Common use of Wezenpensioen Clause in Contracts

Wezenpensioen. 1. Jaarlijks verkrijgt de wees een aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van de aanspraak is bepaald in de toepasselijke sectorbepalingen (deel II) van het pensioenreglement. 2. Het wezenpensioen voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens deel II, artikel 5 letter b aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits: a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en c. voor het kind van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer geëindigd) dienstverband. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 3, derde lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan het in artikel 3, derde lid, genoemde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt.

Appears in 12 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Jaarlijks verkrijgt de wees Bij overlijden van een aanspraak (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. De hoogte van de aanspraak Het kind dat ouder is bepaald in de toepasselijke sectorbepalingen (deel II) van dan 21 jaar en jonger is dan 27 jaar heeft recht op een wezenpensioen als het pensioenreglementstudeert of invalide is. 2. Het wezenpensioen voor De toets of een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioenkind studeert of invalide is, waarop vindt plaats volgens deel II, artikel 5 letter b aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits: a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en c. voor het kind normen van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer geëindigd) dienstverbandAlgemene Kinderbijslagwet. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het Als het kind niet studeert of invalide is wordt het wezenpensioen eindigt op de laatste dag uitgekeerd tot het einde van de maand, maand waarin het kind de 1821-jarige leeftijd bereikt. Wanneer Als het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 3, derde lid, eindigt studeert of invalide is wordt het wezenpensioen op uitgekeerd tot en met de laatste dag maand waarin aan de in lid 2 gestelde voorwaarden wordt voldaan, maar uiterlijk tot het einde van de maand, maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag . 4. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen aan het einde van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan het in artikel 3, derde lid, genoemde vereistevan overlijden. 5. De jaarlijks te verkrijgen aanspraak op wezenpensioen bedraagt 14% van de jaarlijks te verkrijgen aanspraak op ouderdomspensioen. Het wezenpensioen eindigt voorts is op enig moment gelijk aan de laatste dag som van de maandverkregen aanspraken op wezenpensioen, waarin vermeerderd met toeslagen als bedoeld in artikel 11. 6. Voor de tijdens het kind overlijdtdeelnemerschap overleden deelnemer wordt de verkregen aanspraak op wezenpensioen verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag en de laatst vastgestelde deeltijdfactor aanspraak zou hebben verkregen. 7. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen (gewezen) partner meer is die aanspraak heeft (gehad) op (bijzonder) partnerpensioen.

Appears in 5 contracts

Samples: Pension Fund Agreement, Pension Fund Agreement, Pension Fund Agreement

Wezenpensioen. 1. Jaarlijks verkrijgt de wees een aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van de aanspraak is bepaald in de toepasselijke sectorbepalingen (deel II) Het jaarlijks wezenpensioen voor elk kind bedraagt 14% van het pensioenreglementin dat jaar op te bouwen ouderdomspensioen op basis van artikel 14. 2. Het Indien de (aspirant)deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd overlijdt, wordt het jaarlijks wezenpensioen voor een gewezen als bedoeld in het eerste lid vermeerderd met het wezenpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer is gelijk aan het wezenpensioentot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven. Daarbij wordt aangenomen, waarop volgens deel II, artikel 5 letter b aanspraak dat in de pensioengrondslag en in de deeltijdfactor geen wijziging meer zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits: a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en c. voor het kind van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer geëindigd) dienstverbandopgetreden. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden, mits de wees in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de wees 18 jaar wordt dan wel eerder overlijdt. 4. Het Onder voorwaarden kan het wezenpensioen eindigt op uitgekeerd worden tot uiterlijk de laatste dag maand waarin de wees 27 jaar wordt: a. ingeval de wees in de zin van de maand, waarin Algemene Kinderbijslagwet als invalide wordt beschouwd; b. ingeval de wees xxxxx is dan 18 jaar doch jonger dan 27 jaar en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het kind volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Indien niet langer voldaan wordt aan hetgeen is gesteld in sub a dan wel sub b van dit lid zal de 18-jarige leeftijd bereiktuitkering van wezenpensioen worden beëindigd. 5. Wanneer Voor volle wezen wordt het echter een kind betreft pensioen als bedoeld in lid 1 van dit artikel 3, derde lid, eindigt het wezenpensioen op verdubbeld. 6. Onder volle wees wordt verstaan de wees van wie de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan het in artikel 3, derde lid, genoemde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt(pleeg)ouder is overleden.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenregeling, Pensioenregeling, Pensioenregeling

Wezenpensioen. 1. Jaarlijks verkrijgt de wees een aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van de aanspraak is bepaald in de toepasselijke sectorbepalingen (deel II) van het pensioenreglement. 2. Het wezenpensioen voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens deel II, artikel 5 letter b aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits: a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en c. voor het kind van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer geëindigd) dienstverband. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Indien het kind op het moment van overlijden 18 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar is en op dat moment nog geen onderwijs of een opleiding volgt als bedoeld in artikel 3 lid 3, deel I, dan gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin het kind dat wel gaat doen. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 3, derde lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan het in artikel 3, derde lid, genoemde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Jaarlijks verkrijgt de wees een aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van de aanspraak is bepaald in de toepasselijke sectorbepalingen (deel II) van het pensioenreglement. 2. Het wezenpensioen voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens deel II, artikel 5 letter b aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits: a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en c. voor het kind van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer geëindigd) dienstverband. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 4. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 3, derde lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan het in artikel 3, derde lid, genoemde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement