De klacht. Een klacht dient tenminste de navolgende gegevens te bevatten:
1. naam en adres van indiener;
2. dagtekening;
3. omschrijving van gedraging waartegen de klacht is gericht.
De klacht. 3.1 Betrokkene heeft volgens xxxxxxxxx gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
3.2 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaag- schrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, kort samengevat, het verwijt dat betrokkene willens en wetens in strijd heeft gehandeld met artikel 12 van de koopovereenkomst (hierna: het non-concurrentiebeding) door overgedragen cliënten te be- naderen en hiervoor werkzaamheden te gaan verrichten dan wel in zijn opdracht te laten verrichten via [G] dan wel via zijn dochter [S].
3.3 Xxxxxxx verwijt klaagster betrokkene in concreto dat hij in 2016 het non-concurren- tiebeding heeft geschonden door:
a. een beoordelingsverklaring af te geven bij de jaarrekening 2015 van [M],
b. werkzaamheden te (laten) verrichten voor althans te factureren aan [L],
c. [N] onder te brengen bij [G] en een voormalig medewerkster van klaagster ertoe aan te zetten om bedrijfsinformatie betreffende [N] binnen [G] te voeren, dan wel door boek- houdkundige informatie betreffende [N] aan zijn dochter over te dragen,
d. door [E] werkzaamheden te (laten) verrichten voor [K].
3.4 Wat door of namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonder- delen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
De klacht. 2.1. Naar het Tuchtcollege klager begrijpt, stelt die zich ter zitting (kort samengevat) op het standpunt dat betrokkene in zijn hoedanigheid van boekhouder van klager: - de bedenker is van de constructie die door klager en de heer I door middel van hun respectievelijke vennootschappen zijn aangegaan; - de omzet in 2019 ten onrechte en buiten het ter zake opgemaakte contract heeft geboekt in 2018 in plaats van in 2019, als gevolg waarvan klager tevens de jaarcijfers over 2019, 2020 en 2021 niet heeft ondertekend, dit, terwijl betrokkene toch de jaarcijfers over 2019 heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Klager zou de verkeerd geboekte omzet graag corrigeren in de jaarcijfers van 2021, doch betrokkene weigert medewerking te verlenen of een standpunt in te nemen over de vragen die klager gesteld heeft over de jaarcijfers; - ten onrechte geen uitvoering heeft gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst waarin is afgesproken dat alle inkomsten van de heer I horen te vallen in A B.V.. Het aldus handelen van betrokkene kwalificeert volgens klager als strijdig met de Gedrags- en Beroepsregels 1, 3, 4 en 19.
2.2. Betrokkene stelt zich op het standpunt - kort samengevat – dat de klacht betrekking heeft op een periode die buiten de reikwijdte valt van het Tuchtcollege. Immers, de klacht is pas eind 2022 ingediend over een casus die betrekking heeft op een periode in 2018/2019/2020 en betrokkene is als kantoor pas sinds eind 2022 gekwalificeerd lid van NOAB; daarvóór was betrokkene slechts aspirant. Aldus is het Tuchtcollege – primair - niet bevoegd de klacht in behandeling te nemen; Subsidiair gaat de klacht kennelijk over de totstandkoming van een overeenkomst tussen twee zakenpartners (de heer E en de eerder genoemde heer I), die inmiddels gebrouilleerd zijn. Betrokkene is nimmer partij geweest, noch heeft betrokkene belang gehad bij het tot stand komen van die overeenkomst. Betrokkene heeft uitsluitend op verzoek van partijen enkele aanpassingen doorgevoerd in een bestaande overeenkomst die door een derde is opgesteld. Verder staat de inhoud en uitleg van deze samenwerkingsovereenkomst los van de administratie van (de hierna nader aan te duiden) J Holding BV en de verstrekte documenten. Als er discussie is over de uitleg van die overeenkomst, dan hoort die discussie thuis tussen de partijen bij die overeenkomst; De heer E (middels K B.V.) is indirect aandeelhouder en indirect bestuurder van A B.V. De klacht inzake de administratieve verwerking van facturen ...
De klacht. 3.1 Betrokkene heeft volgens xxxxxxxxx gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
3.2 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:
a. betrokkene had, gelet op het doel ervan, geen rapport met een waardebepaling per 31 december 2013 mogen afgeven;
b. betrokkene heeft ten behoeve van het opstellen van het rapport ten onrechte geen hoor en wederhoor toegepast, waardoor een deugdelijke grondslag voor het rapport ontbreekt;
c. betrokkene heeft niet gereageerd op de door [D] gestelde vragen (2.6);
d. betrokkene heeft in de conclusies in zijn rapport geen ondubbelzinnig voorbehoud opgenomen met betrekking tot de door hem bepaalde waarde;
e. betrokkene heeft onvoldoende nauwkeurig in zijn rapport vastgelegd van wie en op welke wijze hij opdracht voor het betreffende rapport heeft gekregen;
f. betrokkene heeft bij de waardering van de aandelen onvoldoende rekening gehouden met het feit dat het ging om een minderheidsbelang en betrokkene heeft de vermogenskostenvoet niet juist toegepast.
3.3 Wat door of namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
De klacht. 3.1. Xxxxxxxxxx heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:
a. betrokkene heeft niet voldaan aan de verplichting tot ondertekening van de jaarrekening 2019;
b. betrokkene heeft in de jaarrekening 2019 de ontvangsten en de uitgaven verantwoord in plaats van de baten en de lasten;
c. betrokkene heeft toegestaan dat in de jaarrekeningen 2017 t/m 2019 onvoldoende is gereserveerd voor andere dan gewone jaarlijkse kosten door de reserveringen te baseren op de herbouwwaarde van het voorafgaande jaar;
d. betrokkene heeft toegestaan dat niet volledig wordt voldaan aan de verplichting om de bijdragen aan het reservefonds voor meerjarig onderhoud te deponeren op een afzonderlijke spaarrekening;
e. betrokkene heeft toegestaan dat in 2019 drie uitgaven ten laste van het reservefonds voor meerjarig onderhoud zijn gebracht, hoewel die uitgaven geen verband houden met meerjarig onderhoud;
x. xxxxxxxxxx heeft een vordering op een eigenaar in de jaarrekening 2019 van de vereniging van eigenaars ten onrechte verantwoord als kleine kas;
g. betrokkene heeft gewerkt met gelijkblijvende voorschotbedragen zonder te wijzen op de mogelijke gevolgen ervan;
h. betrokkene heeft een niet-realistisch MJOP voorgesteld, passend bij de huidige financiële ruimte van de VvE in plaats van passend bij het te onderhouden object;
i. betrokkene heeft stemmingmakerij en/of laster gefaciliteerd;
j. betrokkene heeft ten onrechte geen samenstellingsverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2019 van de VvE.
De klacht. 1.1 De klager xxxxx zich bij onvrede in eerste instantie tot de zorgverlener (de medewerker van STEQ) of de coördinator om tot een informele oplossing te komen.
1.2 De klager wordt in de gelegenheid gesteld om diens onvrede bespreekbaar te maken. Indien gewenst worden andere personen bij het gesprek betrokken wanneer dit bevorderlijk is voor de oplossing van de onvrede en de klager er geen bezwaar tegen heeft.
1.3 Wanneer het gesprek niet tot de gewenste oplossing van de onvrede leidt, wordt de klacht voorgelegd de directeur van STEQ.
De klacht. Klagers hobby is de duivensport. Hij was daarin zeer succesvol. Zijn duiven werden veelal verzorgd door verzekeraars verzekerde. Deze situatie was zo gegroeid toen de duiven nog van klagers vader waren. De verzekerde was door omstandigheden genoodzaakt de duivensport te beëindigen en mocht klagers vader behulpzaam zijn bij het verzorgen van diens duiven. Na het 2002/51 WA overlijden van zijn vader heeft xxxxxx toegestaan dat de verzekerde bij de verzorging van de duiven betrokken bleef. Verzekeraar heeft op 11 februari 1999 de aansprakelijkheid van de verzekerde afgewezen op drie gronden, namelijk het ontbreken van een onrechtmatige daad, onvoldoende beveiliging van de vliegkooi en het verlenen van een vriendendienst. In de correspondentie daarna met verzekeraar en diens advocaat hebben klager en zijn belangenbehartiger tegen verzekeraars standpunt geprotesteerd, waarbij beide eerstgenoemden onder andere is gewezen op de opvatting van de Raad van Toezicht omtrent de aansprakelijkheid bij een vriendendienst. Later heeft verzekeraar zelf de behandeling weer overgenomen en een voorstel gedaan tot afwikkeling voor f 25.000,-. Dat voorstel heeft klagers belangenbehartiger afgewezen. Vervolgens gaf verzekeraar de zaak weer terug aan zijn advocaat en zette de correspondentie zich voort met de advocaat. Daarbij heeft klagers belangenbehartiger zelf ook het advies van een advocaat ingewonnen, die klagers visie deelt. Intussen bood verzekeraars assurantietussenpersoon klager aan de kwestie alsnog af te doen op basis van het eerdere aanbod van ƒ 25.000,-. Klager is er daarbij op gewezen dat het niet aanvaarden van het voorstel ongetwijfeld zou leiden tot een langdurige procedure met ongewisse afloop. Klager heeft dit voorstel met zijn belangenbehartiger besproken. Deze kon klager niet een beter resultaat garanderen. Met het oog op zijn hobby heeft klager het voorstel toen alsnog aanvaard. Achteraf bezien beseft klager dat deze beslissing onder grote druk is genomen, welke ten onrechte op hem is gelegd. Duidelijk is dat de verzekerde aansprakelijk is. Dat wordt ondersteund door het advies van de door klagers belangen- behartiger geraadpleegde advocaat, de opvatting van de Raad van Toezicht op het punt van de vriendendienst en de zienswijze van de door klager eerder benaderde Ombudsman Verzekeringen. De polis beperkt de dekking in het onderhavige geval niet. Zich dat alles realiserende is thans voor klager duidelijk dat hij het advies van zijn belangenbehartiger had mo...
De klacht. De brief van 19 januari 2005 van het bedrijf vermeldde ten onrechte dat na intern overleg besloten was om niet verder te gaan met klaagster, omdat, anders dan de brief vermeldde, geen overleg met de werknemers had plaatsgevonden. Het bedrijf had deze actie niet kunnen nemen zonder schriftelijke toestemming van alle werknemers, want het betrof zgn. C-polissen, gesloten onder een mantelovereenkomst. Omdat verdere samenwerking met het bedrijf onmogelijk leek, heeft klaagster aan aangeslotene meegedeeld haar werkzaamheden voor het bedrijf per 1 februari 2005 te staken. Een probleem was echter de op dat moment nog niet verdiende, maar wel betaalde afsluitprovisie. De nieuwe tussenpersoon G wilde het contract niet overnemen, want dan zou hij verantwoordelijk zijn voor eventuele terugboekingen. Aangeslotene stuurde aan klaagster dan ook een brief die inhield dat zij de tussenpersoon was en zou blijven. Klaagster, en vanaf 1 december 2005 tussenpersoon W, bleef de provisie op dit contract ontvangen. In 2006 heeft aangeslotene alle boekingen en de daarbij behorende provisies tot 1 januari 2005 teruggeboekt, met als gevolg dat tussenpersoon W bij klaagster verhaal zocht. Bij de overdracht was namelijk afgesproken dat klaagster de financiële consequenties van deze affaire zou dragen. Sinds eind 2004 was aangeslotene al bezig met tussenpersoon G een nieuw pensioencontract op te stellen. Men zou van individuele polissen naar een collectief contract gaan. De onderhandelingen over dit nieuwe contract hebben geduurd tot eind 2005, begin 2006. Later beweerde aangeslotene dat het nieuwe contract in juli 2005 getekend is, maar dat berust op antedateren. Pas medio augustus 2005 werd men binnen het bedrijf voor het eerst van de veranderingen op de hoogte gesteld. Toen had nog geen enkele deelnemer zich akkoord verklaard. Klaagster is enkel als tussenpersoon aangehouden om bij haar de financiële consequenties te kunnen leggen. Er zijn in deze affaire drie schuldigen, namelijk het bedrijf dat klaagster ontsloeg maar dit niet kon doen, diens adviseur die hem beter had moeten informeren wat de juiste manier was om dit af te handelen, en aangeslotene die meewerkte aan het onbehoorlijke gedrag naar klaagster toe. Klaagster heeft het gevoel dat de gang van zaken niet in het belang van de werknemers van het bedrijf is. Het belangrijkste argument van aangeslotene om deze gang van zaken recht te praten is dat sinds januari 2005 op de individuele pensioenpolissen geen premie meer betaald...
