Recht op bijzonder partnerpensioen Voorbeeldclausules

Recht op bijzonder partnerpensioen. 1. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de gewezen partner recht op bijzonder partnerpensioen. 2. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden. Diensttijd tot 1 januari 2018 Overgangsbepalingen A19 tot en met A21 en B17 tot en met B19 zijn tevens van toepassing.
Recht op bijzonder partnerpensioen. 1. Bij overlijden van de deelnemer of gepensioneerde op of na 67 jaar heeft de gewezen partner recht op bijzonder partnerpensioen. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden. 2. De gewezen partner heeft bij overlijden geen recht op bijzonder partnerpensioen, als a. het partnerschap is aangegaan op of na de dag waarop de deelnemer of gepensioneerde 67 jaar is geworden; b. de partners bij huwelijks voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op het einde van het partnerschap dit overeenkomen en ABP daarmee instemt. 3. Voor zover omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7.13 heeft plaatsgevonden heeft de gewezen partner geen recht op bijzonder partnerpensioen. Pensioenaanspraken geheel opgebouwd vóór 1 januari 1996 en geen uitzicht op bijzonder partnerpensioen ingevolge de Abp-wet De gewezen partner heeft geen recht op bijzonder partnerpensioen als de pensioenaanspraken van de overledene, waarnaar het bijzonder partnerpensioen wordt berekend geheel zijn opgebouwd vóór 1 januari 1996 en geen uitzicht op bijzonder partnerpensioen ingevolge de Abp-wet bestond omdat: 1. de echtscheiding is uitgesproken vóór 1 januari 1966; 2. de echtscheiding is uitgesproken na 1 januari 1966 en vóór 1 oktober 1971 op vordering van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde; 3. de echtscheiding is uitgesproken na 1 oktober 1971 op vordering van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op grond van het vóór 1 oktober 1971 geldend echtscheidingsrecht of; 4. het partnerschap is aangegaan na het ontslag van de gepensioneerde.
Recht op bijzonder partnerpensioen. Overgangsbepaling A21 bij paragraaf 7
Recht op bijzonder partnerpensioen. Overgangsbepaling B13 bij paragraaf 7 Overgangsbepaling B14 bij paragraaf 7 Overgangsbepaling B15 bij paragraaf 7 Overgangsbepaling B16 bij paragraaf 7 Overgangsbepaling B17 bij paragraaf 7
Recht op bijzonder partnerpensioen. 1. De gewezen partner heeft recht op bijzonder partnerpensioen indien die gewezen partner recht op partnerpensioen zou hebben gehad als de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zou zijn overleden op a. de dag van het vonnis waarbij het huwelijk door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed is beëindigd of b. de dag waarop de registratie van het samenlevingsverband is beëindigd. 2. In afwijking van het eerste lid bestaat geen recht op bijzonder partnerpensioen indien het vonnis waarbij de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken, is gelegen vóór 1 januari 1966. 3. In afwijking van het eerste lid bestaat, indien de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is gebaseerd op het vóór 1 oktober 1971 geldende recht, alleen het recht op bijzonder partnerpensioen indien de vordering tot echtscheiding/ontbinding is gedaan door de gewezen partner. 4. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde gelijktijdig meer dan één partner had, worden de rechten van de gewezen partners en/of partners evenredig beperkt alsof er sprake is van één partner. 5. De bepalingen van de regeling voor het partnerpensioen zijn van overeenkomstige toepassing op het bijzonder partnerpensioen, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt. 6. De directie zendt de gewezen partner een bewijs van zijn aanspraken. 7. De deelnemer kan de directie verzoeken het bijzonder partnerpensioen te beperken. De deelnemer dient dan een overeenkomst aan de directie te verstrekken, waaruit de instemming van de gewezen partner blijkt. Het fonds dekt in deze gevallen het afwijkend pensioenrisico.
Recht op bijzonder partnerpensioen. Bij overlijden van de gewezen deelnemer voor 65 jaar, heeft de gewezen partner recht op bijzonder partnerpensioen voor zover de gewezen deelnemer een deel van zijn ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen als bedoeld in artikel 17.6.9b.
Recht op bijzonder partnerpensioen. 1. Bij overlijden van de gepensioneerde op of na 65 jaar heeft de gewezen partner recht op bijzonder partnerpensioen. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden. 2. De gewezen partner heeft bij overlijden geen recht op bijzonder partnerpensioen, als a. het partnerschap is aangegaan op of na de dag waarop de deelnemer of gepensioneerde 65 jaar is geworden; b. de partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op het einde van het partnerschap dit overeenkomen en ABP daarmee instemt. 3. Voor zover omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.6.9 heeft plaatsgevonden heeft de gewezen partner geen recht op bijzonder partnerpensioen. Pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 juni 2001 De bijzondere partner heeft recht op bijzonder partnerpensioen over de tijd vóór 1 juni 2001, als dit recht op 31 mei 2001 bestond op grond van het Nabestaandenreglement militairen of het Besluit bijzondere voorzieningen militair nabestaandenpensioen.

Related to Recht op bijzonder partnerpensioen

  • Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 50% van het te bereiken ouderdomspen- sioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Recht op uitkering De aanspraak op uitkering en/of vergoeding wordt door de verzekeraar beoordeeld aan de hand van gegevens van door hem aan te wijzen medische en andere deskundigen.

  • Toepasselijke eisen en normen artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I en II.

  • Tegenstrijdigheid en wijziging Verwerkersovereenkomst 1. In het geval van tegenstrijdigheid tussen de bepalingen uit deze Verwerkersovereenkomst en de bepalingen van de Product- en Dienstenovereenkomst, dan zullen de bepalingen van deze Verwerkersovereenkomst leidend zijn. 2. Indien Partijen van de artikelen in de Model Verwerkersovereenkomst door omstandigheden moeten afwijken, of deze willen aanvullen, dan zullen deze wijzigingen en/of aanvullingen door Partijen worden beschreven en gemotiveerd in een overzicht dat als Bijlage 3 aan deze Verwerkersovereenkomst zal worden gehecht. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor aanvullingen en/of wijzigingen van de Bijlagen 1 en 2. 3. Bij belangrijke wijzigingen in het product en/of de (aanvullende) diensten die van invloed zijn op de Verwerking van de Persoonsgegevens wordt, alvorens de Onderwijsinstelling de keuze hiertoe aanvaardt, de Onderwijsinstelling in begrijpelijke taal geïnformeerd over de consequenties van deze wijzigingen. Onder belangrijke wijzigingen wordt in ieder geval verstaan: de toevoeging of wijziging van een functionaliteit die leidt tot een uitbreiding ten aanzien van de te Verwerken Persoonsgegevens en de doeleinden waaronder de Persoonsgegevens worden Verwerkt. De wijzigingen zullen in Bijlage 1 worden opgenomen. 4. Wijzigingen in de artikelen van de Verwerkersovereenkomst kunnen uitsluitend in gezamenlijkheid worden overeengekomen. 5. In het geval enige bepaling van deze Verwerkersovereenkomst nietig, vernietigbaar of anderszins niet afdwingbaar is of wordt, blijven de overige bepalingen van deze Verwerkersovereenkomst volledig van kracht. Partijen zullen in dat geval met elkaar in overleg treden om de nietige, vernietigbare of anderszins niet afdwingbare bepaling te vervangen door een uitvoerbare alternatieve bepaling. Daarbij zullen partijen zoveel mogelijk rekening houden met het doel en de strekking van de nietige, vernietigde of anderszins niet afdwingbare bepaling.

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer die tijdens het deel- nemerschap arbeidsongeschikt is geworden, terzake van die tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid. 2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegenpensioengrondslag boven het maximum WIA-uitkeringsdagloon conform de Wet financiering Sociale Verzekeringen. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd op het opbouwgrensbedrag. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris, de ploegenpensioengrondslag en het maximum WIA-uitkeringsdagloon, zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. 4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspen- sioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel: Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van Bedraagt het uitkeringspercentage 80% of meer 100% 65% tot 80% 72,5% 55% tot 65% 60% 45% tot 55% 50% 35% tot 45% 40% 0% tot 35% 0% De mate van arbeidsongeschiktheid geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde percentage. De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld: Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven. 5. In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. 6. Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is. Het pensioenfonds kan de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen weigeren als de deelnemer binnen een half jaar· na aanvang van het deelnemerschap, zijn werkzaamheden (deels) staakt wegens ziekte en de gezondheidstoestand van de werknemer dit ten tijde van aanvang van het deelnemerschap kennelijk moest doen verwachten. De periode van een half jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer bij het pensioenfonds of een andere pensioenuitvoerder direct voorafgaand op een vergelijkbaar niveau dekking had voor hetzelfde risico. 7. In geval van arbeidsongeschiktheidspensioen wegens arbeidsongeschiktheid van een deeltijd- werknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage van het pensioengevend salaris en de ploegenpensioengrondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. 8. vervallen – 9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.

  • Geschillenbeslechting en toepasselijk recht 15.1 Op alle overeenkomsten en rechtshandelingen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is Nederlands recht van toepassing. 15.2 Partijen zullen slechts een beroep op de rechter doen nadat zij zich tot het uiterste hebben ingespannen om middels mediation het geschil te beslechten. 15.3 De rechter in de vestigingsplaats van opdrachtnemer is, met uitsluiting van anderen, bevoegd van geschillen kennis te nemen. 15.4 Van toepassing is steeds de laatst gedeponeerde versie van de algemene voorwaarden of de versie zoals deze gold ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst. 15.5 Opdrachtnemer heeft het recht de algemene voorwaarden te wijzigen en de gewijzigde Algemene Voorwaarden op bestaande overeenkomsten van toepassing te verklaren. 15.6 Indien opdrachtnemer de gewijzigde algemene voorwaarden op bestaande overeenkomsten van toepassing verklaart, zal opdrachtnemer de wijzigingen tijdig bekend maken. Zij zullen 31 dagen na de schriftelijke bekendmaking van de wijziging in werking treden tenzij op de bekendmaking een latere datum wordt vermeld. Indien opdrachtgever een wijziging in de algemene voorwaarden niet wenst te accepteren kan hij de overeenkomst tegen de datum waarop de gewijzigde voorwaarden van kracht worden, opzeggen. Opdrachtgever dient alsdan de opzegging zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee (2) weken na de schriftelijke bekendmaking van de wijzing schriftelijk aan opdrachtnemer te vermelden.

  • Onderwerp en opdracht Verwerkersovereenkomst 1. Deze Verwerkersovereenkomst is van toepassing op de Verwerking van Persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de Product- en Dienstenovereenkomst. 2. De Onderwijsinstelling geeft Verwerker conform artikel 28 AVG opdracht en Instructies om Persoonsgegevens te verwerken namens de Onderwijsinstelling. De Instructies van de Onderwijsinstelling kunnen onder meer nader omschreven zijn in deze Verwerkersovereenkomst en de Product- en Dienstenovereenkomst. 3. De bepalingen uit de Verwerkersovereenkomst gelden voor alle Verwerkingen zoals opgenomen in Bijlage 1, die plaatsvinden ter uitvoering van de Product- en Dienstenovereenkomst. Verwerker brengt Onderwijsinstelling onverwijld op de hoogte indien Verwerker reden heeft om aan te nemen dat Verwerker niet langer aan de Verwerkersovereenkomst kan voldoen.

  • Geschillen, toepasselijk recht 1. De rechter in de vestigingsplaats van gebruiker is bij uitsluiting bevoegd van geschillen kennis te nemen, tenzij de kantonrechter bevoegd is. Niettemin heeft gebruiker het recht het geschil voor te leggen aan de volgens de wet bevoegde rechter. 2. Partijen zullen eerst een beroep op de rechter doen nadat zij zich tot het uiterste hebben ingespannen een geschil in onderling overleg te beslechten. 3. Op elke overeenkomst tussen de pedagoog en de cliënt als opdrachtgever is Nederlands recht van toepassing.

  • Als arbeidsongeschiktheid van een medewerker te verwachten is Raakt een medewerker binnen zes maanden na de start van de module of van zijn dienstverband arbeidsongeschikt? En was zijn gezondheidstoestand bij de start van de module of van zijn dienstverband al zodanig dat u de arbeidsongeschiktheid had kunnen verwachten? Dan kunnen we de aanvulling tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigeren. Had u direct voor de start van de module een soortgelijke verzekering, dan is bovenstaande bepaling bij de start van de module niet van toepassing. De bepaling is wel altijd van toepassing bij nieuwe medewerkers.