tandarts constateerde dat diverse behandelingen nodig waren waaronder een wortelkanaalbehandeling. C heeft echter erkend dat de geclaimde kosten ook zouden zijn gemaakt als de ontsteking in de praktijk van verweerder zou zijn geconstateerd. In dat geval zou klaagster minder en onnodige pijnklachten hebben gehad. De Geschilleninstantie Mondzorg overweegt dat een schadevergoeding alleen kan worden toegekend als sprake is geweest van verwijtbaar onzorgvuldig handelen of nalaten. Dat het volgens de opvolgend tandarts nodig was om diverse behandelingen uit te voeren, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van onzorgvuldig handelen of nalaten waarvoor verweerder een verwijt te maken valt. Dit hoeft immers niet noodzakelijkerwijs een gevolg te zijn geweest van verwijtbaar onzorgvuldig handelen of nalaten. De Geschilleninstantie Mondzorg stelt vast dat klaagster geen – begin van – bewijs heeft aangedragen waaruit blijkt dat sprake is geweest van onzorgvuldig handelen of nalaten waarvoor verweerder een verwijt te maken valt. Aan de Geschilleninstantie Mondzorg zijn anderszins ook geen feiten en/of omstandigheden gebleken waaruit kan worden opgemaakt dat sprake is geweest van verwijtbaar onzorgvuldig handelen of nalaten. Bovendien heeft verweerder betwist dat hiervan sprake is geweest. De Geschilleninstantie Mondzorg ziet dan ook geen ruimte voor het toekennen tot schadevergoeding.
Inhoudelijke beoordeling. 5.2 De Raad van Tucht is van oordeel dat uit het dossier en hetgeen ter mondelinge behandeling is gesteld, niet is gebleken dat verweerster te kort is geschoten in haar voorlichtingsplicht over de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Integendeel, verweerster is hierin zeer nauwkeurig geweest. Zij heeft bij de eerste bespreking de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand besproken en heeft klaagster er ook op gewezen dat zij hiervoor in aanmerking zou kunnen komen. Verweerster heeft duidelijk aangegeven dat zij geen mediations doet op basis van gefinancierde rechtsbijstand, maar dat het klaagster vrij stond hiervoor wel te kiezen. Dit heeft verweerster vervolgens bij brief d.d. 28 maart 2012 bevestigd, waarna er een mediationovereenkomst en een duidelijke afstandsverklaring is ondertekend. Het uitgangspunt is dat vervolgens de declaratie door de (voormalige) partners, ieder voor de helft, wordt voldaan. Dat betekent dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
Inhoudelijke beoordeling. Indien er geen KO-eisen uit paragraaf 3.1 op uw inzending van toepassing is, dan gaat uw inschrijving door naar de inhoudelijke beoordeling. Uw inzending wordt inhoudelijk beoordeelt door een onafhankelijk beoordelingsteam. Zij beoordelen uw initiatief inhoudelijk aan de hand van de gunningscriteria welke hieronder in de tabel verder uitgewerkt staan. Het beoordelingsteam bestaat per onderwijssector uit minimaal 3 juryleden, bestaande uit een leerling/student, duurzaamheidsdeskundige en/of ervaringsdeskundige, docent en/of locatieleider. De opdracht wordt gegund op basis van Beste Kwaliteit Verhouding. Als beoordelingsmethodiek is gekozen voor de Gewogen Factor Score Methode. Door middel van deze methode wordt de kwalitatief meest passende inschrijving geselecteerd. De budgetten liggen vast, waardoor er 100% beoordeeld wordt op de kwaliteit van uw inzending. Het beoordelingsteam controleert jouw inschrijving aan de hand van de volgende gunningscriteria en kent op deze wijze punten toe aan uw inschrijving. Uit deze beoordeling volgt een ranking. Punten worden toegekend aan de hand van een schaal van 0 (niet kansrijk) tot 10 (zeer kansrijk). Alle tussenliggende cijfers kunnen gescoord worden al naar gelang de verwachting: 0 1-3
Inhoudelijke beoordeling. Op grond van artikel 2.1 van de Regeling dienen Eisers in dit geschil te stellen en te bewijzen dat:
Inhoudelijke beoordeling. Vervolgens beoordelen we uw Inschrijving op basis van het gunningscriterium de beste prijs- kwaliteitverhouding. De wijze waarop wij dat doen is beschreven in hoofdstuk 6.
Inhoudelijke beoordeling. 3.13 Volgens het beoordelingskader van de Commissie van Beroep van Kifid moet de kredietvergoeding gedurende de looptijd in de pas blijven met de referentierente. Het verschil, dat gedurende de looptijd van het krediet moet worden gehanteerd, wordt bij aanvang bepaald.
Inhoudelijke beoordeling. 4.21. Zoals hiervoor in conventie onder 4.4 t/m 4.9 is overwogen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de 260 BMW-voertuigen niet door of met toestemming van BMW in de EER in de handel zijn gebracht, zodat deze niet zijn uitgeput in de zin van artikel 15 lid 1 UMVo en artikel 21 GModVo. Peinemann c.s. maakt inbreuk op de merk- en modelrechten van BMW door deze voertuigen in de EU in voorraad te houden, aan te bieden en (dreigt) in de handel te brengen. Zij heeft de voertuigen immers op haar bedrijfslocaties opgeslagen en heeft in december 2023 en januari 2024 prijslijsten verspreid onder potentiële kopers in Nederland en mogelijk in elders in de EER, zoals BMW-dealers en klanten van die dealers. Op die prijslijsten staan alle 260 BMW-voertuigen vermeld met de “dealerprijs”, de (lagere) “Verkoop 3B prijs” en het toepasselijke BPM- bedrag. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat Xxxxxxxxx c.s. deze lijsten enkel heeft opgesteld voor interne doeleinden of voordat zij ermee bekend werd dat BMW zich op grond van haar merkrecht verzet tegen de verkoop van de voertuigen. Zoals hiervoor onder 4.8 is overwogen, was Xxxxxxxxx x.x. van dit verzet al vanaf oktober 2023 op de hoogte door BMW’s schriftelijke verklaring en hebben Pan German en Peinemann c.s. dit ook opgenomen in hun Purchase Agreement.
Inhoudelijke beoordeling. 4.3 Klager verwijt de psychiater dat hij in 2013 opzettelijk onjuiste declaraties heeft ingediend voor specialistische geestelijke gezondheidszorg, terwijl die zorg in werkelijkheid niet (volledig) aan de verzekerden van klager is geleverd. Klager onderbouwt dit met de stelling dat de psychiater in 2013 frauduleus heeft gehandeld door onder meer zonder grond stelselmatig parallelle DBC’s te openen en directe en indirecte tijd te declareren voor deze zorg. Evenals het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager gegrond is. Ook is het Centraal Tuchtcollege het eens met de maatregel die door het Regionaal Tuchtcollege aan de psychiater is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege zal hierna aan de hand van de beroepsgronden (grieven) uitleggen hoe dit oordeel tot stand is gekomen.
Inhoudelijke beoordeling. De Geschilleninstantie Mondzorg overweegt als volgt. In de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) is bepaald dat een behandelingsovereenkomst door een zorgverlener slechts kan worden opgezegd indien sprake is van gewichtige redenen en daarnaast wordt voldaan aan een aantal bij de specifieke situatie behorende zorgvuldigheidseisen. Een van de zorgvuldigheidseisen is dat een redelijke termijn in acht moet worden genomen tussen het voorstel van de zorgverlener om de behandelingsovereenkomst met de patiënt te beëindigen en de daadwerkelijke beëindiging. Verder dient de beroepsbeoefenaar medisch noodzakelijke hulp voort te zetten en zoveel mogelijk mee te werken aan het vinden van een alternatief voor zorg. De Geschilleninstantie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van verweerder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat verweerder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van onzorgvuldig handelen en/of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van verweerder. Van onzorgvuldigheid wordt gesproken indien niet volgens de regels der medische kunst is gehandeld en er een fout is gemaakt die een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot in dezelfde omstandigheden niet zou hebben gemaakt. De tekortkoming moet aan verweerder kunnen worden verweten en klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. De Geschilleninstantie Mondzorg stelt vast dat op 23 november 2016 tussen klaagster en B een behandelingsovereenkomst als bedoeld in de Wet op de Geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Klaagster heeft voorafgaande hieraan op 2 november 2016 een begroting van B ten behoeve van de beugelbehandeling bij haar dochter ad € 2.022,02 ondertekend. Hoewel H als eerste de beugel bij de dochter van klaagster heeft geplaatst en destijds haar behandelend tandarts was is verweerder door het aangaan van de behandelingsovereenkomst degene die klaagster aan kan spreken met betrekking tot het niet nakomen van de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst en het voortijdig beëindigen hiervan en niet H. Verweerder heeft als reden voor het direct beëindigen van de behandelingsovereenkomst aangevoerd dat het voor hem onmogelijk was om een opvolger voor de lopende beugelbehandelingen te vinden nadat orthodontist I zijn werkzaamheden wegens gezondheidsredenen niet meer kon voortzetten. De Geschilleninstantie Mondzorg maakt uit de stukken op dat orthodontist I begin maart 2018 zij...
Inhoudelijke beoordeling. De Geschilleninstantie heeft kennis genomen van de klacht en de daarbij overgelegde documenten evenals het verweerschrift en de daarbij overgelegde documenten. De Geschilleninstantie zal de klacht beoordelen waarbij zij in hoofdzaak de vraag zal beantwoorden of verweerster heeft gehandeld zoals van een tandartspraktijk onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden.