Common use of CASSATIEMIDDELEN Clause in Contracts

CASSATIEMIDDELEN. De eiser voert in zijn verzoekschrift twee middelen aan. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 10, 11 en 159 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 44, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, 1°, en 54, inzonderheid het eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementering; - voor zoveel als nodig artikel 25, §1, eerste lid van het ministerieel besluit van 26 no- vember 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. Aangevochten beslissing In de bestreden beslissing verklaart het arbeidshof, recht sprekend over de vordering van de eiser tot vernietiging van de beslissing van de directeur van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout van de verweerder van 20 mei 2005, het hoger beroep van de verweerder gegrond, op grond van alle motieven waarop de beslissing steunt, die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomen, en in het bijzonder de volgende: "Voor de toepassing van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden (zie Cass. 2 maart 1987, R. W. 1987-88, 442; X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2, nr. 16188); het door (de eiser) ingeroepen criterium ter weerlegging van het passend karakter van de verlaten dienstbetrekking, met name een gewone dage- lijkse afwezigheid uit zijn gewone verblijfplaats van meer dan 12 uur en/of een dagelijkse duur van verplaatsing van meer dan 4 uur na zijn verhuis naar Ravels, is derhalve niet die- nend. (...) Gelet op voormelde elementen heeft (de eiser), in toepassing van artikel 54 van het Werkloosheidsbesluit, geen recht op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005. (De verweerder) heeft dienvolgens terecht bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (de eiser) uitgesloten van het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005. Het hoger beroep is gegrond".

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

CASSATIEMIDDELEN. De eiser voert eisers voeren in zijn hun verzoekschrift twee middelen een middel aan. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 10, 11 1382 en 159 1383 van het Burgerlijk Wetboek; - artikel 5 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet; - wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen in zake mili- taire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de artikelen 44militaire invaliden van vredestijd, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, 1°, en 54, inzonderheid het eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementering; - voor zoveel als nodig diens opheffing bij artikel 25, §1, eerste lid van het ministerieel besluit van 26 no- vember 1991 houdende de toepassingsregelen 48 van de werkloosheidsreglementeringwet van 18 mei 1998 tot wijziging van de wetgeving betreffende de oorlogspensioenen en -renten. 1 Cass., 9 jan. 2006, XX X.00.0000.X, nr. 22.‌ 2 Artikel 5 van de wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen inzake militaire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de militairen in vredestijd, zoals van kracht voor zijn opheffing bij artikel 48 van de wet van 18 mei 1998. Aangevochten beslissing In de Het Hof van Beroep te Brussel verklaart in het bestreden beslissing verklaart het arbeidshofarrest van 18 oktober 2005, recht sprekend over na cassatie en binnen de vordering perken van de eiser tot vernietiging van de beslissing van de directeur van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout van de verweerder van 20 mei 2005vernietiging, het hoger beroep beroep, aan- getekend door de verweerder tegen het vonnis van de verweerder Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent van 9 oktober 1995, ook voor het overige gegrond en hervormt het bestreden vonnis, behalve in zoverre het de oorspronkelijke vordering ontvankelijk heeft verklaard en de ge- rechtskosten in eerste aanleg heeft begroot en, voor het overige opnieuw recht sprekend, verklaart de oorspronkelijke vordering ook voor het overige gegrond. Het Hof van Beroep te Brussel veroordeelt de eisers aldus in solidum om aan de ver- weerder een bijkomend bedrag te betalen van 239.031,75 euro, te vermeerderen met de vergoedende interest tegen de wettelijke rentevoet vanaf 1 augustus 1990 en de gerechte- lijke interest. Het hof van beroep stoelt deze beslissing op volgende motieven: "Tussen partijen bestaat geen betwisting meer dat (de verweerder) de medische kosten van de heer M.M., veroorzaakt door het verkeersongeval van 3 augustus 1989, heeft be- taald op grond van alle motieven waarop de beslissing steunt, die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomen, wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen inzake mi- litaire pensioenen en in het bijzonder verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de volgende: "Voor de toepassing militaire invaliden van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden (zie Cass. 2 maart 1987, R. W. 1987-88, 442; X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2, nr. 16188); het door (de eiser) ingeroepen criterium ter weerlegging van het passend karakter vredestijd. Artikel 1 van de verlaten dienstbetrekkingvoornoemde wet bepaalt: 'De militaire invaliden wier invaliditeit te wijten is aan een schadelijk feit, met name dat zich in vredestijd gedurende en ingevolge de dienst heeft voorgedaan, alsmede hun rechtverkrijgenden, kunnen aanspraak maken op een gewone dage- lijkse afwezigheid uit zijn gewone verblijfplaats van meer dan 12 uur en/of een dagelijkse duur van verplaatsing van meer dan 4 uur na zijn verhuis naar Ravelsver- goedingspensioen, is derhalve niet die- nend. (...) Gelet op voormelde elementen heeft (de eiser), in toepassing van artikel 54 van waarvan het Werkloosheidsbesluit, geen recht op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005. (De verweerder) heeft dienvolgens terecht bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (de eiser) uitgesloten van het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005. Het hoger beroep is gegrond"bedrag en verleningsvoorwaarden hierna bepaald worden'.

Appears in 1 contract

Samples: Arrest Van Het Hof Van Cassatie

CASSATIEMIDDELEN. De eiser eiseres voert in zijn verzoekschrift twee drie middelen aan. Eerste middel , waarvan het tweede gesteld is als volgt : Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 10, 11 1382 en 159 1383 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwethet Burgerlijk Wetboek; - de artikelen 44artikel 1134, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, 1°, en 54, inzonderheid het eerste derde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementeringBurgerlijk Wetboek; - voor zoveel als nodig artikel 25, §1, eerste lid algemeen rechtsbeginsel betreffende het rechtsmisbruik. Aangevochten beslissingen Het arrest beslist dat de eiseres rechtsmisbruik heeft gepleegd en beveelt de heropening van het ministerieel besluit van 26 no- vember 1991 houdende debat teneinde de toepassingsregelen partijen in staat te stellen hun middelen te doen gelden omtrent de schade die uit dit rechtsmisbruik voortvloeit, met name op grond : "dat (een getuigenverhoor) evenwel niet noodzakelijk is, in zoverre uit de nu reeds vaststaande feiten, ongeacht wat de opzegging zelf betreft, blijkt dat de handhaving van de werkloosheidsreglementering. Aangevochten beslissing In opzegging door (de bestreden beslissing verklaart het arbeidshofeiseres) in ieder geval rechtsmisbruik oplevert; (...) dat wanneer de overeenkomst beëindigd wordt, recht sprekend over de vordering en dan vooral eenzijdig beëindigd, en één van de eiser tot vernietiging partijen een contractuele sanctie oplegt, die partij meer bepaald gebonden is door een verplichting van solidariteit en loyauteit; dat de schuldeiser die het slachtoffer wordt van de beslissing tekortkoming van zijn schuldenaar, rekening moet houden met de directeur gewettig- de belangen van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout zijn medecontractant (Stijns, Xxx Xxxxxx et Wéry, Chronique de juris- prudence. Les obligations: les sources, J.T., 1996, p. 703, n° 35 d); dat de rechter in geval van misbruik, d.w.z. wanneer de verweerder van 20 mei 2005schuldeiser twee mogelijkheden heeft en de voor zijn schuldenaar meest schadelijke oplossing uitkiest zonder daar zelf enig bijzonder voordeel 1 Zie Cass., het hoger beroep van de verweerder gegrond9 maart 1973, op grond van alle motieven waarop de beslissing steuntAC., die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomen1973, en in het bijzonder de volgende: "Voor de toepassing van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden (zie 671; Cass., 6 nov. 2 maart 1987, R. W. 1987-88AC., 442; X. xxx Xxxxxxxxxx1998, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2AR 5397, nr. 16188149. uit te halen, matigend kan optreden door het recht van de schuldeiser binnen de grenzen van de normale uitoefening terug te brengen (J. T. , 1996, p. 708, nr. 46); het door dat (de eisereiseres) ingeroepen criterium zich verschanst achter de overweging dat de regelmatige opzegging van de kredieten tot gevolg had dat haar schuldvordering volledig opeisbaar werd en dat zij, bij gebrek aan betaling van die schuldvordering, tot de gedwongen uitvoering kon over- gaan zonder misbruik te plegen, zodat 'er van rechtsmisbruik geen sprake kan zijn' (... ); dat het middel niet ter weerlegging zake dienend is gezien de uitoefening van een recht niet uitsluit dat er van dit recht misbruik kan worden gemaakt, aangezien, integendeel, rechtsmisbruik alleen voorkomt naar aanleiding van de uitoefening van een recht; dat: 'même régulièrement mises en œuvre, des procédures d'exécution deviennent abu- sives et intolérables lorsque le but poursuivi n'est plus d'obtenir le paiement mais de désta- biliser le débiteur en confondant exécution et vengeance ou en recherchant de manière im- pitoyable un résultat même minime, quitte à faire subir un lourd préjudice xx xxxxx' (Xx Xxxxx, Recouvrement et dignité humaine, 15 november 2002, S.P.F.J. 3/Form, Echange d'expériences professionnelles entre juges des saisies, p. 7); dat (de eiseres), door haar beslissing om het krediet stop te zetten en de gedwongen te- rugbetaling van haar schuldvordering na te streven door op het industrieel gebouw beslag te leggen, uit de twee mogelijkheden die zij heeft, de voor haar schuldenaar meest schade- lijke oplossing uitkiest zonder daar zelf enig bijzonder voordeel uit te halen: - de gedwongen verkoop van het passend karakter koetswerkatelier zal (de verweerder) hoogstwaar- schijnlijk verplichten aangifte van zijn faillissement te doen, zoals hij dit betreurt; hij gaat het voordeel van de verlaten dienstbetrekkingverschoonbaarheid vorderen en (de eiseres) loopt dus het risico dat haar verhaalsmogelijkheden beperkt worden tot de prijs van het onroerend goed; haar schuldvordering is echter hoger dan het bedrag van de voorschotten waarmee de bouw- grond en de bouw gefinancierd werden en het is weinig waarschijnlijk dat de openbare verkoop voldoende opbrengt om haar volledig schadeloos te stellen; - indien zij van de opzegging afziet, met name zoals (de verweerder) dringend verzoekt, en zijn voorstellen inwilligt, worden de achterstallige gelden onmiddellijk betaald en wordt de overeenkomst daarenboven op een gewone dage- lijkse afwezigheid uit normale manier voortgezet, zonder risico's te nemen die wezenlijk verschillen van die (welke zij) aanvaard heeft bij de opening van het kre- diet, aangezien de moeilijkheden die zich hebben voorgedaan zozeer aan toevallige ge- beurtenissen te wijten zijn gewone verblijfplaats dat er geen reden is om te vrezen dat deze zich zouden herha- len; dat hoewel de bestraffing van meer dan 12 uur en/of een dagelijkse duur het rechtsmisbruik erin bestaat het recht van verplaatsing de schuldei- ser binnen de grenzen van meer dan 4 uur na zijn verhuis naar Ravelsde normale uitoefening ervan terug te brengen, is derhalve dus (van de ver- weerder) de terugbetaling van de achterstallige gelden te eisen en de maandelijkse terug- betalingen op regelmatige wijze te hervatten, kan de bank evenwel niet die- nendin rechte gedwon- gen worden de rechtsband die zij verbroken heeft, te herstellen; dat : 'la résiliation est un acte juridique unilatéral réceptice. Elle produit ses effets de plano et irrévocablement, dès l'instant où elle a été adressée à l'autre partie et que celle-ci l'a reçue ou, à tout le moins, a pu en prendre connaissance' (Xxxx, Vue d'ensemble sur les causes d'extinction des contrats, C.U.P., décembre 2001, p. 26, n°. 18); dat : 'dès lors, (...) Gelet op voormelde elementen heeft (de eiser), in toepassing le juge ne pourrait, sous peine d'outrepasser ses pouvoirs, prononcer l'exécution forcée - en nature ou par équivalent - du contrat' (Delforge, L'unilatéralisme et la fin du contrat, op. cit., p. 112, n° 77); dat : 'seul un accord des deux parties pourrait supprimer les consé- quences futures de l'acte antérieurement posé' en 'faire renaître le rapport juridique' (Dela- haye, Résiliation et résolution unilatérales en droit commercial belge, 1984, p. 125, 218 et 219; Xxx Xxxxxxxxxx, Les obligations, Examen de jurisprudence, R.C.J.B., 1988, n°. 147, p. 37, 39 en 40); dat de eenzijdige ontbinding van artikel 54 een overeenkomst het onmiddellijk tenietgaan van de overeenkomst meebrengt en de toevlucht tot de gedwongen uitvoering van de overeen- komst, al was het Werkloosheidsbesluitbij equivalent, geen uitsluit, maar enkel recht geeft op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005. het herstel van de schade ten gevolge van de onrechtmatige handhaving van die overeenkomst (De verweerder) heeft dienvolgens terecht bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (de eiser) uitgesloten van het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005. Het hoger beroep is gegrondCass., 9 maart 1973, Pas., 1973, I, 640)".

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

CASSATIEMIDDELEN. De eiser eiseres voert in zijn haar verzoekschrift twee middelen aan. Eerste (...) Tweede middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 101134, 11 en 159 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 44, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, 11165 en 1184 van het Burgerlijk Wetboek; - artikel 1138, 2°, en 54, inzonderheid het eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementeringGerechtelijk Wetboek; - voor zoveel als nodig artikel 25het algemeen rechtsbeginsel van de autonomie der procespartijen, §1, eerste lid het beschikkingsbe- ginsel genaamd; - het algemeen rechtsbeginsel dat de eerbiediging van het ministerieel besluit recht van 26 no- vember 1991 houdende verdediging voor- schrijft. Aangevochten beslissingen De appelrechters stellen vast dat de toepassingsregelen overeenkomst van 3 maart 1988, waarbij verweer- ders hun onroerend goed, dat is aangesloten op het openbaar waterleidingnet, aan mevr. XxX hadden verkocht, bij arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 23 november 1998 ex tunc werd vernietigd en dat dit goed onbezwaard moest worden teruggeplaatst in het patrimonium van de werkloosheidsreglementeringverweerders (p. 2-3, nr. Aangevochten beslissing In de I van het bestreden beslissing verklaart arrest). Met bevestiging van het arbeidshofeerste vonnis, recht sprekend over maar met een andere motivering, wijst het be- streden arrest de vordering die de eiseres tegen de verweerders had ingesteld en strekte tot de veroordeling van deze laatsten tot betaling aan de eiseres van de eiser tot vernietiging som van 3.284,44 euro, te vermeerderen met de beslissing van de directeur van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout van de verweerder van 20 mei 2005interesten, het hoger beroep van de verweerder gegrondevenwel af als ongegrond, op grond van alle motieven waarop onder meer volgende redenen: "11. Wat betreft de beslissing steuntstelling van (de eiseres) over de gevolgen van een vernietiging 'ex tunc' onder 'terugwerkende kracht van het arrest van 23 november 1998': stelt (de eiseres) terecht dat een vernietiging "ex tunc" tegenstelbaar is aan derden; het zou anders in veel gevallen enkel denkbeeldige gevolgen hebben. Die nietigheid van een overeenkomst dient ten aanzien van derden gezien te worden als een feit dat ingevolge artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek niet tot nadeel noch tot voordeel van een derde kan strekken. De retroactieve nietigheid kan met andere woorden niet tot nadeel strekken van een derde maar dus ook niet tot voordeel. Aan de tegenstelbaarheid van de retroactieve nietigheid van een overeenkomst kan geen ruimere draagwijdte worden toegekend dan aan het bestaan zelf van zo een overeen- komst (zie over dit algemeen principe van tegenstelbaarheid van het bestaan o.a. W. Xxx Xxxxxx en S. Covemaecker, die hier beschouwd Verbintenissenrecht, Acco, Leuven, 2001, p. 138 e.v.). Het Hof van Cassatie verwoordt het zo: "Uit artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek volgt niet dat een overeenkomst voor de derden niet bestaat; een derde kan zich onder meer op het bestaan ervan beroepen niet om de uitvoering ervan te eisen, doch om de ver- zaking te bewijzen van een andere overeenkomst waardoor hij met een van de partijen was verbonden" (Cass., 10 december 1971, Arr. Cass., 1972, 360-361; Pas., 1972, 1, 355- 356). Dit moet mutatis mutandis worden integraal toegepast op de (retroactieve) nietigheid van een overeenkomst. (De eiseres) kan (als derde) niet de retroactiviteit van de vernietiging van de verkoop van het onroerend goed in haar eigen voordeel inroepen om er zo het recht uit te zijn hernomenputten zelf het voordeel van de retroactieve werking te verkrijgen, en in dit voor wat be- treft het bijzonder contract van waterlevering dat (opnieuw) met geïntimeerden ontstond vanaf de volgende: "Voor de toepassing vernietiging van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden deze verkoop." (zie Cass. 2 maart 1987, R. W. 1987p. 9-88, 442; X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2, nr. 16188); het door (de eiser) ingeroepen criterium ter weerlegging 10 van het passend karakter van de verlaten dienstbetrekking, met name een gewone dage- lijkse afwezigheid uit zijn gewone verblijfplaats van meer dan 12 uur en/of een dagelijkse duur van verplaatsing van meer dan 4 uur na zijn verhuis naar Ravels, is derhalve niet die- nend. bestreden arrest) Grieven (...) Gelet op voormelde elementen heeft (Tweede onderdeel Luidens artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek brengen overeenkomsten alleen ge- volgen teweeg tussen de eiser)contracterende partijen en brengen zij aan derden geen nadeel toe. Weliswaar zijn derden, in de regel, verplicht om het bestaan van overeenkomsten en hun gevolgen te erkennen en er ook rekening mee te houden. Het bestaan van een overeenkomst kan evenwel aan een derde niet worden tegengewor- pen wanneer die overeenkomst niet meer bestaat en de toestand die ze regelde verdwenen is. De ontbinding van een wederkerige overeenkomst, met toepassing van artikel 54 de artikelen 1134, tweede lid, en 1184 van het WerkloosheidsbesluitBurgerlijk Wetboek, geen recht heeft in beginsel ex tunc uitwer- king. De appelrechters stellen vast dat de overeenkomst van 3 maart 1988, waarbij verweer- ders hun onroerend goed, dat is aangesloten op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005het openbaar waterleidingnet, aan mevr. (De verweerder) heeft dienvolgens terecht XxX hadden verkocht, bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (de eiser) uitgesloten arrest van het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005Hof van Beroep te Brussel van 23 november 1998 ex tunc werd vernietigd en onbezwaard moest worden teruggeplaatst in het patrimo- nium van de verweerders. Het hoger beroep is gegrond"Evenwel beslissen de appelrechters dat de eiseres, die vreemd was aan de vermelde overeenkomst, niet in haar eigen voordeel de retroactiviteit van de nietigheid van de ont- binding ervan kan inroepen. Door aldus te beslissen dat de gevolgen van de overeenkomst van 3 maart 1988, na de ontbinding ex tunc, blijven voortbestaan voor de eiseres, miskennen de appelrechters het beginsel van de relativiteit van de overeenkomsten, zoals dat door artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek wordt uitgedrukt (schending van artikel 1165 van het Burgerlijk Wet- boek). Tevens miskennen de appelrechters hierdoor de uitwerking in rechte van de gerechtelij- ke ontbinding van die overeenkomst (schending van de artikelen 1134, tweede lid, en 1184 van het Burgerlijk Wetboek).

Appears in 1 contract

Samples: Overeenkomst

CASSATIEMIDDELEN. De eiser eiseres voert in zijn verzoekschrift de volgende twee middelen aan. aan : Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 10artikel 21, 11 en 159 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 44§3, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overle- vingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwer- kers en vrijwillig verzekerden; - artikel 149 van de Grondwet. Aangevochten beslissingen Het arrest verwerpt de door de eiseres aangevoerde exceptie van verjaring en beslist dat de rechtsvordering tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde binnen de wettelij- ke termijn is ingesteld, zodat het volledige onverschuldigde bedrag kan worden terugge- vorderd, en 54zegt voor recht dat de eiseres de verweerder een onrechtmatig uitbetaald be- drag van 18.073,71 euro verschuldigd is, op alle gronden die thans als volledig weergege- ven worden beschouwd, en inzonderheid op grond dat "Het onverschuldigd betaalde, in dit geval, zijn oorsprong vindt in de toekenning van een rustpensioen ten laste van de overheid. Het onverschuldigd betaalde vindt zijn oor- sprong in de toekenning van een voordeel in een andere regeling dan die welke bedoeld wordt in de eerste paragraaf van artikel 21 van de wet van 13 juni 1966. Inzake verjaring is dus het eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementering; - voor zoveel als nodig artikel 25, §1, eerste tweede lid van het ministerieel besluit de derde paragraaf van 26 no- vember 1991 houdende toepassing. Krachtens dit lid verjaart de toepassingsregelen rechtsvordering tot terugvordering door verloop van zes maanden te rekenen vanaf de werkloosheidsreglementering. Aangevochten beslissing In de bestreden beslissing verklaart het arbeidshof, recht sprekend over de vordering van de eiser tot vernietiging da- tum van de beslissing van die de directeur van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout van de verweerder van 20 mei 2005, het hoger beroep van de verweerder gegrond, op grond van alle motieven waarop de beslissing steunt, die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomen, en in het bijzonder de volgende: "Voor de toepassing van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden (zie Cass. 2 maart 1987, R. W. 1987-88, 442; X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2, nr. 16188); het door (de eiser) ingeroepen criterium ter weerlegging van het passend karakter van de verlaten dienstbetrekkingvoornoemde voordelen, met name een gewone dage- lijkse afwezigheid uit zijn gewone verblijfplaats het pensioen ten laste van de overheid, toekent of verhoogt; Onder de datum van de beslissing die de voordelen toekent of verhoogt, moet de datum van kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene en aan de uitbetalingsinstelling ver- staan worden (Cass., 14 december 1998, J.T.T., 1999, 90). Deze kamer van het [arbeids]hof heeft reeds opgemerkt dat de samenvatting van het voormelde arrest van het Hof van Cassatie verschilde van het in het Nederlands gestelde arrest, voor zover de 'of' in het Frans is vertaald door 'en'. Het [arbeids]hof oordeelt evenwel dat de oorspronkelijke tekst en de vertaling niet onverenigbaar zijn. Men diende immers de datum te vermelden waarop de verjaring van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde was ingegaan, meer dan 12 uur en/bepaald wanneer de beslissing die aan de oorsprong van het onverschuldigd betaalde ligt, laattijdig ter kennis was gebracht. Men diende ook rekening te houden met het feit dat, gelet op de Europese reglementering, de opdrachtgevende instelling de - zelfs buiten- landse - beslissingen aan de begunstigde ter kennis dient te brengen. Een persoon of een dagelijkse duur instelling kan pas op het ogenblik dat hij of zij op de hoogte wordt gebracht van verplaatsing de beslis- sing die het onverschuldigd betaalde veroorzaakt, beslissen om het onverschuldigd betaal- de terug te vorderen, aangezien hij of zij daarvoor niet wist dat er zich een onverschuldigd betaalde had voorgedaan of kon voordoen. Het is dus logisch dat de verjaringstermijn, voor de instelling, begint te lopen vanaf het ogenblik dat die instelling, die het onverschul- digd betaalde moet terugvorderen, op de hoogte is gebracht en niet ervóór, zelfs al was de prestatie waaruit het onverschuldigd betaalde is voortgevloeid, reeds voordien aan de be- gunstigde van meer dan 4 uur die prestatie ter kennis gebracht; Nr. 540 - 6.11.06 XXX XXX XXXXXXXX 0000 Xx xxxxxxxxxx tot toekenning van het rustpensioen ten laste van de overheid is te dezen op 1 december 1995 [aan de verweerder] ter kennis gebracht. Die datum vormt het begin- punt van de verjaringstermijn. De verbeterende beslissing van 18 maart 1996 [van de ver- weerder], die binnen de zes maanden na zijn verhuis naar Ravelsde kennisgeving van 1 december 1995 ter kennis is gebracht, is derhalve niet die- nend. (...) Gelet op voormelde elementen heeft (de eiser), in toepassing verjaring overeenkomstig de vierde paragraaf van artikel 54 21 van de wet van 13 juni 1966 rechtsgeldig gestuit. De terugvordering van het Werkloosheidsbesluitonverschuldigd be- taalde van 3 juni 1996 heeft de verjaring overeenkomstig die zelfde paragraaf eveneens rechtsgeldig gestuit. Aangezien de rechtsvordering tot terugvordering binnen de wettelijke termijn is ingesteld, geen recht op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005. (De verweerder) heeft dienvolgens terecht bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (de eiser) uitgesloten van kan het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005. Het hoger beroep is gegrondvolledige onverschuldigde bedrag teruggevorderd worden".

Appears in 1 contract

Samples: Benelux Trademark Law

CASSATIEMIDDELEN. De eiser Xxxxx voert in zijn verzoekschrift twee middelen aan. Eerste een middel aan : Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 101134, 11 1135 en 159 1854 van het Burgerlijk Wetboek, laatstgenoemd artikel zoals het destijds van kracht was en, zo nodig, artikel 31 van het Wetboek van vennoot- schappen; - artikel 459 van het Gerechtelijk Wetboek, zowel voor als na de wijziging ervan bij de wet van 15 november 1992; - artikel 31 van het Wetboek van vennootschappen; - algemeen rechtsbeginsel waarvan artikel 459 van het Gerechtelijk Wetboek een toe- passing vormt en volgens hetwelk in een contract van huur van werk de prijs van het werk op het einde ervan en behoudens andersluidend beding door de aannemer eenzijdig en te goeder trouw wordt vastgesteld onder voorbehoud van een marginale toetsing door de rechter; - artikel 149 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 44, 51, inzonderheid §1, eerste lid en tweede lid, 1°, en 54, inzonderheid het eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloos- heidsreglementering; - voor zoveel als nodig artikel 25, §1, eerste lid van het ministerieel besluit van 26 no- vember 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. Aangevochten beslissing In de beslissingen Het bestreden beslissing verklaart het arbeidshof, recht sprekend over de vordering van de eiser tot vernietiging van de beslissing van de directeur van het werkloosheidsbu- reau te Turnhout van de verweerder van 20 mei 2005, arrest : "Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en ten dele gegrond; Xxxxxxx het beroepen vonnis behalve in zoverre het de rechtsvordering ontvankelijk verklaart en de kosten begroot; Veroordeelt [de verweerder] om [aan de eiser] het bedrag van 24.905 euro te betalen, vermeerderd met de interest, tegen de wettelijke rentevoet, op 91.100,87 euro tussen 12 februari 1992 en 6 juli 1993, op 64.071,73 euro tussen 6 juli 1993 en 30 april 2004 en op 24.905,73 euro tussen 30 april 2004 tot de volledige betaling, en beslist dat de vervallen interesten worden gekapitaliseerd op 13 oktober 1997, 16 februari 2000, 28 maart 2001, 8 februari 2002, 7 februari 2003 en 31 maart 2004; Voegt de kosten samen en veroordeelt iedere partij in de helft ervan" en het baseert die beslissingen op de volgende gronden : "1. Feiten van de verweerder gegrondzaak en voorafgaande rechtspleging De [eiser] was sedert 1971 raadsman van de Belgische Staat, ministerie van Openbare Werken, [de verweerder], in het kader van een abonnement. Het geschil heeft betrekking op het ereloonsaldo dat verband houdt met twee dossiers die hem in 1979 buiten abonnement werden toegewezen. In het dossier Somival vorderde [de eiser] op 8 juli 1991 een bedrag van 5.000.000 BEF (secretariaatskosten inbegrepen) en, in een brief van dezelfde dag, een bedrag van 8.000.000 BEF in het geschil Spee. Daar die ereloonstaten werden betwist en [de verweerder] onder voorwaarden akkoord ging om de zaak voor de raad van de Orde te brengen, had [de eiser] geen andere keuze dan te dagvaarden tot betaling voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel. Die rechtbank wees op 10 mei 1996 een eerste vonnis waarbij de vordering ontvanke- lijk verklaard werd en de zaak voor advies naar de raad van de Orde verwezen werd. Op 1 juli 1997 heeft de raad het omstandig gemotiveerde advies uitgebracht dat de twee ere- loonstaten [van de eiser] de grenzen van de billijke gematigdheid niet te buiten gingen. Het beroepen vonnis van 10 december 1999 heeft de vordering gegrond verklaard en [de verweerder] veroordeeld om [aan de eiser] de volgende bedragen te betalen: - 4.333.386 BEF, vermeerderd met de moratoire interesten, tegen de wettelijke rente- voet, op grond van alle motieven waarop de beslissing steunt4.900.000 BEF tussen 12 februari 1992 en 6 juli 1993, die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomendaarna op 4.333.386 BEF, welke interesten werden gekapitaliseerd op 13 oktober 1997, en in het bijzonder vermeerderd met de volgendege- rechtelijke interesten die vervallen zijn of nog moeten vervallen vanaf die datum; - 7.201.261 BEF, vermeerderd met de moratoire interesten, tegen de wettelijke rente- voet, op 7.725.000 BEF tussen 12 februari 1992 en 6 juli 1993, daarna op 7.201.261 BEF, welke interesten werden gekapitaliseerd op 13 oktober 1997, en met de gerechtelijke inte- resten die vervallen zijn of nog moeten vervallen vanaf die datum: "Voor de toepassing van voormeld artikel 54 Werkloosheidsbesluit is het onverschillig of de dienstbetrekking werd verlaten om een wettige of onwettige reden (zie Cass. 2 maart 1987, R. W. 1987-88, 442; X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium - Sociaal zeker- heids-recht, band 2, nr. 16188); het door (de eiser) ingeroepen criterium ter weerlegging van het passend karakter van de verlaten dienstbetrekking, met name een gewone dage- lijkse afwezigheid uit zijn gewone verblijfplaats van meer dan 12 uur en/of een dagelijkse duur van verplaatsing van meer dan 4 uur na zijn verhuis naar Ravels, is derhalve niet die- nend. (...) Gelet op voormelde elementen heeft (de eiser), in toepassing van artikel 54 van het Werkloosheidsbesluit, geen recht op werkloosheidsuitkeringen vanaf 10 januari 2005 tot 6 februari 2005. ([De verweerder) heeft dienvolgens terecht bij administratieve beslissing van 20 mei 2005 (] werd bovendien veroordeeld in de eiser) uitgesloten van het recht op uitkeringen vanaf 17 januari 2005 tot 6 febru- ari 2005. Het hoger beroep is gegrond"kosten.

Appears in 1 contract

Samples: Benelux Trademark Law