Verloop van de procedure. 1.1. Na voorafgaande correspondentie hebben de heer en mevrouw X., hierna verder te noemen: ”klagers” bij brief van 8 mei 2017 en daarop volgend klachtformulier d.d. 20 mei 2017 een klacht ingediend tegen de heer X., hierna verder te noemen: ”beklaagde”.
1.2. De NVM Consumentenvoorlichting heeft het klachtdossier bij brief van 15 juni 2017 ter be-/afhandeling doorgezonden aan de Raad van Toezicht Zuid.
1.3. Xxxxxxxxx heeft bij brief van 1 juli 2017 een verweerschrift tegen de klacht bij de Raad ingediend. Beklaagde heeft bovendien bij brief van 3 juli aan de Raad nog kopie overgelegd van tussen hem en klagers vanaf 1 september 2016 t/m 21 april 2017 gewisselde voerde e-mails.
1.4. De Raad heeft de klacht op dinsdag 11 juli 2017 ter zitting behandeld. Voor die zitting zijn partijen door de secretaris van de Raad bij brief van 20 juni 2017 opgeroepen. Naar aanleiding daarvan zijn ter zitting verschenen en door de Raad gehoord: - mevrouw X., xxxxxxx; - de heer X., beklaagde.
1.5. Tenslotte heeft ieder van partijen tijdens de op 11 juli 2017 gehouden zitting zijn standpunt nader mondeling toegelicht en gereageerd op vragen van de Raad.
Verloop van de procedure. C. – hierna klager – heeft op 25 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 januari 2022, onder nummer 2019/206, heeft dat college de klacht gegrond verklaard en aan de psychiater de maatregel van doorhaling in het BIG-register opgelegd. De psychiater is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Xxxxxx heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Hierna heeft de psychiater nog een aantal stukken in het geding gebracht, waaronder patiëntendossiers. Hierop heeft klager gereageerd met een aanvullend verweerschrift in beroep. Het Centraal Tuchtcollege heeft van beide partijen nog nadere correspondentie ontvangen: - brief d.d. 9 februari 2022 met bijlagen van xxxxxx; - brief d.d. 14 februari 2022 met bijlagen van de psychiater. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 2 maart 2022, waar zijn verschenen namens klager mevrouw X. en mevrouw X., bijgestaan door mr. Xxx xxx Xxxx, en de psychiater, vergezeld door zijn zoon en bijgestaan door xx. Xxxxxxxx. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Mr. Xxx xxx Xxxx en xx. Xxxxxxxx hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan de wederpartij en aan het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd.
Verloop van de procedure. Voor het verloop van de procedure verwijst het college naar de stukken die in bijlage I van dit besluit zijn opgesomd.
Verloop van de procedure. 1. Het Bureau behandelt de oppositie binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
2. De oppositieprocedure wordt opgeschort:
a. indien de oppositie berust op artikel 2.14, lid 2, sub a, wanneer het oudere merk:
i. nog niet is ingeschreven;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;
iii. het voorwerp is van een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
b. indien de oppositie berust op artikel 2.14, lid 2, sub c, wanneer ze is gebaseerd op een aanvraag voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, totdat daarover een definitieve beslissing is genomen;
c. wanneer het betwiste merk:
i. het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een gerechtelijke vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
d. op gezamenlijk verzoek van partijen;
e. indien de opschorting om andere redenen passend is.
3. De oppositieprocedure wordt afgesloten:
a. wanneer de opposant niet langer de hoedanigheid heeft om op te kunnen treden;
b. wanneer verweerder niet reageert op de ingestelde oppositie. In dit geval vervalt de aanvraag;
c. wanneer aan de oppositie de grondslag is ontvallen hetzij omdat zij is ingetrokken, hetzij omdat de aanvraag waartegen oppositie is ingesteld is vervallen;
d. wanneer het oudere merk of het oudere recht niet meer geldig is;
e. indien de oppositie berust op artikel 2.14, lid 2, sub a, en de opposant binnen de gestelde termijn geen bewijsstukken van gebruik van zijn oudere merk als bedoeld in artikel 2.16bis heeft overgelegd. In deze gevallen wordt een deel van de betaalde taksen gerestitueerd.
4. Nadat het onderzoek van de oppositie is beëindigd, neemt het Bureau zo spoedig mogelijk een beslissing. Indien de oppositie gegrond bevonden wordt, weigert het Bureau het merk geheel of gedeeltelijk in te schrijven of besluit het de in artikel 2.20ter, lid 1, sub b, bedoelde overdracht in het register aan te tekenen. In het tegengestelde geval wordt de oppositie afgewezen. Van de beslissing geeft het Bureau onverwijld schriftelijk kennis aan de partijen, onder vermelding van het in artikel 1.15bis genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing. De beslissing van het Bureau wordt eerst definitief nadat ze niet mee...
Verloop van de procedure. Verzoek van de huurder De Huurcommissie heeft op 28 december 2018 een verzoek van de huurder ontvangen. Daarin vraagt de huurder aan de Huurcommissie om de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs te beoordelen. De huurovereenkomst is ingegaan op 15 mei 2018. De huurprijs is € 325,00 per maand. Onderzoek door de Huurcommissie De Huurcommissie heeft op 1 juli 2019 een voorbereidend onderzoek in de woonruimte laten uitvoeren. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt. De Huurcommissie heeft dit rapport aan de huurder en de verhuurder gestuurd.
Verloop van de procedure. Verzoeker en KLM hebben op respectievelijk 27 en 28 juni 2022 een verzoekschrift en verweerschrift ingediend in een verzoek als bedoeld in artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin zij hun standpunten hebben verwoord. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022 te 13.30 uur. Verzoeker is bij die mondelinge behandeling in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigden. Voor KLM is dhr. Naam 1 (voorzitter RvC) verschenen, eveneens vergezeld door de gemachtigden. Partijen hebben, mede aan de hand van een pleitnota, hun standpunten toegelicht, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Verloop van de procedure. Het Bureau behandelt de oppositie binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
Verloop van de procedure. 7. De CBIA heeft de FTAC op 30 mei 20185 per brief benaderd. Aanleiding voor de brief was de intrekking van Landsbesluit houdende Algemene Maatregelen, PB 1986, no. 120, dat de tarieven voor huisartsen en medisch specialisten regelde. In de brief zegt de CBIA te menen dat medische tarieven bij landsbesluit vastgesteld dienen te worden en dat concurrentie daarbij geen rol kan spelen. In de visie van de CBIA zou de FTAC een ontheffing moeten verlenen conform artikel 3.5, lid 1 van de Landsverordening inzake concurrentie. De CBIA vraagt de FTAC om een standpunt in deze kwestie.
8. Naar aanleiding van de brief van 30 mei 2018 heeft de FTAC de CBIA op 11 juni 2018 uitgenodigd ten kantore van de FTAC voor een toelichtingsgesprek.6 De CBIA was vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxx-Xxxxxx (voorzitter), xxxxxxx X. Xxxxxxxx (vice-voorzitter) en de heer R.P.J. Xxxxx (secretaris). De CBIA legde de vraag aan de FTAC voor of een eenzijdige actie van de CHV om de consulttarieven voor particuliere zorgverzekerden te verhogen niet tegen de Landsverordening inzake concurrentie is en of vernoemde partij ontheffing kan krijgen van de FTAC. De CBIA stelde dat de CHV in een overleg op 1 juni 2018 met het bestuur van de CBIA aan de CBIA heeft medegedeeld dat de consulttarieven per 1 juni 2018 zijn verhoogd. Ter onderbouwing van het gestelde heeft de CBIA een lijst met huisartsentarieven met ingangsdatum 1 juni 2018 overgelegd.7
9. De FTAC heeft in dit gesprek een korte toelichting gegeven op het kartelverbod en het verschil tussen een signaal en een klacht bij de FTAC. De FTAC heeft toegelicht dat een collectieve vaststelling van tarieven een concurrentiebeperkend doel of effect kan hebben en daardoor in strijd met de Landsverordening inzake concurrentie kan zijn.
10. Op 25 juni 2018 heeft de FTAC de Minister van Gezondheidszorg, Milieu en Natuur schriftelijk benaderd. Aanleiding voor de FTAC om de Minister te benaderen, was dat de tarieven voor particuliere zorg tot enkele jaren geleden door de Minister op basis van een Landsbesluit werden vastgesteld.8 Op 28 juli 2015 is deze
Verloop van de procedure. 1.1 Bij brief van 15 maart 2012 heeft appellante een klacht ingediend bij de afdeling Con- sumentenvoorlichting van de NVM. Deze heeft de klacht doorgeleid naar de Raad van Toezicht Amsterdam. In de beslissing van 15 mei 2013, verzonden op 10 juli 2013, is op die klacht beslist. In deze beslissing is de tegen beklaagde ingediende klacht onge- grond verklaard. Bij brief van 22 augustus 2013, ontvangen op 23 augustus 2013, is ap- pellante tijdig van deze beslissing in hoger beroep gekomen.
1.2 In haar brief van 22 augustus 2013 heeft appellante de gronden aangevoerd waarop haar hoger beroep is gebaseerd.
1.3 Beklaagde heeft in zijn op 31 oktober 2013 ontvangen verweerschrift in hoger beroep verweer gevoerd.
1.4 De Centrale Raad van Toezicht heeft kennis genomen van de in eerste instantie tussen partijen gewisselde stukken en de beslissing van de Raad van Toezicht.
1.5 Ter zitting van 23 januari 2014 van de Centrale Raad van Toezicht zijn verschenen; - appellante in persoon, bijgestaan door mr. B. van den Berg; - beklaagde in persoon, bijgestaan door mr. M.J.G. Boender-Lamers.
1.6 Partijen zijn door de Centrale Raad van Toezicht gehoord en hebben hun standpunten nader toegelicht.
Verloop van de procedure. Bij e-mail van 16 maart 2018 heeft de geschilleninstantie van klager een klacht tegen aangeklaagde 1 en aangeklaagde 2 ontvangen. Bij de klachtbrief heeft klager de volgende stukken als bijlagen toegevoegd: • een geluidsopname van het telefoongesprek met de Huisartsenpost (HAP) op 4 april 2017; • een geluidsopname van het gesprek tussen klager, aangeklaagden en de klachtenfunctionaris van de HAP, dat op 10 oktober 2017 plaatsvond; • de calamiteitenrapportage van de HAP en de beoordeling ervan door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van 18 augustus 2017; • de schriftelijke reactie van klager op de beoordeling van de IGZ; • de schriftelijke reactie van 10 oktober 2017 van de HAP op de klacht; • Instagrampagina’s van aangeklaagde 2; • een samenvatting van het neuropsychologische onderzoek (NPO) dat in oktober 2017 bij klager heeft plaatsgevonden. Klager heeft bij het indienen van de klacht de geschilleninstantie gemachtigd eventuele noodzakelijke medische gegevens op te vragen. De geschilleninstantie heeft aanvullende informatie bij de huisarts van klager opgevraagd, te weten: • het waarneembericht van aangeklaagde 2 aan de huisarts van xxxxxx; • het medisch dossier van xxxxxx over de periode van 27 oktober 2016 tot en met 6 juli 2018; • de (ontslag)brieven van [naam ziekenhuis] aan de huisarts van xxxxxx. Bij e-mail van 22 april 2018 heeft klager een schadevergoeding bij de geschilleninstantie ingediend. De vordering bedraagt € 25.000. Ter onderbouwing van de schadevordering heeft klager de volgende stukken als bijlagen toegevoegd: • een voorlopige schadestaat d.d. 12 juni 2018; • de brief van [naam werkgever] d.d. 2 oktober 2017; • loonstroken van januari 2017 tot en met april 2018 en een berekening van het verlies van arbeidsvermogen. Op 11 juni 2018 heeft de geschilleninstantie een gezamenlijk verweerschrift van aangeklaagden 1 en 2, ingediend door mr. [naam] van [naam bedrijf], ontvangen. Bij het verweerschrift was het waarneembericht van aangeklaagde 2 aan de huisarts van klager toegevoegd. De gezamelijke mondelinge behandeling van beide geschillen heeft plaatsgevonden op 13 juli 2018. Klager was aanwezig, vergezeld van de heer [naam]. Aangeklaagde 1 is daar vertegenwoordigd door mevrouw [naam], directeur, vergezeld van mevrouw [naam], medisch coördinator HAP. Aangeklaagde 2 was aanwezig. Aangeklaagde 1 en 2 werden bijgestaan door advocaat mr. [naam]. Mevrouw mr. [naam] van [naam bedrijf] was als toehoorder aanwezig. Op grond van artikel 5 lid 1...