Noodsituaties. De Jorplace staff is getraind in het handelen in noodsituaties. In het geval van een noodsituatie zijn er BHV’ers (bedrijfshulpverleners) en nooduitgangen aanwezig. Belangrijk is dat het de eigen verantwoording is van de gasten om op de hoogte te zijn van alle vluchtwegen.
Noodsituaties. De Partijen engageren zich om coördinerend op te treden met betrekking tot noodsituaties (brand, evacuatie, optreden hulpdiensten, …). Elke Partij regelt het verstrekken van eerste hulp aan zijn eigen personeel, aannemers, onderaannemers en andere derden die zij toegang verlenen tot de inrichting. Bij noodsituaties waarschuwt iedere Partij onmiddellijk de andere betrokken partijen.
Noodsituaties. 12.1 Voorzorgsmaatregelen bij het op het strand zetten van het schip.
Noodsituaties. 13.1 Noodsituaties betreffen onder andere, maar niet gelimiteerd tot extreme weersomstandigheden, bommeldingen, aanslagen, natuurrampen en bedreigingen voor de openbare orde.
Noodsituaties. Afdeling 1.5.1. —
Noodsituaties. Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met het Veilig Thuis. Het Veilig Thuis maakt dan een inschatting van de ernst van de situatie. Voor noodsituaties is het Veilig Thuis 24 uur per dag bereikbaar. In zeer ernstig dreigende situaties kan het Veilig Thuis een melding overdragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als een kind met verwondingen naar het ziekenhuis moet en de ouders willen het niet meegeven of weghalen uit het ziekenhuis. In een dergelijke situatie kan er heel snel een voorlopige ondertoezichtstelling worden gevraagd zodat de ouders (tijdelijk) het gezag niet hebben over hun kind. In noodsituaties kan overigens ook contact gezocht worden met de crisisdienst van Bureau Xxxxxxxxx en/of de politie gevraagd worden om hulp te bieden. In de handleiding bevindt zich een algemeen overzicht van websites en adressen (zie bijlage 5) van instanties en organisaties waar de gastouder terecht kan voor ondersteuning en advies. In deze meldcode is een sociale kaart opgenomen die de kinderopvangorganisatie kan invullen met gegevens uit de eigen regio (zie onderdeel V). Het is belangrijk dat het gastouderbureau alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Voor het gesprek met de ouders (en eventueel het kind) kunnen de volgende stappen worden gevolgd:
Noodsituaties. Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of zijn gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan Veilig Thuis. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kan zo nodig in hetzelfde gesprek een melding worden gedaan zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet om de veiligheid van het kind zoveel mogelijk te waarborgen. In noodsituaties kan overigens ook contact worden gezocht met de Raad voor de Kinderbescherming en/of de politie om hulp worden gevraagd. Stap 2: Collegiale consultatie en bij twijfel Veilig Thuis en/of een letseldeskundige Overleg is - afhankelijk van de interne afspraken van de kinderopvangorganisatie - mogelijk met de volgende interne collega’s: de leidinggevende, de bemiddelingsmedewerker (van het gastouderbureau), de gedragswetenschapper, de aandachtsfunctionaris of een collega uit dezelfde groep. Extern is consult mogelijk met de jeugdverpleegkundige of jeugdarts van het consultatiebureau of de GGD. Indien de kinderopvangorganisatie deelneemt aan het zorgadviesteam (ZAT) is het ook mogelijk om het kind binnen dit team te bespreken. Tevens kan worden samengewerkt met het Centrum voor Jeugd en Gezin, het buurtteam, etc.
Noodsituaties. Brand – ramp - ongeval waarschuwing- en alarmprocedure Volgende geldt binnen de school:
Noodsituaties. Er zijn echter (nood)situaties denkbaar waarin het belang van de vennootschap zich zodanig tegen nakoming van de over- eenkomst verzet dat het voor de afdwingbaarheid van de over- eenkomst niet uitmaakt of de vennootschap de overeenkomst wel of niet heeft meegetekend. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de bij de vennootschap betrokkenen op grond van artikel 2:8 BW jegens elkaar in acht moeten nemen, kun- nen aan nakoming door de vennootschap in de weg staan (de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, art. 6:248 lid 2 jo. art. 2:8 BW). In de bekende rechterlijke uit- spraken waarin bepalingen uit een aandeelhoudersovereen- De OK heeft in het verleden een grote bereidheid getoond om de vennootschap (en de meewerkende aandeelhouders) in dit soort gevallen te hulp te schieten.18 De ervaring leert dat de OK tot terzijdestelling van een knellende bepaling in de aan- deelhoudersovereenkomst (of statuten) over zal gaan, wanneer de continuïteit van de onderneming ernstig gevaar loopt en een beroep op de bewuste bepaling voorzienbaar zal resulteren in een onevenredige benadering van de vennootschap (en de institutioneel bij haar betrokkenen).19 Voordat het zover is, moet zijn voldaan aan de volgende criteria:
Noodsituaties. Hoe te handelen in geval van brand