Praktijkprobleem Voorbeeldclausules

Praktijkprobleem. “Van 1917 tot 1987 vormden de steenkoolmijnen de ruggengraat van de Limburgse economie” (Xxx Xxxxxxxxxxx, 1998:7). De goedkope import van kolen en de substitutie door olie deed de vraag naar Limburgse steenkool dalen. De Limburgse steenkoolproductie werd verlieslatend en noodgedwongen sloten de Limburgse steenkoolmijnen. Dankzij voldoende overheidsinitiatieven, zoals onder andere het ‘Toekomstcontract voor Limburg’ (1987), ‘Actieplan voor Limburg’ (Limburgplan, 1997) en de vele overheidssteun werd er getracht om via reconversie het getroffen Limburg economisch terug welvarend te maken. Hiervoor dienden industriële ondernemingen aangetrokken te worden in de provincie. Op die manier kon een grote groep van werkloze mijnwerkers terug aan de slag gaan. In 2005 werd een overeenkomst tussen de Vlaamse regering en de provincie Limburg, ‘Limburgcontract 2006-2009’, afgesloten. Het is een concreet actieplan waarmee de Vlaamse regering een nieuwe socio-economische dynamiek in Limburg mee wil ondersteunen en de bestaande socio-economische achterstanden in de provincie tracht weg te werken. Het plan tracht het investeringsklimaat in de provincie te verbeteren en focust zich op de speerpuntsectoren logistiek & mobiliteit, groen & milieu, toerisme en de fruitsector. Het groene Limburg is vandaag de meest industriële provincie van Vlaanderen (VKW, 2007). Dit zorgt enerzijds voor veel werkgelegenheid voor zowel laag- als hooggeschoolden, maar anderzijds is de provincie door haar grote industriële afhankelijkheid ook een stuk conjunctuurgevoeliger dan andere regio’s. De dienstensector is in Limburg nog lang niet voldoende ontwikkeld. Volgens gouverneur Xxxxxxxx (2007) zal Limburg het niet gemakkelijk hebben om op het niveau van andere omliggende regio’s te komen. Verder is er nog de toenemende globalisering, welke ook zijn stempel drukt op de Limburgse economie. Ze zorgt ervoor dat de industriële ondernemingen in Limburg niet enkel over een groter klantenpotentieel beschikken, maar ook dat ze in aanraking komen met nieuwe concurrenten in BRICK-groeimarkten en Oost-Europa. Deze groei-economieën vormen met hun lagere loonkost dan ook een bedreiging voor de industrie in regio’s zoals de provincie Limburg. Volgens gourverneur Xxxxxxxx (2007) zal het belang van de industriële productie in Limburg afnemen. Limburg dient zich meer en meer te gaan concentreren op de zogenaamde ‘speerpuntsectoren’, waarbij Limburg, dankzij haar centrale ligging in Europa, geprofileerd dient te word...
Praktijkprobleem. 1.1.1 Algemene kenmerken van het Belgisch sociale zekerheidsbestel Het Belgisch sociaal zekerheidsbestel wordt gekenmerkt door haar pluralistische karakter. Zij is niet-staats maar toch publiekrechterlijk georganiseerd. Veelal wordt het jaar 1886 beschouwd als de startdatum van de sociale wetgeving in België. Ouder zijn de plaatselijke verenigingen van onderlinge bijstand waarmee de eerste grondslagen voor de sociale voorzorg en de welvaartsstaat werden gelegd. De naam ‘sociale zekerheid’ werd via de besluitwet van 28 december 1944 officieel vastgelegd, waar voorheen van sociale verzekering gesproken werd (Deleeck, 2001). Algemeen wordt het Belgische stelsel als een continentaal, Bismarckiaans sociaal zekerheidsstelsel beschouwd. Dit stelsel beschermt bijdrage-betalers tegen drie grote sociale risico’s: ziekte, werkloosheid en ouderdom. Het Bismarckiaans sociale verzekeringstelsel sluit nauw aan bij het arbeidscontract. Bijdragen en uitkeringen worden bepaald op basis van het bruto-inkomen uit arbeid. Zowel op werknemers als werkgevers worden sociale lasten geheven (Munro & Xxxxxxxx, 1999). Anders dan in het Angelsaksische sociale zekerheidsstelsel vormt het verzekeringsprincipe de basis voor het Belgische bestel. Sociale bijdragen, geheven op het inkomen, en uitkeringen vormen dus een nauwe band. Dit verzekeringsprincipe wordt echter in België gemilderd door het solidariteitsprincipe van de bijstand. Deze solidariteit maakt onze sociale verzekering tot een sociale zekerheid. Dit sociaal vangnet vormt echter een residueel systeem. Deze bijstand koppelt de proportionaliteitsband tussen bijdrage en uitkering los door in minimum– en maximumuitkeringen te voorzien (Deleeck, 2001). Voorts kent men een gelaagde opbouw in de Belgische sociale zekerheid. De structuur rust traditioneel op drie pijlers. De sociale zekerheid is wettelijk geregeld (eerste pijler). Deze eerste pijler vormt dan ook de kern. Daarenboven bestaat er een bovenwettelijke collectieve (tweede pijler) en individuele (derde pijler) uitbreiding op de eerste pijler. (Xxxxxxx, Xxxxxxx & Xxxxxxxx, 2006).
Praktijkprobleem. België is van alle markten thuis. Ons land drijft handel met bijna iedere staat in de wereld. Bijna de helft van de totale export gaat naar onze drie belangrijkste handelspartners: Duitsland, Nederland en Frankrijk. Duitsland blijkt voor België het belangrijkste exportland met een exportcijfer van 19,75 % voor 2006. Vlaanderen staat al een tijdje aan de internationale top. De toenemende mondialisering van de economie zorgt voor kansen die nu nog niet volledig benut worden. (xxx.xxxx.xx) Het aantal Belgische ondernemers dat zaken doet met Duitsland blijft nog steeds groeien. Daarnaast overwegen steeds meer zaakvoerders om een bedrijf in Duitsland op te richten. Voor België is Duitsland het belangrijkste exportland. Aantrekkelijk aan de Duitse markt is het volume, de goede perspectieven van het afzetgebied en de nog steeds goede koopkrachtontwikkeling van de bevolking.(xxx.xxxxxxxxxxxx.xx) Ondanks de ogenschijnlijke sterke overeenkomsten met België is het echter zeer belangrijk een goed inzicht te krijgen in de bijzondere kenmerken van de Duitse manier van zaken-doen. Immers, elke cultuur heeft zijn eigen kenmerken die zich uiten in allerlei gedragingen en taalgebruik. De kern van het probleem situeert zich in het begrijpen van de Duitse zakenpartner. We dienen dus de Duitse omgangsvormen, tradities en gewoonten onder de loep te nemen en deze dan te vergelijken met de Belgische, i.c. de Vlaamse. Met kennis van deze cultuurverschillen kan de Vlaamse ondernemer tijdens onderhandelingen met zijn Duitse zakenpartners anticiperen op eventuele problemen. Kortom: wat moet men doen om succesvol te onderhandelen met Duitse zakenpartners, en wat moet men absoluut vermijden en hoe? Om een goed inzicht te krijgen in het probleem is het misschien noodzakelijk zich te beperken tot onderzoek in een bepaalde regio, in plaats van zich te richten op de gehele Duitse markt. Duitsland bestaat immers uit zestien zeer van elkaar verschillende deelstaten. Tussen deze deelstaten bestaan er grote economische – en mentaliteitsverschillen. Het zou dus kunnen dat er ook belangrijke cultuurverschillen zijn tussen de deelstaten. (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx )
Praktijkprobleem. België is een land van zeer veel verenigingen. Binnen deze kleine, grote en zeer grote verenigingen zijn honderdduizenden leden, bestuurders, vrijwilligers en personeelsleden actief. Deze verenigingen zijn maatschappelijk en economisch zeer belangrijk. Zo vertegenwoordigen zij 5% van het Bruto Binnenlands Product en 9,6% van de werkgelegenheid.1 Overeenkomstig artikel 27 van de Belgische grondwet hebben de Belgen het recht zich te verenigen. In de ruime betekenis van het woord kan een vereniging dus worden omschreven als een vrijwillige groepering van mensen en middelen ter verwezenlijking van een gemeenschappelijk doel. In deze betekenis kan men dus spreken van zowel een handelsvennootschap als een vzw of feitelijke vereniging.2 De Koning Xxxxxxxxxxxxxxxxxx verstaat onder verenigingen alle instellingen zonder winstoogmerk (IZW’s).3 Met verenigingen in België worden dus de verenigingen zonder winstoogmerk (VZW), de Stichtingen van openbaar nut en de feitelijke verenigingen (FV) bedoeld. Een vereniging zonder winstoogmerk is een groep natuurlijke personen of rechtspersonen die een belangloos doel nastreven. Of zoals staat beschreven in artikel 1 van de wet van 27 juni 1921: ‘ De vereniging zonder winstoogmerk is die, welke niet nijverheid- of

Related to Praktijkprobleem

  • Deelbaarheid 11.1. Indien één of meer bepalingen van deze Overeenkomst niet rechtsgeldig blijkt en/of blijken te zijn zal de Overeenkomst voor het overige van kracht blijven. Partijen zullen over de bepalingen die niet geldend zijn overleggen, teneinde een vervangende regeling te treffen die wel rechtsgeldig is en zoveel mogelijk aansluit bij de strekking van de te vervangen regeling.

  • Erfdienstbaarheden Het goed wordt verkocht met alle actieve en passieve, zichtbare en onzichtbare erfdienstbaarheden waarmee het bezwaard of bevoordeeld kan zijn. De verkoper is ertoe gehouden de hem bekende conventionele erfdienstbaarheden te vermelden, behalve deze die zichtbaar zijn. De koper heeft geen verhaal voor andere erfdienstbaarheden, die hij zal moeten dulden, zelfs als hij ze niet kende. De verkoper verklaart geen erfdienstbaarheden te hebben gevestigd lastens het verkochte goed en geen kennis te hebben van zichtbare erfdienstbaarheden. De koper wordt in de plaats gesteld in de rechten en plichten van de verkoper vervat in hogervermelde bepalingen, voor zover ze nog van toepassing zijn en betrekking hebben op het verkochte goed, zonder dat deze clausule meer rechten kan verlenen aan derden dan deze voortspruitende uit regelmatige en niet-verjaarde titels of uit de wet.

  • Kostbaarheden 1.4 U bent alleen verzekerd voor diefstal van kostbaarheden uit een vervoermiddel als:

  • Duurzame inzetbaarheid 1. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden tot het werken in een ploegendienst. Werkgever en werknemer zullen in onderling overleg bepalen of hieraan uitvoering kan worden gegeven. De werknemer dient aan het begin van elk kalenderjaar aan te geven indien hij gebruik wenst te maken van deze uitzonderingsregeling.

  • Leefbaarheid Een leefbare wijk is een randvoorwaarde voor iedereen om Rotterdam als aantrekkelijke woonstad te kunnen ervaren. Dit vraagt een inzet van alle betrokkenen in de wijk: bewoners, verhuurders, gemeente en ondernemers. Samen werken deze partners volgens een integrale aanpak, bestaande uit een combinatie van instrumenten, waarvan het werken aan wijken in balans een belangrijke is.

  • Werktijden De gemiddelde arbeidstijd bedraagt .. uur per week. Voor werknemer geldt de in de onderneming van toepassing zijnde werktijdenregeling. Het aantal te werken uren kan bij fulltimers in een seizoenbedrijf wisselend zijn met inachtneming van de bepalingen uit artikel 10 lid 2b. of: De gemiddelde arbeidstijd bedraagt .. uur per week. De werknemer is werkzaam volgens dienstrooster, dat door werkgever ten minste twee weken van tevoren wordt vastgesteld.* (indien van toepassing)

  • Bedenktijd Artikel 1

  • Thuisblijven a. De werknemer dient thuis te blijven tot het moment waarop, door of namens de werkgever, de eerste controle heeft plaatsgevonden. Tot het moment waarop de eerste controle heeft plaatsgehad, mag de werknemer alleen van huis gaan voor een bezoek aan de huisarts of de bedrijfsarts of om zijn werkzaamheden te hervatten.

  • Haalbaarheid 6.2 DAS informeert u over de haalbaarheid van uw zaak en overlegt met u over de aanpak. DAS kan ook besluiten de verlening van rechtsbijstand (voor een deel) over te dragen aan een deskundige die niet bij DAS werkt. Zo iemand noemen we een externe deskundige. U machtigt DAS om opdrachten namens u te geven.

  • Betaalbaarheid Het voorstel draagt bij aan meer betaalbare woonruimte in de koop- en/of huursector in het sociale en middeldure segment Doelgroepen Het voorstel draagt bij aan de behoefte aan huisvesting vanuit specifieke doelgroepen, met name starters, ouderen en nieuwkomers (internationale werknemers en nieuwe Limburgers) Impact woningmarkt Het voorstel draagt op de (middel)lange termijn bij aan het in overeenstemming brengen van woningbehoefte en -voorraad Woningvoorraad Het voorstel voorziet in het actualiseren van ruimtelijke plannen (planvoorraad wonen, retailfuncties, etc.) Kleine kern Het voorstel behelst maatregelen in een kern buiten de stedelijke centra Innovatie Het voorstel speelt in op nieuwe woonvarianten, zoals flexwonen, tiny houses, hofjeswoningen, tijdelijke woonruimte en kluswoningen Xxxxxxxxx Het voorstel draagt bij aan het terugdringen van leegstaande objecten in een kern die vanuit sociaal-maatschappelijk optiek onwenselijk is