De klacht. U stelt dat u voorafgaand aan de totstandkoming van Vermogens Vliegwiel extra overeenkomst met nummer ███████ bent geadviseerd door Xxxxx Xxxxxx (Denco). U stelt voorts dat Xxxxx niet over de vereiste vergunning beschikte. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012) vordert u de terugbetaling van al hetgeen u uit hoofde van de Vermogens Vliegwiel extra overeenkomst aan Aegon heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente en kosten rechtsbijstand en verminderd met de door u ontvangen dividenden (vermeerderd met wettelijke rente). U heeft op 6 juni 2001 een aanvraagformulier voor het Vermogens Vliegwiel extra ingevuld en ondertekend. Het ingevulde aanvraagformulier was kennelijk het gevolg van een bespreking die plaats had gevonden tussen u en Denco. Aegon heeft vervolgens na ontvangst van het aanvraagformulier de door haar ondertekende overeenkomst, gedateerd 8 juni 2001, aan u toegezonden, vergezeld van een afschrift van de Bijzondere Voorwaarden (de Bijzondere Voorwaarden). U heeft de overeenkomst getekend en retour gezonden. Daarmee is de overeenkomst tot stand gekomen. De overeenkomst heeft een looptijd van 20 jaar en expireert op 6 juni 2021. Bij brief van 14 september 2017 heeft Aegon u bericht dat de Vermogens Vliegwiel extra overeenkomst per 16 oktober as. wordt beëindigd. U heeft daarbij de keuze tussen de aandelen overnemen (in welk geval Aegon de aandelen levert) of de aandelen laten verkopen (in welk geval u van Aegon de opbrengst ontvangt). In beide gevallen wordt de restant lening, per 13 september groot EUR 2.296,24, kwijtgescholden. Op 15 september jl. heeft u telefonisch contact met mij opgenomen een aangegeven dat u de aandelen wenst te laten verkopen. Het Vermogens Vliegwiel extra is één van de beleggingsproducten die door Aegon zijn aangeboden. Bij het Vermogens Vliegwiel extra wordt een lening verstrekt. Met het bedrag van deze lening worden aandelen gekocht. Door met geleend geld te beleggen kan direct een substantieel startkapitaal worden aangewend. Dit heeft tot gevolg dat – wanneer de rente eenmaal is terugverdiend – een rendement wordt behaald dat veel groter is dan het rendement dat zou worden behaald als met de inleg rechtstreeks aandelen zouden zijn aangekocht. Het via een aantal fondsen beleggen van het startkapitaal biedt bovendien de mogelijkheid om de belegging te spreiden, zodat minder risico wordt gelopen. De door AEGON verstrekte lening wordt gedurende de looptijd terugbe...
De klacht. 3.1. [ Y1], [Y2] en [Y3] hebben volgens xxxxxx gehandeld in strijd met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels.