Europese regelgeving. De huidige Europese richtlijnen zijn 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU. Richtlijn 2014/24/EU is de zogenaamde ‘klassieke sectoren richtlijn’ en omvat regels ten aanzien van werken, leveringen en diensten; deze vervangt richtlijn 2004/18/EG. Richtlijn 2004/25/EU, de zogenaamde nutssectoren richtlijn, omvat regels op het gebied van de sectoren water, post en energie; deze vervangt richtlijn 2004/17/EG. Richtlijn 2014/23/EU betreft het plaatsen van concessieovereenkomsten. Daarnaast is Xxxxxxxxx 2007/66/EG van toepassing welke de rechtsbescherming van deelnemende inschrijvers naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure regelt. De Europese regelgeving sluit aan bij het internationale verdrag Government Procurement Agreement binnen de World Trade Organisation.
Europese regelgeving. De Europese Richtlijn (2004/18/EG, zijnde wetgeving) bevat voorschriften betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Wanneer de waarde van de te geven opdracht een tweejaarlijks vast te stellen drempelbedrag te boven gaat, dient er altijd aanbesteed te worden volgens het gestelde in de Europese richtlijn.
Europese regelgeving. Binnen de integrale delta-aanpak is nitraat een belangrijk spoor, dat relevant is voor grondwaterwinningen van vier drinkwaterbedrijven in zeven provincies. De ministeries van LNV en IenW stellen sinds eind vorige eeuw elke vier jaar een Actieprogramma Nitraatrichtlijn op, het NAP. Dit nationale mestbeleid is een verplichting vanuit de Europese Nitraatrichtlijn, waarin lidstaten moeten aangeven hoe zij ervoor gaan zorgen dat er minder waterverontreiniging ontstaat door nitraten uit agrarische bronnen. Het 6de NAP is onlangs vastgesteld en geldt van 2018 tot eind 2021; in 2022 start dan het 7de NAP, dat zal lopen tot 2025. In 2027, tijdens het 8ste NAP, zal Nederland ook moeten voldoen aan alle doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water, de KRW.
Europese regelgeving. 135 Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hebben 361 Kruithof, Moons en Paulus 1975, 746-749. 362 Cass. 28 november 1980, R.W. 1981-1982, 1845; Kh. Brussel 28 juni 1983, J.T. 1983, 544; Rb. Brussel 18 oktober 1989, J.L.M.B. 1990, 103; Gent 19 september 1990, R.W. 1990-1991, 1273; Antwerpen 17 september 1991, R.W. 1991-1992, 957; Kh. Charleroi 27 november 1991, J.L.M.B. 1992, 449; Liège 22 oktober 1991, J.T. 1992, 440; Vred. Brussel 15 juni 1995, R.W. 1997-1988, 306. 363 Zie Xxxxxxxx 1999, 109-111; Xxxxx en Stijns 2000, 310-311. op 29 juni 2000 een Richtlijn uitgevaardigd ter bestrijding van beta- lingsachterstanden bij handelstransacties die voor 8 augustus 2002 in de nationale wetgevingen van de lidstaten moeten worden opgenomen (PB 2000 L 200 van 8 augustus 2000, blz. 35).364 Het betreft hier uitsluitend transacties tussen ondernemers. De schuldenaar bij incassozaken is vaak een consument en hiervoor geldt de richtlijn niet. Het belang is dan ook klein. Naast een rentevergoeding en een verkorte incassoprocedure, moeten de lidstaten in hun wetgeving opnemen dat de schuldeisers aan- spraak kunnen maken op een redelijke schadeloosstelling voor de ver- liezen ontstaan door betalingsachterstanden. De schadeloosstelling heeft onder meer betrekking op de gemaakte incassokosten en moet in ver- houding staan tot de schuld.
Europese regelgeving. Subsidie wordt verstrekt met in achtneming van:
1. De Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV; Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 jun 2014 (PbEU2014, L 187));
2. De de-minimus vrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun).
Europese regelgeving. De provincie toetst subsidieaanvragen aan de Europese staatssteunregelgeving. Staatssteun omvat, kort gezegd, niet-marktconforme voordelen van de overheid aan ondernemingen, waarmee de mededinging wordt vervalst en het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Als een aangevraagde subsidie leidt tot het verstrekken van onverenigbare staatssteun dan kan de provincie deze weigeren. Provinciale subsidies aan ondernemingen die voldoen aan de staatssteuncriteria moeten in beginsel ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. De aanmeldingsplicht kent echter een aantal uitzonderingen. Zo biedt de zogenaamde Algemene Groepsvrijstellingsverordening voor bepaalde categorieën steun de mogelijkheid deze onder voorwaarden direct te verlenen. Daarnaast levert subsidie die onder de zogenaamde de-minimisverordening valt geen staatssteun op. Deze verordening is van toepassing op subsidies waarvan het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel, voor een onderneming over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 200.000,- niet overschrijdt. In voorkomend geval dient de subsidieontvanger een de-minimisverklaring te ondertekenen, waarmee wordt aangetoond dat het plafond niet wordt overschreden. De steunmaatregelen die op basis van deze verordening verstrekt kunnen worden aangemerkt als staatsteun. Elke steunmaatregel die op basis van deze verordening verstrekt wordt zal derhalve individueel beoordeeld worden op de vraag of verlening van de steun staatsteun oplevert. Voor zover sprake is van staatsteun wordt de subsidie geweigerd tenzij de steun verleend kan worden op basis van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de De-minimus verordening.
Europese regelgeving. Woningcorporaties moeten vanaf 1-1-2022 jaarlijks minimaal 92,5% van hun vrijgekomen sociale-huurwoningen toewijzen aan de EU-doelgroep. Dit zijn: - Eénpersoonshuishoudens met een inkomen tot € 40.765 (prijspeil 2022). - Meerpersoonshuishoudens met een inkomen tot €45.015 (prijspeil 2022) 7,5% mag de corporatie vrij toewijzen. Dit percentage mag verhoogd worden naar maximaal 15% als dit vastgelegd wordt in de prestatieafspraken. Woningbelang, de gemeente en de HBV zien hier de voordelen van in en leggen dit hierbij vast.
Europese regelgeving. De vervoerconcessie dient verleend te worden overeenkomstig hetgeen is bepaald in de voornoemde PSO-verordening. Deze verordening geeft kaders in geval ter uitvoering van een openbaredienstverplichting een exclusief recht wordt verleend en bevat onder meer regels onder welke omstandigheden compensatie kan worden gegeven voor de uitvoering van een openbaredienstverplichting. Ten behoeve van een dergelijk recht op compensatie dient een openbaredienstcontract te worden gesloten. Deze concessie is zo’n openbaredienstcontract. De verordening geeft voorts onder andere regels over de maximale duur van een concessie. Naast deze PSO-verordening is onder andere de Verordening (EG) 1371/2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer van belang (hierna Verordening passagiersrechten spoor). Het Europese voorstel voor openstelling van de markt voor binnenlands personenvervoer per spoor van het vierde spoorpakket kan eveneens van invloed zijn. In het standpunt van het kabinet naar aanleiding van het vierde spoorpakket is een belangrijke inzet dat de overgangstermijn voor eventuele verplichte aanbesteding zodanig verlengd moet worden, dat na afloop van de vervoerconcessie een gefaseerde invoering mogelijk is (vanaf 2025) en dat voorwaarden voor concurrentie op het spoor zo zijn dat de financiële risico’s voor de concessieverlener beperkt zijn en er geen suboptimaal gebruik van het netwerk ontstaat (Kamerstukken II 2013/14, 33546, nr. 12, van 11 november 2013).
Europese regelgeving. Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 26 oktober 2018, C(2018) 6937, met betrekking tot steunmaatregel SA.44848 (2017/N) (Catalogus Groenblauwe diensten).
Artikel 4.1. wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: In het kader van het meerjarendoel 2.5.1 (de leefbaarheid van het landelijk gebied en de kleine kernen is beter) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten in kleine kernen:
a. het investeren in een bestaande fysieke basisvoorziening in het sociaal domein;
b. het organiseren en uitvoeren van een activiteit ter bevordering van de sociale cohesie;
c. het versterken van een organisatie die structureel activiteiten ter bevordering van de sociale cohesie verzorgt.
Europese regelgeving. RICHTLIJN 2001/42/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 juni 2001 BETREFFENDE DE BEOORDELING VAN DE GEVOLGEN VOOR HET MILIEU VAN BEPAALDE PLANNEN EN betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. Overwegende hetgeen volgt: (….) Milieurapport