De klacht Voorbeeldclausules
De klacht. Een klacht dient tenminste de navolgende gegevens te bevatten:
1. naam en adres van indiener;
2. dagtekening;
3. omschrijving van gedraging waartegen de klacht is gericht.
De klacht. 3.1 Betrokkene heeft volgens xxxxxxxxx gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
3.2 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:
I. het nalaten van het geven van een advies aan klaagster, dan wel het geven van een onjuist advies in 2008 aangaande ‘het ernstig tekort in’ de door betrokkene opgestelde aandeelhoudersovereenkomst van 8 januari 2002, wat in strijd is met des- kundigheid en zorgvuldigheid;
II. het positief adviseren met betrekking tot de overeenkomst van 4 november 2008, zonder alle aspecten van de overeenkomst van 8 januari 2002 vanuit het belang van klaagster daarin te betrekken, wat in strijd is met deskundigheid en zorgvuldigheid;
III. het onder verantwoordelijkheid van betrokkene in september/oktober 2008 laten opstellen van een prognose/exploitatiebegroting 2009 ten behoeve van [J], welke prognose geen deugdelijke grondslag had en die is opgesteld zonder dat daarover contact is geweest met klaagster, wat in strijd is met deskundigheid en zorgvuldigheid;
IV. het instemmen met het opvoeren van een winstverwachting 2009 om daarmee potentiële kopers een aanlokkelijk perspectief te bieden, wat in strijd is met de integriteit;
V. het niet verstrekken van de eind oktober 2008 gereedgekomen en begin novem- ber 2008 gepresenteerde begroting aan klaagster, zodat klaagster daarmee geen reke- ning heeft kunnen houden bij haar besluit over haar aandelenbelang in [I], wat in strijd is met deskundigheid en zorgvuldigheid;
VI. het laten ontstaan en laten voortduren van een belangentegenstelling bij het gelijktijdig (doen) uitvoeren van enerzijds de opdracht van klaagster en anderzijds de opdracht van [J];
VII. het nalaten van het vastleggen van de opdracht van september 2008;
VIII. het niet toepassen van het conceptueel raamwerk ten aanzien van het gelijktijdig doen uitvoeren van de opdracht van klaagster en de opdracht van [J].
3.3 Wat door/namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe stand- punten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook niet meer zou zijn toegestaan) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
De klacht. Klager heeft een geschil met een voormalige werkneemster. Deze werkneemster heeft, middels haar gemachtigde, sinds eind juni 1999 hem verzocht het beweerde achterstallige salaris te voldoen. Daar klager van mening is dat hij geen arbeidsovereenkomst met de voormalige werkneemster heeft gesloten, doch slechts een stage-overeenkomst, is hij van mening dat zij geen aanspraak kan maken op salaris of achterstallig salaris. Nu hij de vordering zoals deze gepresenteerd werd door de gemachtigde van de voormalige werkneemster, niet serieus kon nemen, was hij van mening dat hij in deze kwestie geen rechtsbijstand nodig had. Toen klager begin november 1999 een dagvaarding voor de Kantonrechter ontving, moest hij de vordering van zijn voormalige werkneemster wel degelijk serieus gaan weerspreken. Zodoende had hij vanaf dat moment rechtsbijstand nodig. Na tot dit besef gekomen te zijn, heeft hij de kwestie op 11 november 1999 bij verzekeraar gemeld. Verzekeraar is echter van mening dat klager het hierboven onder ‘Inleiding’ geciteerde artikel 7 van de polisvoorwaarden niet in acht genomen heeft en derhalve geen recht op rechtsbijstand heeft. Uit artikel 7 blijkt, voor zover thans van belang, dat er geen dekking is indien klager niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en daardoor de belangen van verzekeraar zijn geschaad. Discutabel is of klager niet aan zijn meldingsplicht heeft voldaan, daar hij de gestelde vordering niet serieus kon nemen tot het moment waarop hij gedagvaard werd. Na de dagvaarding heeft hij direct verzekeraar op de hoogte gesteld. Voorts zijn op geen enkele wijze de belangen van verzekeraar geschaad. Partijen staan immers lijnrecht tegenover elkaar. De een stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en de ander stelt dat er sprake is van een stage- overeenkomst. Derhalve is van meet af aan een procedure onvermijdelijk geweest. Verder heeft klager pas een advocaat ingeschakeld nadat hij zich tot verzekeraar had gewend. Klager is dan ook van mening dat verzekeraar zich ten onrechte beroept op artikel 7 van de polisvoorwaarden. Op 11 november 1999 heeft xxxxxx verzekeraar om juridische bijstand verzocht omdat hij door een werkneemster in rechte was betrokken. Verzekeraar heeft dit verzoek bij brief van 15 november 1999 afgewezen omdat xxxxxx heeft verzuimd het geschil zo spoedig mogelijk bij verzekeraar te melden. Vaststaat dat klager reeds bij brieven van 21 juni, 7 september en 27 september 1999 door het door de werkneemster ingeschakelde B...
De klacht. 3.1 Betrokkene heeft volgens xxxxxxxxx gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
3.2 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:
a. betrokkene had, gelet op het doel ervan, geen rapport met een waardebepaling per 31 december 2013 mogen afgeven;
b. betrokkene heeft ten behoeve van het opstellen van het rapport ten onrechte geen hoor en wederhoor toegepast, waardoor een deugdelijke grondslag voor het rapport ontbreekt;
c. betrokkene heeft niet gereageerd op de door [D] gestelde vragen (2.6);
d. betrokkene heeft in de conclusies in zijn rapport geen ondubbelzinnig voorbehoud opgenomen met betrekking tot de door hem bepaalde waarde;
e. betrokkene heeft onvoldoende nauwkeurig in zijn rapport vastgelegd van wie en op welke wijze hij opdracht voor het betreffende rapport heeft gekregen;
f. betrokkene heeft bij de waardering van de aandelen onvoldoende rekening gehouden met het feit dat het ging om een minderheidsbelang en betrokkene heeft de vermogenskostenvoet niet juist toegepast.
3.3 Wat door of namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
De klacht. 3.1. Xxxxxxxxxx heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:
a. betrokkene heeft niet voldaan aan de verplichting tot ondertekening van de jaarrekening 2019;
b. betrokkene heeft in de jaarrekening 2019 de ontvangsten en de uitgaven verantwoord in plaats van de baten en de lasten;
c. betrokkene heeft toegestaan dat in de jaarrekeningen 2017 t/m 2019 onvoldoende is gereserveerd voor andere dan gewone jaarlijkse kosten door de reserveringen te baseren op de herbouwwaarde van het voorafgaande jaar;
d. betrokkene heeft toegestaan dat niet volledig wordt voldaan aan de verplichting om de bijdragen aan het reservefonds voor meerjarig onderhoud te deponeren op een afzonderlijke spaarrekening;
e. betrokkene heeft toegestaan dat in 2019 drie uitgaven ten laste van het reservefonds voor meerjarig onderhoud zijn gebracht, hoewel die uitgaven geen verband houden met meerjarig onderhoud;
x. xxxxxxxxxx heeft een vordering op een eigenaar in de jaarrekening 2019 van de vereniging van eigenaars ten onrechte verantwoord als kleine kas;
g. betrokkene heeft gewerkt met gelijkblijvende voorschotbedragen zonder te wijzen op de mogelijke gevolgen ervan;
h. betrokkene heeft een niet-realistisch MJOP voorgesteld, passend bij de huidige financiële ruimte van de VvE in plaats van passend bij het te onderhouden object;
i. betrokkene heeft stemmingmakerij en/of laster gefaciliteerd;
j. betrokkene heeft ten onrechte geen samenstellingsverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2019 van de VvE.
De klacht. Klagers hobby is de duivensport. Hij was daarin zeer succesvol. Zijn duiven werden veelal verzorgd door verzekeraars verzekerde. Deze situatie was zo gegroeid toen de duiven nog van klagers vader waren. De verzekerde was door omstandigheden genoodzaakt de duivensport te beëindigen en mocht klagers vader behulpzaam zijn bij het verzorgen van diens duiven. Na het 2002/51 WA overlijden van zijn vader heeft xxxxxx toegestaan dat de verzekerde bij de verzorging van de duiven betrokken bleef. Verzekeraar heeft op 11 februari 1999 de aansprakelijkheid van de verzekerde afgewezen op drie gronden, namelijk het ontbreken van een onrechtmatige daad, onvoldoende beveiliging van de vliegkooi en het verlenen van een vriendendienst. In de correspondentie daarna met verzekeraar en diens advocaat hebben klager en zijn belangenbehartiger tegen verzekeraars standpunt geprotesteerd, waarbij beide eerstgenoemden onder andere is gewezen op de opvatting van de Raad van Toezicht omtrent de aansprakelijkheid bij een vriendendienst. Later heeft verzekeraar zelf de behandeling weer overgenomen en een voorstel gedaan tot afwikkeling voor f 25.000,-. Dat voorstel heeft klagers belangenbehartiger afgewezen. Vervolgens gaf verzekeraar de zaak weer terug aan zijn advocaat en zette de correspondentie zich voort met de advocaat. Daarbij heeft klagers belangenbehartiger zelf ook het advies van een advocaat ingewonnen, die klagers visie deelt. Intussen bood verzekeraars assurantietussenpersoon klager aan de kwestie alsnog af te doen op basis van het eerdere aanbod van ƒ 25.000,-. Klager is er daarbij op gewezen dat het niet aanvaarden van het voorstel ongetwijfeld zou leiden tot een langdurige procedure met ongewisse afloop. Klager heeft dit voorstel met zijn belangenbehartiger besproken. Deze kon klager niet een beter resultaat garanderen. Met het oog op zijn hobby heeft klager het voorstel toen alsnog aanvaard. Achteraf bezien beseft klager dat deze beslissing onder grote druk is genomen, welke ten onrechte op hem is gelegd. Duidelijk is dat de verzekerde aansprakelijk is. Dat wordt ondersteund door het advies van de door klagers belangen- behartiger geraadpleegde advocaat, de opvatting van de Raad van Toezicht op het punt van de vriendendienst en de zienswijze van de door klager eerder benaderde Ombudsman Verzekeringen. De polis beperkt de dekking in het onderhavige geval niet. Zich dat alles realiserende is thans voor klager duidelijk dat hij het advies van zijn belangenbehartiger had mo...
De klacht. 1.1 De klager xxxxx zich bij onvrede in eerste instantie tot de zorgverlener (de medewerker van STEQ) of de coördinator om tot een informele oplossing te komen.
1.2 De klager wordt in de gelegenheid gesteld om diens onvrede bespreekbaar te maken. Indien gewenst worden andere personen bij het gesprek betrokken wanneer dit bevorderlijk is voor de oplossing van de onvrede en de klager er geen bezwaar tegen heeft.
1.3 Wanneer het gesprek niet tot de gewenste oplossing van de onvrede leidt, wordt de klacht voorgelegd de directeur van STEQ.
De klacht. 3.1. Samengevat en zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat beklaagde een fout heeft gemaakt bij het opstellen van de koopovereenkomst en met name in artikel 20 daarvan met betrekking tot de lease van een centrale verwarmingsketel.
De klacht. 3.1. [ Y1], [Y2] en [Y3] hebben volgens xxxxxx gehandeld in strijd met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels.
De klacht. Verzekeraar blijft zijn verzekerden systematisch verkeerd, onvolledig en tenden- tieus informeren. Reeds bij de premieverhoging in 1998 heeft klager verzekeraar bij brief van 12 september 1998 daarop gewezen. Het antwoord van verzekeraar bij brief van 30 september 1998 bevredigde klager niet, waarop klager verzeke- raar op 3 oktober 1998 nog een brief heeft gezonden, maar daarop heeft xxxxxx geen antwoord meer van verzekeraar ontvangen. Ook bij de premieverhoging van 1999 heeft klager bij brief van 7 september 1999 verzekeraar op diens foutieve en onvolledige informatie gewezen. Verzekeraar is kennelijk niet van plan om jegens zijn verzekerden een correcte houding aan te nemen, reden waarom klager zijn verzekering heeft opgezegd.