Inrichting salarisgebouw Voorbeeldclausules

Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw is vastgelegd in bijlage 1 Salarisgebouw provincies, die behoort bij en onderdeel uitmaakt van deze regeling. 2. Het salarisgebouw bestaat uit 19 salarisschalen. 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris en het maximumsalaris bepaald. 4. Alle salarisbedragen zijn maandbedragen. 5. Op schaal A zijn de cao-loonstijgingen in de sector provincies niet van toepassing.
Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw is vastgelegd in bijlage 1 van deze cao. 2. Het salarisgebouw bestaat uit 19 salarisschalen. 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris en het maximumsalaris bepaald. 4. Als het salaris per maand van de werknemer in schaal 1 of hoger, omgerekend naar het salaris per uur, lager is dan €14,- bruto, heeft de werknemer minimaal recht op een salaris per uur van €14,- bruto. 5. Alle salarisbedragen zijn maandbedragen. 6. Op schaal A zijn de cao-loonstijgingen niet van toepassing.
Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw is vastgelegd in bijlage 1 van deze cao. 2. Het salarisgebouw bestaat uit 19 salarisschalen. 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris en het maximumsalaris bepaald.
Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw is vastgelegd in bijlage 2 van deze regeling, die er onderdeel van uit- maakt. Gedeputeerde staten vervangen deze bijlage met inachtneming van de hierover in het SPA gemaakte afspraken. 2. Het salarisgebouw bestaat uit 18 salarisschalen. 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris en het maximumsalaris bepaald.
Inrichting salarisgebouw. Er zijn 18 salarisschalen. Van alle salarisschalen is slechts de bandbreedte aangegeven: alleen het minimumsalaris en het maximumsalaris zijn vastgelegd. Het minimumsalaris is in de salarisschalen 1 en 2 79% en in de overige salarisschalen 70% van het maximumsalaris Het salarisgebouw is opgenomen in bijlage 2 van de CAP. De daarin opgenomen salarisbedragen zullen telkens worden aangepast aan de algemene salarisverhogingen die partijen in het SPA in de CAO afspreken. Gedeputeerde staten vervangen dan de oude bijlage door een nieuwe.
Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw bestaat uit een inpassingtabel en een salaristabel. 2. De salaristabel bestaat uit 14 salarisschalen, elk opgebouwd uit meerdere periodieken (tredes). 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris (periodiek 0) en het maximumsalaris bepaald. 4. De meeste schalen kennen een inpassingperiodiek. De inpassingperiodiek wordt toegekend wan- neer de werkgever er belang bij heeft de werknemer in dienst te nemen, terwijl laatstgenoemde nog niet voldoet aan het vereiste opleidingsniveau (bijvoorbeeld indien hij de opleiding nog niet voltooid heeft) of het werk/denkniveau. 5. Alle schalen kennen 2 uitloopperiodieken. Het toekennen van uitloopperiodieken maakt geen deel uit van de automatische jaarlijkse periodieke verhogingen. Uitloopperiodiek 1 wordt toegekend na 36 maanden het maximumsalaris in de salarisschaal te hebben genoten. Uitloopperiodiek 2 wordt toegekend nadat 36 maanden uitloopperiodiek 1 is genoten (zie artikel 13, lid 9 en 10).
Inrichting salarisgebouw. 1. Het salarisgebouw is vastgelegd in bijlage I van de SAW en maakt hiervan onderdeel uit. 2. Het salarisgebouw bestaat uit 18 salarisschalen 3. Per salarisschaal is het minimumsalaris en het maximumsalaris bepaald.

Related to Inrichting salarisgebouw

  • Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem. De opbouw per jaar bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van het betreffende jaar. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.

  • Andere controleopdrachten Belastingadviesopdrachten Andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten

  • Functiegroepen en salarisschalen a. De functies die onder de werkingssfeer van de cao-Mediq BV vallen, zijn ingedeeld in tien functiegroepen. De indeling is vermeld in bijlage 1 van deze overeenkomst. b. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal zoals opgenomen in bijlage 2 van deze overeenkomst. De schalen hebben betrekking op een gemiddelde werktijd van 38 uur per week. De salarissen voor werknemers met een normale gemiddelde werktijd van minder dan 38 uur per week worden vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in lid 5 van dit artikel. De salarissen voor jeugdigen in de salarisschaal 1 tot en met 8 worden verkregen volgens de gegevens vermeld bij de salarisschalen opgenomen in bijlage 2 van deze overeenkomst. c. Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van zijn functieprofiel en de daarbij behorende functiegroep, alsmede van de van toepassing zijnde salarisschaal waarin hijzelf is ingedeeld, het maandinkomen alsmede de wijze waarop dit maandinkomen is bepaald. a. Als een werknemer in het voorafgaande kalenderjaar 25% van de arbeidsduur arbeidsongeschikt is geweest, dan wel meer dan 8 ziekmeldingen deel uitmaakten van de totale periode van zijn arbeidsongeschiktheid, is de werkgever niet verplicht het salaris te herzien. In deze gevallen beslist de werkgever pas nadat hij advies heeft ingewonnen van de Arbodienst. b. De werkgever kan per 1 januari het salaris bezien op basis van een percentage dat is bepaald door het resultaat van de beoordeling en de relatieve salarispositie. Aan de OR zal jaarlijks, en wel zo spoedig mogelijk na 1 januari, een overzicht worden verstrekt van de mate waarin geen salarisverhoging is toegekend, zonder dat de persoonlijke positie van de medewerker in het schalensysteem daarin herkenbaar is. a. Indien een medewerker bij indiensttreding een hogere leeftijd heeft dan de vakvolwassen leeftijd en elders de nodige ervaring voor de functie heeft opgedaan, zal hij in overeenstemming hiermee worden ingedeeld in de hiervoor relevante positie. b. Indien de indiensttreding heeft plaatsgevonden na 30 juni van enig jaar, dan is de werkgever op 1 januari van het daaropvolgende jaar niet verplicht het salaris te herzien. 4. Het percentage waarmee het salaris kan worden verhoogd is opgenomen in het RSP- model; bijlage 2.

  • Salarissen 1. Aan de werknemer dient een salaris te worden uitbetaald op grond van de in artikel 28 vermelde functiegroepen en met inachtneming van de overige bepalingen in bijlage I. De bijlage wordt geacht deel uit te maken van deze CAO. Indien uit de doelgroepen die worden genoemd in de participatiewet en uit de doelgroepen langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten, herintredende vrouwen, allochtonen en schoolverlaters, werknemers aangenomen worden voor werk op het niveau functiegroep 1 van de CAO, is de werkgever gerechtigd om maximaal 24 maanden het minimumloon te betalen (zie schaal 0). De betreffende werknemer krijgt een bedrijfsopleiding en bij verlenging van de arbeidsovereenkomst na het 1e jaar krijgt hij een aanstelling voor onbepaalde tijd. 2. Het salaris voor een kalenderjaar wordt bepaald op 1 januari van dat jaar, indien in de onderneming geen andere datum gebruikelijk is. 3. Omdat op de op enig moment geldende objectief gerechtvaardigde ontslagleeftijd, zijnde op dit moment de dag waarop de betrokken werknemer de voor hem/haar toepasselijke AOW gerechtigde leeftijd bereikt een aantal verplichte premie- inhoudingen ingevolge de sociale verzekeringswetten komt te vervallen, zal bij het bereiken van deze leeftijd het brutosalaris worden aangepast en wel zodanig, dat het onmiddellijk voor die datum van toepassing zijnde nettosalaris ongewijzigd blijft. De algemene salarisverhogingen, die nadien worden doorgevoerd, blijven onverkort gelden voor deze groep van werknemers.

  • Pensioengevend salaris Het vaste jaarsalaris van de Werknemer vermeerderd met de vakantietoeslag. Indien schriftelijk overeengekomen met de Werkgever zijn ook de volgende loonbestanddelen pensioengevend: • de vaste jaarlijkse uitkeringen zoals 13e maand, gegarandeerd tantième en dergelijke; • een percentage van het vaste jaarsalaris dat de Werknemer als oververdienste in de zin van de CAO ontvangt. Dit percentage wordt jaarlijks door de Werkgever vastgesteld; • provisie, zijnde de gemiddeld over het jaar ontvangen provisie. Wanneer de gemiddeld over het jaar ontvangen provisie niet is vast te stellen, wordt het gemiddelde van een vergelijkbare Werknemer gehanteerd; • variabele salarisbestanddelen met de eventueel daarover verleende vakantietoeslag; • ploegentoeslag; • toeslag afwijkende werktijden; • SAO-toeslag; • niet gegarandeerde tantième; • winstdeling; • bonus; • gratificatie. Als de Werkgever op de datum van vaststelling van de Pensioengrondslag wegens verzuim geen of niet het normale Pensioengevend salaris is verschuldigd, wordt uitgegaan van het Pensioengevend salaris dat zonder dat verzuim zou gelden. Voor de Deelnemer die gedurende het deelnemerschap in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van de pensioenen als volgt bepaald: • de Pensioengrondslag wordt berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris; • bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt: - de opbouw per jaar vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor; - voor het te bereiken pensioen, het aantal toekomstige Deelnemingsjaren vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Deze deeltijdregeling werkt ook door in het partner- en wezenpensioen. Het Pensioengevend salaris is gemaximeerd op de Salarisgrens. Voor Deelnemers die in deeltijd werken wordt de Salarisgrens toegepast op het naar voltijd herleide Pensioengevend salaris.

  • Kwaliteit 6.1 Opdrachtnemer garandeert dat hij voldoet aan alle (kwaliteits)eisen die voor zijn zorgfunctie voortvloeien uit wet- en regelgeving, waaronder de Norm van verantwoorde werktoedeling, en de Overeenkomst. 6.2 Opdrachtnemer voldoet aan het Kwaliteitskader JeugdzorgPlus 2.0, maart 2019, of eventuele toekomstige nieuwe kaders die het genoemde kwaliteitskader aanvullen, vervangen of gelijkwaardig daaraan zijn.

  • Einde dienstverband Het dienstverband eindigt:

  • Gebruiksbeperkingen Deze dienst is alleen beschikbaar als het voertuig stilstaat, de deur van de bestuurder is gesloten, het ontstekingsmechanisme is uitgeschakeld en de sleutel niet in het contactslot zit. Aanvullende beperkingen kunnen van toepassing zijn in overeenstemming van land- specifieke voorschriften.

  • Overige bepalingen 11.1 Wanneer de opdrachtgever eenzelfde opdracht tegelijkertijd aan anderen dan de ontwerper wenst te verstrekken of de opdracht reeds eerder aan een ander heeft verstrekt, zal hij de opdrachtnemer, onder vermelding van de namen van deze anderen, hiervan op de hoogte stellen. 11.2 Het is de opdrachtgever niet toegestaan enig recht uit een met de ontwerper gesloten overeenkomst aan derden over te dragen, anders dan bij overdracht van zijn gehele onderneming of met schriftelijke toestemming van de ontwerper. 11.3 Partijen zijn verplicht tot geheimhouding van alle vertrouwelijke informatie, feiten en omstandigheden, die in het kader van de opdracht, van elkaar of uit andere bron, aan de andere partij ter kennis komen, waarvan redelijkerwijs te begrijpen is dat openbaarmaking of mededeling aan derden de ontwerper of de opdrachtgever schade zou kunnen berokkenen. Derden, die bij de uitvoering van de opdracht worden betrokken, zullen ten aanzien van deze feiten en omstandigheden afkomstig van de andere partij aan eenzelfde vertrouwelijke behandeling worden gebonden. 11.4 Indien enige bepaling van deze Algemene Voorwaarden nietig is of vernietigd wordt, zullen de overige bepalingen van deze Algemene Voorwaarden onverminderd van kracht blijven. Partijen zullen in dat geval in overleg treden met het doel nieuwe bepalingen ter vervanging van de nietige of vernietigde bepalingen overeen te komen, waarbij zoveel mogelijk het doel en de strekking van de nietige dan wel vernietigde bepalingen in acht wordt genomen. 11.5 De opschriften in deze Algemene Voorwaarden dienen slechts om de leesbaarheid te bevorderen en vormen geen onderdeel van deze Algemene Voorwaarden. 11.6 Op de overeenkomst tussen de ontwerper en opdrachtgever is Nederlands recht van toepassing. Partijen zullen in eerste instantie een gerezen geschil in onderling overleg proberen op te lossen. Behalve wanneer partijen uitdrukkelijk schriftelijk arbitrage zijn overeengekomen, neemt de volgens de wet bevoegde rechter, of de rechter in het arrondissement waar de ontwerper is gevestigd, dit ter keuze van de ontwerper, kennis van geschillen tussen de ontwerper en opdrachtgever.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).